RvV arrest nr. 239.137 van 29 juli 2020 vernietigt een ongegrondheidsbeslissing over een medische verblijfsaanvraag (9ter) die werd ingediend tijdens een hangende Dublinprocedure (asiel), omdat DVZ de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de medische zorgen enkel had beoordeeld ten opzichte van het land van asielovername en niet in functie van het land van herkomst. Volgens de RvV moet DVZ, ook in ondergeschikte orde, een medische beoordeling maken ten opzichte van het herkomstland.
In twee arresten van 30-09-2020 (nrs. C-402/19 en C-233/19) bevestigt het Hof van Justitie (HvJ) zijn Abdida-arrest van 18-12-2014, in antwoord op prejudiciële vragen van het arbeidshof van Luik. Een derdelander die na 9ter-weigering moet terugkeren maar wiens gezondheid (of die van zijn kind, zelfs meerderjarig als dat volledig afhankelijk is) daardoor ernstig en onomkeerbaar kan verslechteren, moet een van rechtswege schorsend beroep kunnen instellen tegen het terugkeerbesluit en moet ook in zijn elementaire levensbehoeften kunnen voorzien. De Belgische wetgeving voldoet niet aan deze Europese rechtspraak. Het HvJ stelt daarom dat in de Belgische context het schorsings- en annulatieberoep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) tegen het terugkeerbesluit als van rechtswege schorsend moet beschouwd worden, en dat behoeftige personen dan een recht hebben op medische zorgen en op sociale bijstand.
Hof van Cassatie arrest nr. P.20.0499.F van 3 juni 2020 vernietigt een beschikking van de KI van Luik wegens schending van het hoorrecht. De KI had de betrokken vreemdeling bij zijn beroep tegen administratieve vasthouding niet de mogelijkheid gegeven persoonlijk ter zitting te verschijnen om zich te verdedigen. Dit op grond van COVID-19 instructies van de eerste voorzitter van het hof van beroep van Luik.
RvS arrest nr. 248.424 van 1-10-2020 verklaart artikel 13 van het KB van 22-07-2018 houdende het regime en de werkingsmaatregelen van de gesloten gezinswoningen gedeeltelijk onwettig. In zijn arrest nr. 251.051 van 24-06-2021 spreekt de RvS zich verder uit over deze zaak. De RvS vernietigt de voornoemde reeds onwettig bevonden bepalingen: artikel 13 KB van 22-07-2018 voor zover het artikels 83/8, alinea 2; 83/9 en 83/10 invoegt in het KB van 2-08-2002. Verder verklaart de RvS het derde en vierde middel waarover het in zijn arrest nr. 248.424 van 1-10-2020 nog geen uitspraak deed, onontvankelijk. Dit maakt de detentie van onwettig verblijvende gezinnen met minderjarige kinderen in principe weer mogelijk, indien de vernietigde bepalingen gerespecteerd worden.
In beschikking nr. 2020/105/C van 5-10-2020 veroordeelt de Rechtbank van eerste aanleg Brussel de Belgische staat om binnen de dertig dagen de procedure aan te passen, zodat verzoekers om internationale bescherming die het online formulier van DVZ invullen zich meteen kunnen aanbieden voor opvang. Momenteel moeten verzoekers in principe wachten op een afspraak bij DVZ alvorens ze worden opgevangen.
De instructie van 22-09-2020 bepaalt een snellere signalering aan het opvangcentrum dat een bewoner in de Dublinprocedure zit, hun specifieke traject van opvang en begeleiding, een mogelijkheid tot huisarrest door DVZ, en een mogelijkheid voor Fedasil om het recht op opvang te beperken wanneer de persoon niet meewerkt.
Hof van Justitie arrest C-651/19 van 9-09-2020 oordeelt dat de betekening van asielbeslissingen aan de hoofdzetel van het CGVS als de verzoeker geen woonplaats kiest, en de verkorte beroepstermijn van tien dagen tegen de niet-ontvankelijkheid van een volgend verzoek om internationale bescherming in principe niet strijdig zijn met de Procedurerichtlijn. Maar de Raad van State moet nagaan of de verzoekers voldoende op de hoogte zijn en vlotte toegang tot hun post hebben, of ze werkelijke toegang hebben tot de procedurele waarborgen, en of het gelijkwaardigheidsbeginsel geëerbiedigd is.
RvV arrest nr. 229.068 van 20-11-2019 schorst een bijlage 13septies bij UDN omdat DVZ onvoldoende rekening hield met het privé- en gezinsleven en niet concreet gemotiveerd had waarom en in welke mate er een gevaar voor de openbare orde en nationale veiligheid zou zijn. Artikel 8 EVRM vereist een billijke belangenafweging.
Dat zegt het Grondwettelijk Hof in arrest nr. 128/2020 van 1 oktober 2020. De wetgeving inzake de verklaring van wettelijke samenwoning vereist niet dat er een geboorteakte wordt voorgelegd. Er hoeft dus ook niet te worden voorzien in een mogelijkheid tot vervanging ervan, zoals voor een huwelijk.
Twee RvV arresten oordelen verschillend over twee verschillende niet-begeleide minderjarigen die internationale bescherming kregen in Griekenland en daarna in België opnieuw asiel vroegen, wat volgens het CGVS telkens niet-ontvankelijk was. RvV arrest nr. 240.127 van 27-08-2020 vernietigt de CGVS-beslissing, en RvV arrest nr. 239.910 van 21-08-2020 bevestigt de CGVS-beslissing. De individuele situatie en persoonlijke omstandigheden zijn van wezenlijk belang: de verzoeker om IB moet dat aantonen, en het CGVS moet dat onderzoeken.
Verschillende RvV arresten (RvV 26 maart 2021, nr. 251.748; RvV 17 april 2020, nr. 235.273 en RvV 9 juli 2019, nr. 223.830) stellen dat een gemeente een aanvraag gezinshereniging van een 'ander familielid' van een Unieburger, mag weigeren wanneer het familielid visumplichtig is en geen paspoort met geldig visum voorlegt binnen de drie maanden na de aanvraag. Deze zienswijze wijkt af van de gevestigde praktijk, en staat mogelijk op gespannen voet met rechtspraak van het HvJ. Bovendien bestaat er geen duidelijke verblijfsprocedure voor ‘andere familieleden’ van Unieburgers: de verblijfsprocedure voor ‘klassieke’ familieleden is immers niet volledig toepasbaar op ‘andere’ familieleden. In arrest nr. 236.793 (RvV 12 juni 2020, nr. 236.793) stelt de RvV dat voor het indienen van een aanvraag gezinshereniging door een 'ander familielid' van een Unieburger niet geëist kan worden dat dit ander familielid een geldig visum voorlegt.
RvS arrest nr. 247.156 van 27 februari 2020 oordeelt dat een gebrek aan geloofwaardigheid niet voldoende is om medische attesten die opgelopen letsels objectief aantonen, niet in overweging te nemen voor internationale bescherming. Hiermee bevestigt de RvS eerdere rechtspraak (RvS nr. 244.033 van 26 maart 2019).
Raad van State arrest nr. 247.151 van 27 februari 2020 verwerpt een vordering tot schorsing ingediend door buurtbewoners tegen de beslissing om eind oktober 2019 een open opvangcentrum voor 130 verzoekers om internationale bescherming te openen in Zoutleeuw.
Het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 juni 2020 voert een aantal wijzigingen door aan hun arbeidsmarktbeleid. De voorwaarde van internationale tewerkstellingsovereenkomst voor een gecombineerde vergunning of arbeidskaart wordt afgeschaft. Er zijn ook wijzigingen aan de voorwaarden voor een gecombineerde vergunning van onbepaalde duur.
RvV arrest nr. 237.597 van 30 juni 2020 stelt dat een in België niet-erkende adoptieband niet volstaat om aan te tonen dat er geen sprake is van een familieband in het licht van art. 8 EVRM.
De Wet van 31 juli 2020 houdende diverse dringende bepalingen inzake justitie bevat een heel aantal bepalingen om de informatisering van de burgerlijke stand ve
De wet van 31 juli 2020 houdende diverse bepalingen inzake justitie regelt de beroepsmogelijkheid van de persoon die een kind wil erkennen tegen de weigering van de ambtenaar van burgerlijke stand om een erkenningsakte op te maken.
RvV arrest nr. 235.459 van 21 april 2020 stelt dat de duurzame oplossing voor een niet-begeleide minderjarige vreemdeling (NBMV) bestaat in een terugkeer naar de ouders, als de ouders opvang en verzorging kunnen voorzien, en er geen risico is voor de veiligheid, verwaarlozing of een schending van de fundamentele mensenrechten van de NBMV. Het feit dat de socio-economische omstandigheden in België beter zouden zijn dan in het herkomstland verhinderen het bevel tot terugbrenging niet.
EHRM arrest nr. 54962/18 van 30 juni 2020 oordeelt dat de vasthouding aan de grens van een man uit Bangladesh tijdens de asielprocedure gedurende bepaalde periodes onwettig was, en dat betrokkene die onwettigheid niet met een effectief rechtsmiddel kon laten vaststellen.
Wanneer de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen iemand erkent als vluchteling en in het erkenningarrest de verwantschap tussen de referentiepersoon en zijn familieleden als feit aanneemt, dan kan DVZ die verwantschap bij een latere aanvraag gezinshereniging niet zonder meer betwisten.
Sinds 20-7-2020 kunnen asielzoekers bij CGVS van Burundi, Eritrea, Jemen, Syrië, China en Somalië na 2 maanden collectief centrum naar een individuele opvangplaats.
In een arrest van 2 juli 2020 beslist het Europese Hof voor de Rechten van de Mens dat Frankrijk artikel 3 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens schendt vanwege de leefomstandigheden van verzoekers om internationale bescherming die langdurig wachten op de registratie van hun verzoek.
Om te bepalen of er een recht is op gezinshereniging als minderjarige, geldt voor het vaststellen van de minderjarigheid de datum waarop het verzoek is ingediend, en niet de datum waarop de bevoegde instanties over dit verzoek beslissen.
De ouder van een minderjarig Belgisch kind moet voor gezinshereniging een ‘geldig identiteitsdocument’ voorleggen. Dat begrip beperkt zich niet tot een geldig paspoort.