Nieuws

RvV arrest nr. 264.217 van 24-11-2021 oordeelt dat een vreemdeling met een geldige verblijfskaart die België minder dan een jaar verlaat, een recht op terugkeer behoudt, ook na ambtshalve afvoering van het vreemdelingenregister en supprimatie van de verblijfskaart. Artikel 3 Verblijfswet is niet van toepassing op een persoon die gemachtigd is tot verblijf, zoals verzoeker.
Tussen de Europese Unie en Kaapverdië bestond al sinds 2014 een overeenkomst die de visumvoorwaarden voor een kort verblijf versoepelde. Recent werden aan deze bestaande overeenkomst enkele wijzigingen gebracht door een nieuwe overeenkomst. Kaapverdianen kunnen sinds 1 juli 2022 aan verder versoepelde voorwaarden naar de EU reizen voor een kort verblijf. Omgekeerd geldt dit ook voor Unieburgers die naar Kaapverdië reizen.
Ondanks een eerdere erkenning als vluchting in een andere EU-lidstaat mag het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) op basis van een eigen gegrondheidsonderzoek toch besluiten dat niet (langer) voldaan is aan de voorwaarden voor internationale bescherming. Zo oordeelt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) in arrest nr. 252.141 van 2 april 2021.
RvV arrest nr. 262.192 van 13 oktober 2021 kende de vluchtelingenstatus toe aan een Senegalese vrouw die een abortus had ondergaan. Hierdoor vreesde zij voor vervolging door de Senegalese autoriteiten en voor geweldpleging door haar partner. Daarmee kwam de RvV terug op haar eerdere uitspraak in dezelfde zaak, waarin zij het eerste verzoek om internationale bescherming van de verzoekster had afgewezen.
De rechtbank van eerste aanleg van Brussel veroordeelt op 19-01-2022 de Belgische staat en Fedasil en legt hen dwangsommen op. Verzoekers om internationale bescherming moeten zonder uitstel een verzoek kunnen indienen en hun recht op opvang kunnen uitoefenen. De staat en Fedasil moeten alle noodzakelijke maatregelen nemen om dit mogelijk te maken.
RvV arrest nr. 263.741 van 16-11-2021 stelt dat de DVZ een aanvraag gezinshereniging met een erkend vluchteling niet alleen mag weigeren omdat gelegaliseerde, officiële bewijsstukken over de verwantschap ontbreken. Bovendien had de DVZ niet zorgvuldig onderzocht of de laattijdige vraag tot vrijstelling van materiële voorwaarden (zoals bestaansmiddelen) verschoonbaar was. De RvV past voor beide conclusies rechtspraak van het Hof van Justitie toe.
Hof van Justitie arrest nr. C-490/20 van 14-12-2021 verplicht Bulgarije om een identiteitskaart of paspoort af te leveren voor een kind geboren uit twee moeders (een Bulgaarse en een Britse) in Spanje, zodat het kind haar rechten als Unieburger of bloedverwant kan uitoefenen. Dat moet op basis van de Spaanse geboorteakte, zelfs zonder Bulgaarse geboorteakte.
Fedasil past de criteria en de steunverlening bij vrijwillige terugkeer aan. De aanpassingen gelden voor alle terugkeerders met vertrekdatum vanaf 1 januari 2022. Het vrijwillige terugkeer-programma wordt enerzijds vereenvoudigd. Anderzijds is er sprake van een verhoging van het re-integratiebudget voor de terugkeerder en de service fee voor de lokale partner.
RvV arrest nr. 261.181 van 27 september 2021 oordeelt dat de toegang tot het grondgebied aan een derdelander met geldig studentenvisum kan worden geweigerd als hij zijn reisdoel en verblijfsomstandigheden niet voldoende kan aantonen door stukken en verklaringen. De grenscontrole-instanties kunnen de student daarbij verregaand ondervragen. Dit RvV arrest roept enkele kritische bedenkingen op. De rechtbank van eerste aanleg van Brussel oordeelt in tegenovergestelde zin en kent de man in zijn vonnis nr. 22/1926/A van 14 april 2023 op grond van het oude artikel 1382 Burgerlijk Wetboek een forse schadevergoeding toe wegens onwettige beslissingen tot terugdrijving, detentie en visumintrekking.
RvV arrest nr. 256.555 van 16-06-2021 oordeelt dat het vertrouwensbeginsel is geschonden wanneer het stadsbestuur eerst een F kaart aflevert aan het familielid van een Belg na de wettelijke voorziene termijn van zes maanden, en vervolgens deze kaart een half jaar later weer intrekt en een beslissing tot weigering van de aanvraag ter kennis geeft, ook al was deze beslissing tijdig genomen door DVZ.
In vonnis nr. 21/86/C van 23-08-2021 oordeelde de Franstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel dat een vreemdeling geen effectief rechtsmiddel heeft tegen een weigering van een studentenvisum aangezien hij geen schorsingsprocedure in uiterst dringende noodzakelijkheid kan instellen bij de RvV én de gewone schorsings- en annulatieprocedure in de praktijk niet wordt behandeld voor het begin van het schooljaar.
De RvV oordeelt in arrest nr. 255.139 van 27-05-2021, op basis van HvJ arrest nr. C-836/18 van 27-02-2020, dat een derdelands familielid van een statische Belg die niet voldoet aan de nationale voorwaarden voor gezinshereniging toch een verblijfsrecht kan inroepen als er een zodanige afhankelijkheidsband is dat de statische Belg anders de EU zou moeten verlaten.
De mogelijkheid om een aanvraag in te dienen voor een gecombineerde vergunning of arbeidskaart als Intra-Corporate Transferee of ‘binnen een onderneming overgeplaatste persoon’ is op 16-12-2021 in werking getreden. Het gaat om een omzetting van richtlijn 2014/66/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15-05-2014 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen in het kader van een overplaatsing binnen een onderneming.
Vanaf 1-1-2022 gelden in het Vlaams gewest nieuwe voorwaarden voor het bekomen van een beroepskaart als zelfstandige. Ook de aanvraagprocedure voor een beroepskaart in het Vlaams gewest wijzigt. Dat bepalen het nieuwe Vlaams decreet over de uitoefening van zelfstandige beroepsactiviteiten door buitenlandse onderdanen van 15-10-2021 en het bijhorende uitvoerend besluit van 17 december 2021.
Vanaf 1-1-2022 en opnieuw vanaf 1-3-2022, 1-5-2022, 1-8-2022, 1-11-2022, 1-12-2022 en 1-1-2023 gelden hogere leefloonbedragen. Dit heeft onder meer tot gevolg dat er telkens ook een hoger bedrag bewezen moet worden voor de vormen van gezinshereniging die afhangen van de voorwaarde dat men 'stabiele en toereikende bestaansmiddelen' heeft.