2 augustus 2022
Een voormalig Unieburger-werknemer heeft voor de sociale bijstand soms recht op een behandeling gelijk aan die van de onderdanen van het gastland waarin hij eerder werknemer was. Dat is zo wanneer hij een autonoom verblijfsrecht op basis van Verordering 492/2011 behoudt omwille van zijn kinderen die in dat gastland naar school gaan en waarvoor hij daadwerkelijk zorgt. Deze ouder en de schoolgaande kinderen hebben een verblijfsrecht in het gastland tot aan het einde van de opleiding. DVZ kan het verblijfrecht van de kinderen, dat van de voormalig Unieburger-werknemer of dat van de ouder die daadwerkelijk voor hen zorgt, niet beëindigen omdat de Unieburger werkloos wordt of omdat zij een belasting voor de sociale bijstand vormen. Zij hebben recht op sociale bijstand. De toekenning van sociale bijstand vormt geen risico voor het behoud van dit verblijfsrecht. Zo oordeelde het Hof van Justitie in arrest nr. C181/19 van 6 oktober 2020.