Nieuws

Op 28-9-2022 veroordeelde het Franstalig Arbeidshof van Brussel Fedasil om artikel 11, § 3 van de Opvangwet toe te passen als Fedasil binnen de 48 uur geen opvangplaats geeft aan de verzoeker. Artikel 11, § 3 Opvangwet laat toe om bij verzadiging van het opvangnetwerk geen verplichte plaats van inschrijving (code 207) toe te wijzen. Hierdoor krijgt de verzoeker om internationale bescherming recht op maatschappelijke dienstverlening van het OCMW. Ook het Nederlandstalig Arbeidshof van Brussel sprak zich op 20 december 2022 in dezelfde zin uit.
Grondwettelijk Hof arrest nr. 75/2022 van 9-6-2022 vernietigt gedeeltelijk artikel 2.4.4.2 van het Belgisch Scheepvaartwetboek (BSW). Het ontschepingsverbod voor verstekelingen is op een aantal punten onevenredig, heeft onevenredige gevolgen of is onevenredig ten opzichte van het nagestreefde doel. Ook is het strijdig met artikel 12, eerste lid van de Grondwet en artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
In vonnis nr. 21/875/B van 21-9-2022 oordeelde de familierechtbank te Dendermonde dat een religieus huwelijk gesloten in februari 2017 voor de Eritrese Orthodoxe kerk in Soedan erkend moest worden. De rechtbank controleerde de authenticiteit van de huwelijksakte en de geldigheid van het huwelijk. Anders dan het Openbaar Ministerie en de Dienst Vreemdelingenzaken oordeelde de rechter dat er geen sprake was van een schijnhuwelijk aangezien geen van beide echtgenoten op het ogenblik van de huwelijkssluiting al een verblijfsrecht hadden in België. Het huwelijk kan in 2017 niet gesloten zijn met als enige doel een verblijfsrechtelijk voordeel te krijgen voor een echtgenoot in 2019.
RvV arrest nr. 270.601 van 29-3-2022 vernietigt de weigering van gezinshereniging van een Afghaanse moeder met haar minderjarig kind dat in België erkend vluchteling is en hier vergezeld is door zijn vader. Die weigering hield onvoldoende rekening met het hoger belang van haar bijzonder kwetsbare, minderjarige zoon met een beperking. Dit schendt de formele motiveringsplicht en artikel 12bis, §7 van de Verblijfswet.
RvV arrest nr. 273.049 van 20-05-2022 oordeelt dat steun aan de Koerdische PKK geen uitsluiting rechtvaardigt van internationale bescherming (IB) op grond van artikel 1, F (c) van het Vluchtelingenverdrag. Een uitsluiting van IB kan wel gerechtvaardigd zijn op grond van artikel 1, F (a) Vluchtelingenverdrag wanneer de verzoeker individueel verantwoordelijk kan worden gesteld voor oorlogsmisdrijven.
Hof van Justitie verplicht Polen in arrest nr. C-2/21 van 24 juni 2022 om een identiteitskaart of paspoort af te leveren aan een Pools kind geboren in Spanje uit twee moeders (een Ierse en een Poolse) zodat het kind haar rechten als Unieburger, onder andere het recht op vrij verkeer, kan uitoefenen. Dat moet op basis van de Spaanse geboorteakte, zelfs zonder inschrijving daarvan in de Poolse registers van burgerlijke stand. Dit HvJ-arrest bevestigt eerdere rechtspraak.
De Brussel IIter Verordening is een herziening van de Brussel IIbis Verordening, de hoeksteen van de gerechtelijke samenwerking in familiezaken in de EU (behalve Denemarken). De Verordening stelt uniforme regels vast over de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed en nietigverklaring van het huwelijk, en over geschillen over ouderlijke verantwoordelijkheid in grensoverschrijdende situaties. Bij Wet van 20 juli 2022 werd ons nationale recht aangepast om uitvoering te geven aan deze Verordening.
Raad van State arrest nr. 251.458 van 10-09-2021 en Raad voor Vreemdelingenbetwistingen arrest nr. 263.727 van 16-11-2021 passen het Hof van Justitie arrest G.M.A. van 17-12-2020 toe: een Unieburger die zich als werkzoekende in België wil inschrijven moet een redelijke termijn van minstens zes maanden vanaf de verblijfsaanvraag krijgen om kennis te nemen van de vacatures die bij zijn beroepskwalificaties passen en om het nodige te doen om te worden aangesteld. Pas na deze termijn moet hij kunnen bewijzen dat hij nog altijd werk zoekt, én dat hij een reële kans maakt om te worden aangesteld. Voor die termijn moet hij alleen aantonen dat hij werk zoekt. Bijgevolg mag Dienst Vreemdelingenzaken de aanvraag tot inschrijving van een werkzoekende Unieburger niet weigeren omdat hij zijn reële kans op tewerkstelling niet aantoont voor de termijn van zes maanden is verstreken.
Volgens RvV-arrest nr. 261.727 van 6-10-2021 schendt DVZ het vertrouwensbeginsel niet wanneer hij eerst de verblijfskaart van de echtgenote van een derdelander verlengt, ondanks het overlijden van de referentiepersoon, en een jaar later het verblijf toch intrekt omdat er geen werkelijk gezinsleven meer is ten gevolge van dit overlijden. De chronologie en de feiten van de zaak roepen toch enkele vragen op.
Volgens RvV-arrest nr. 261.780 van 7-10-2021 kan DVZ niet rechtsgeldig stellen dat een uitwijzingsbevel geen inmenging in het gezinsleven is omdat de ouder vanuit het buitenland via moderne communicatiemiddelen contact kan onderhouden met zijn minderjarige kinderen. Een beschermenswaardige gezinsband (artikel 8 EVRM) wordt vermoed bij ouders en hun minderjarige kinderen. Het wordt pas beschouwd als ‘verbroken’ in uitzonderlijke omstandigheden. Hoewel dit tussen partners tijdelijk wel kan worden aanvaard, is communicatie via moderne communicatiemiddelen met kleine kinderen onvoldoende om dit gezinsleven te onderhouden.
Vonnis nr. 21/382/A van 1-04-2022 dwingt de Belgische staat om binnen een redelijke termijn te beslissen over een aanvraag voor een humanitair visum, op straffe van een dwangsom. De Verblijfswet bepaalt geen beslissingstermijn, maar dit algemeen rechtsbeginsel creëert ook subjectieve rechten. Het niet respecteren van dit beginsel is in deze zaak een fout in de zin van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek.
Een instructie van Fedasil van 12-07-2022 laat bepaalde categorieën verzoekers om internationale bescherming toe om hun toewijzing aan een materiële opvangstructuur (code 207) op te heffen. In geval van behoeftigheid komen zij dan in aanmerking voor financiële OCMW-steun. De instructie van 12-07-2022 werd vervangen door de instructie van 10-11-2022 die in werking trad op 14-11-2022.
Sinds 15-6-2022 is er een nieuwe procedure voor controle van de hoofd- of daadwerkelijk tijdelijke verblijfplaats in België van gerechtigden op een IGO. Er is een verruiming van categorieën die niet moeten gecontroleerd worden. En er is een soepeler meldingsplicht voor gerechtigden die het Belgisch grondgebied tijdelijk verlaten. Dit zijn wijzigingen aan het KB tot instelling van een algemeen reglement betreffende de inkomensgarantie voor ouderen.
We gaven onze eerdere nieuwspagina “Afghanistan: verblijfsaanvragen en bijstand sinds machtsovername Taliban” een update. We wijzigden ook de structuur. In dit huidige nieuwsbericht geven we een overzicht van de belangrijkste wijzigingen. We actualiseerden de volgende titels en informatie: 1.1.1. Praktisch verloop visumaanvraag - a) Afghaanse documenten verkrijgen, c) Indiening verbljifsaanvraag: Plaats en wijze van indiening, Verloop indiening, f) Afleveren visum; 1.1.2. Visum gezinshereniging - a) Flexibiliteit vereiste documenten?; 1.2.1. Behandeling van dossiers internationale bescherming; 2.5. Standpunt Centrale Autoriteit Burgerlijke Stand FOD Justitie Afghaanse documenten
Het decreet van 1 juli 2022 bepaalt dat wanneer kinderen verblijven in een collectieve of individuele opvangstructuur voor verzoekers om internationale bescherming, de begunstigden slechts één derde van de gezinsbijslagen ontvangen. Een uitzondering geldt voor het startbedrag en de pleegzorgtoeslag. Daarnaast voegt dit decreet een interpretatieve bepaling toe aan de verblijfsvoorwaarden in het Groeipakketdecreet (GPD). Deze stelt dat het attest van immatriculatie (AI) geen toelating of machtiging tot verblijf vormt. Dit bevestigt de vaste interpretatie over de verblijfsvoorwaarden van het Vlaams Agentschap Uitbetaling Groeipakket. Kinderen met een AI voldoen dus niet aan de verblijfsvoorwaarden uit artikel 8 GPD. Er zijn uitzonderingen voorzien voor niet-begeleid minderjarige vreemdelingen en kinderen slachtoffer mensenhandel en mensensmokkel met een voorlopig verblijfsrecht in afwachting van de definitieve beslissing over de verbljifsaanvraag.
Vanaf 1 augustus 2022 gelden hogere leefloonbedragen. Dit heeft onder meer tot gevolg dat er nu 1.845,48 euro bewezen moet worden voor de vormen van gezinshereniging die afhangen van de voorwaarde dat men 'stabiele en toereikende bestaansmiddelen' heeft. De bedragen zijn intussen nog verhoogd.
Een voormalig Unieburger-werknemer heeft voor de sociale bijstand soms recht op een behandeling gelijk aan die van de onderdanen van het gastland waarin hij eerder werknemer was. Dat is zo wanneer hij een autonoom verblijfsrecht op basis van Verordering 492/2011 behoudt omwille van zijn kinderen die in dat gastland naar school gaan en waarvoor hij daadwerkelijk zorgt. Deze ouder en de schoolgaande kinderen hebben een verblijfsrecht in het gastland tot aan het einde van de opleiding. DVZ kan het verblijfrecht van de kinderen, dat van de voormalig Unieburger-werknemer of dat van de ouder die daadwerkelijk voor hen zorgt, niet beëindigen omdat de Unieburger werkloos wordt of omdat zij een belasting voor de sociale bijstand vormen. Zij hebben recht op sociale bijstand. De toekenning van sociale bijstand vormt geen risico voor het behoud van dit verblijfsrecht. Zo oordeelde het Hof van Justitie in arrest nr. C181/19 van 6 oktober 2020.
Het ministerieel besluit (MB) van 31 maart 2022 wijzigt artikel 2 van het MB van 13 maart 2019 met betrekking tot de gelijkstellingen aan de verblijfsvoorwaarden voor het rechtgevend kind op de gezinsbijslagen in Vlaanderen. Het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) van 24 juni 2022 wijzigt het BVR van 17 mei 2019 met betrekking tot de gelijkstellingen aan de verblijfsvoorwaarden voor het rechtgevend kind op de selectieve participatietoeslagen (schooltoeslagen) in Vlaanderen. Hieruit volgt dat niet-begeleid minderjarige vreemdelingen (nbmv) en kinderen die slachtoffer zijn van mensenhandel of mensmokkel niet langer een attest van immatriculatie (AI) moeten hebben om het recht te hebben op gezinsbijslagen en schooltoeslagen. Zij voldoen aan de verblijfsvoorwaarden wanneer zij het recht hebben om voorlopig op het grondgebied te verblijven in afwachting van de definitieve beslissing over de verblijfsaanvraag.
In arrest 267.725 vernietigt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) op 3 februari 2022 het bevel tot terugbrenging (bijlage 38) dat betekend werd aan de voogd van een niet-begeleid minderjarige vreemdeling (nbmv). De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) oordeelde dat het hoger belang van de minderjarige om een hereniging met de ouders vroeg. De RvV vernietigde deze beslissing die onvoldoende rekening hield met de informatie over de seksuele geaardheid van de nbmv in combinatie met diens kwetsbaar profiel.
Ook als de afstammingsband niet bewezen is, kunnen ook feitelijke vormen van gezinsbeleving bij een 9bis-aanvraag onder de bescherming van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) vallen. Zo redeneerde de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) in een arrest van 5 november 2021, nr. 263.382. De Raad verwees onder meer naar het begrip ‘bezit van staat’ in het burgerlijk recht en artikel 331nonies Burgerlijk Wetboek (BW).
Het gewijzigde decreet betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid van 7 juni 2013 (Inburgeringsdecreet) heeft een nieuw document in het leven geroepen: de verklaring van geleverde inspanningen tot het behalen van een inburgeringsattest. Het Agentschap Integratie en Inburgering geeft deze verklaring aan de inburgeraars die door beperkte leercapaciteiten de doelen van maatschappelijke oriëntatie (MO) of Nederlands (NT2) niet kunnen behalen, maar wel hun inburgeringsplicht voldaan hebben. Het Openbaar Ministerie bevestigt dat deze verklaring zal gelden als bewijs van maatschappelijke integratie voor een nationaliteitsverklaring, maar niet als bewijs van talenkennis.
Wanneer de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) een visumaanvraag gezinshereniging weigert en tegelijkertijd de mogelijkheid biedt om de verwantschaps- en afstammingsbanden alsnog aan te tonen door een DNA-test mag de DVZ dit niet afhankelijk maken van het voorleggen van een uittreksel uit het strafregister van de betrokkene. Beide zaken staan namelijk los van elkaar. DVZ kan bovendien de aanvraag nog niet weigeren vooraleer de DNA-test werd uitgevoerd. Ook mag het ontbreken van een uittreksel uit het strafregister niet noodzakelijk leiden tot een weigering van de aanvraag. Dat besliste de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) in arrest nr. 274.047 van 14 juni 2022.