In twee arresten van 2 juli 2020 stelt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen dat een ‘verklaring vrijwillige terugkeer’ geen beslissing is die aangevochten kan worden voor de RvV, maar dat de beslissing om de overdrachtstermijn te verlengen wel vernietigd kan worden als ze louter steunt op de weigering om dergelijke verklaring te ondertekenen.
Twee RvV arresten van 11-12-2019 in algemene vergadering (nr. 230 067 en nr. 230 068) bevestigen een beleidswijziging van het CGVS sinds april 2019. Noch de Europese kwalificatierichtlijn, noch een nationale of internationale rechtsregel schrijven voor dat aan familieleden van een persoon met internationale bescherming hetzelfde statuut moet toegekend worden.
RvV arrest nr. 225.595 van 2-9-2019 vernietigt een weigeringsbeslissing van het CGVS omdat het een minderjarige die in eigen naam een verzoek om internationale bescherming deed, niet hoorde. Het CGVS besliste op basis van het persoonlijk onderhoud van de ouders.
Sinds de Covid-19 pandemie zijn er tientallen veroordelingen van Fedasil door de Arbeidsrechtbank van Brussel om asielzoekers op te vangen die al weken wachten op een afspraak bij DVZ. Het Arbeidshof Brussel veroordeelde Fedasil ook tot opvang van een asielzoeker met een volgend verzoek (arrest 2020/888 van 20 mei 2020) en van een asielzoeker met een Dublinweigering (arrest 2020/756 van 24 april 2020).
EHRM arrest nr. 3599/18 van 5-5-2020 verklaarde de vordering van een Syrisch gezin tegen de weigering door België van een ‘humanitair visum’ ontoelaatbaar. Zij vielen buiten de territoriale en extraterritoriale rechtsmacht van België.
De RvV oordeelt in arrest nr. 234.963 van 8-4-2020 en arrest nr. 241.571 van 29-9-2020 dat het CGVS naast de individuele omstandigheden ook rekening moet houden met de algemene situatie in Griekenland, zoals blijkt uit voorgelegde landenrapporten en objectieve informatiebronnen. De RvV verwijst naar HvJ arrest Ibrahim van 19-3-2019. In arrest nr. 245.948 van 10-12-2020 benadrukt de RvV dat ook de individuele omstandigheden van de verzoeker na het verkrijgen van het internationaal beschermingsstatuut in Griekenland, grondig onderzocht moeten worden. RvV arrest nr. 272.124 van 29-4-2022 stelt dat het CGVS voldoende onderzoek moet voeren en informatie moet bijbrengen over de situatie van statushouders in Griekenland die ernaar terugkeren nadat hun verblijfsvergunning daar verstreken is.Verder oordeelt de RvV in drie arresten (nr. 259.842 van 31-08-2021; nr. 260.134 van 3-09-2021; nr. 260.192 van 6-09-2021) dat de psychische kwetsbaarheid van verzoekers met beschermingsstatuut in Griekenland een nieuw element vormt dat grondig onderzocht moet worden bij een volgend verzoek om internationale bescherming in België.
Het bijzondere machtenbesluit nr. 19 van 5 mei 2020 (BS 6 mei 2020) voorziet in een tijdelijke verlenging van termijnen van rechtspleging en schriftelijke behandeling van beroepen bij de RvV. Er geldt een verschillende regeling voor gewone procedures en voor dringende zaken.
Als DVZ geen nieuw BGV aflevert nadat een eerder BGV werd vernietigd, kan betrokkene ervan uit gaan dat DVZ het onwettig verblijf bewust gedoogt. Dat kan uitzonderlijk een buitengewone omstandigheid uitmaken in het kader van een humanitaire regularisatie-aanvraag. Dat zegt RvV arrest nr. 234.621 van 30-03-2020.
Raad van State arrest nr. 247 140 van 25-02-2020 vernietigt een arrest waarin de RvV subsidiaire bescherming toekende met voordeel van de twijfel, terwijl sommige elementen van de aanvraag ongeloofwaardig waren.
Sinds einde januari 2020 werd bekend dat DVZ bij een negatieve Dublinbeslissing aan de verzoeker om internationale bescherming vraagt om binnen de tien dagen een “Verklaring vrijwillige terugkeer” te ondertekenen en terug te sturen. Zoniet beschouwt DVZ dit als een risico op onderduiken en verlengt DVZ de overdrachtstermijn tot 18 maanden.
RvS arresten nr. 246.340 van 9-12-2019 en nr. 252.072 van 9-11-2021 veroordelen de gebrekkige motivering van leeftijdsbeslissingen na triple scan onderzoek van jongeren die zich niet-begeleide minderjarige hadden verklaard. Het was in beide zaken niet mogelijk te begrijpen hoe de dokter uit de uitéénlopende resultaten van de drie scans het eindresultaat heeft afgeleid.
Het feit dat de geboortedatum van een erkend vluchteling niet kan worden gepreciseerd, betekent niet dat zijn identiteit die erkend is door CGVS ongeloofwaardig is. Het verhindert dus niet om de Belgische nationaliteit te krijgen. Dat besluit de rechtbank van Kortrijk op 6-2-2020.
Het Koninklijk Besluit van 15-12-2019 bevestigt de lijst van veilige herkomstlanden voor asiel: Albanië, Bosnië-Herzegovina, Noord-Macedonië, Georgië, India, Kosovo, Montenegro en Servië.
GwH arresten nr. 186/2019 en nr. 206/2019 stellen dat het annulatieberoep tegen 9ter-weigering (zonder ex nunc beoordeling) niet moet vergeleken worden met het beroep in volle rechtsmacht tegen een weigering van internationale bescherming (met ex nunc beoordeling). Bij wijziging van de medische situatie na 9ter-weigering is het annulatieberoep geen daadwerkelijk beroep, maar er zijn nog andere, daadwerkelijke beroepen mogelijk.
In de zaak N.A. tegen Finland van 14-11-2019 veroordeelt het EHRM Finland voor een schending van het recht op leven (artikel 2 EVRM) en verbod op foltering (artikel 3 EVRM) wegens onvoldoende onderzoek van het verzoek om internationale bescherming.
De RvV verduidelijkt dat in vier arresten van 18 en 19-11-2019 (nrs. 228 889, 228 888, 228 946 en 228 949). Specifieke individuele elementen kunnen wel aanleiding geven tot toekenning van internationale bescherming.
RvV arrest nr. 226 710 van 26-09-2019 oordeelt dat een inreisverbod voor alle EU-lidstaten overeenkomstig de Terugkeerrichtlijn onverenigbaar is met een overdrachtsbesluit aan een EU-lidstaat op basis van de Dublin III-Verordening.
Sinds 1-09-2019 is het eerste AI van een asielzoeker 4 maanden geldig vanaf de asielaanvraag en niet pas vanaf de afgifte van het AI. Dat volgt uit een wijziging van artikel 74 en 75 Verblijfsbesluit.
De Franse Cour Nationale du Droit d’Asile (CNDA) erkende op 26-07-2019 een Soedanese vluchteling omdat tijdens een identificatiemissie georganiseerd door de Belgische autoriteiten in najaar 2017 gegevens over hem bekend waren geraakt bij de Soedanese autoriteiten.
RvV arrest nr. 219.732 van 12-04-2019 vernietigt een niet-ontvankelijkheidsbeslissing door CGVS van een volgend verzoek om internationale bescherming. CGVS houdt onder meer onvoldoende rekening met een medisch attest dat gedetailleerd en conform het Istanbul-protocol elk letsel en de graad van consistentie omschrijft tussen de letsels en de verklaringen van verzoekster.
RvV arrest nr. 217.481 van 2-02-2019 vernietigt een beslissing van het CGVS omdat de notities van het persoonlijk onderhoud pas samen met de beslissing waren overgemaakt aan de verzoeker om internationale bescherming, waardoor deze geen kans kreeg om nog opmerkingen te geven. Ook RvV arrest nr. 217.479 van 26-02-2019 vernietigt een beslissing van CGVS wegens onvoldoende toegang tot het administratief dossier.
HvJ arrest nr. C-391/16, C-77/17 en C-78/17 van 14 mei 2019 verduidelijkt dat de intrekkings- en weigeringsgronden wegens gevaar voor de samenleving (na definitieve veroordeling voor een bijzonder ernstig misdrijf) of veiligheid van de staat (artikel 14, leden 4 en 5, van de Kwalificatierichtlijn 2011/95) in lijn zijn met artikel 18 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat uitdrukkelijk verwijst naar het VN-Vluchtelingenverdrag.
Sinds voorjaar 2019 weigert het CGVS internationale bescherming aan ouders die geen persoonlijke vrees voor vervolging of risico op ernstige schade hebben, ook al is hun kind erkende vluchteling omdat het vrouwelijke genitale verminking vreest. De ouders kunnen slechts een 9bis regularisatieaanvraag indienen. Fedasil zou dan wel de opvang verlengen.