Financiële uitkering moet voldoende zijn voor noden van asielzoekers

Het Hof van Justitie antwoordde in arrest C-79/13 (Saciri e.a. t. Fedasil) van 27 februari 2014 op een prejudiciële vraag over de mogelijkheid om materiële opvang van asielzoekers door middel van financiële uitkeringen te voorzien, en over de grootte van deze uitkeringen.

Feiten

Saciri had in oktober 2010 met zijn gezin asiel aangevraagd in België. Aangezien er door de opvangcrisis geen plaats meer was in opvangstructuren, heeft Fedasil dit gezin naar het OCMW doorverwezen. Het OCMW weigerde echter financiële steun te verlenen aan dit gezin omdat ze in een opvangstructuur van Fedasil moesten opgevangen worden.

Arrest Hof van Justitie

Het Hof oordeelt dat Lidstaten de keuze hebben tussen materiële opvang via een opvangstructuur, of materiële opvang via het verstrekken van financiële uitkeringen. Asielzoekers hebben recht op materiële opvang vanaf de eerste dag van hun asielaanvraag, ongeacht of dit plaats vindt in een opvangstructuur of in de vorm van een financiële uitkering.

Het bedrag van de uitkering moet volstaan om de asielzoekers een levensstandaard te bieden die voldoende is om hun gezondheid te verzekeren en bestaansmiddelen te waarborgen, door hen in staat te stellen met name huisvesting te vinden, indien nodig op de particuliere huismarkt. De uitkering moet ook voldoende zijn om de eenheid van het gezin en de belangen van het kind te waarborgen, en om rekening te houden met de bijzondere noden van asielzoekers.

Aangezien Lidstaten een zekere beoordelingsmarge hebben over de wijze waarop zij de materiële opvang verstrekken, oordeelt het Hof tenslotte dat zij voor de betaling van de uitkering een beroep mogen doen op instellingen die onder het algemene stelsel van openbare hulpverlening vallen, op voorwaarde dat die instellingen ervoor zorgen dat de minimumnormen uit de Opvangrichtlijn 2003/9/EG ten aanzien van asielzoekers geëerbiedigd wordt.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen