Groeipakket voor erkend vluchtelingen niet langer retroactief toegekend

Het Besluit van de Vlaamse Regering (BVR) van 30 april 2020 schaft de retroactieve toepassing van het Groeipakket voor erkend vluchtelingen af. Vanaf de inwerkingtreding van het BVR op 4 juni 2020 krijgen erkend vluchtelingen slechts gezinsbijslag in het Vlaamse gewest vanaf de beslissing tot erkenning van de vluchtelingenstatus, zonder dat deze toekenning terugwerkt tot het moment van indienen van het verzoek om internationale bescherming.

Verblijfsvoorwaarden Groeipakket

Het BVR Rechtgevend Kind van 5 oktober 2018 bepaalt dat het recht op Groeipakket voor kinderen met vreemde nationaliteit ontstaat vanaf de datum waarop de beslissing tot toekenning van het verblijfsrecht van meer dan drie maanden wordt genomen.

Een afwijking was voorzien voor erkend vluchtelingen die worden geacht verblijfsrecht te hebben vanaf de datum van aanvraag van de vluchtelingenstatus. Bij de toekenning van de vluchtelingenstatus kregen erkend vluchtelingen daarom met terugwerkende kracht het Groeipakket tot op het moment van indienen van het verzoek om internationale bescherming. Het BVR van 30 april 2020 vervangt echter deze bepaling. Vanaf de inwerkingtreding zullen erkend vluchtelingen pas vanaf de erkenning van de vluchtelingenstatus het recht hebben op het Groeipakket.

Toepassing in de tijd

Het BVR van 30 april treedt in werking op 4 juni, 10 dagen na publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Rechtgevende kinderen definitief erkend als vluchteling op 4 juni 2020 of later krijgen niet langer retroactief het Groeipakket tot de indiening van het verzoek om internationale bescherming.

Wie erkend werd als vluchteling voor 4 juni 2020 behoudt het retroactieve Groeipakket.

Bemerking

De Vlaamse Regering is van oordeel dat het retroactief karakter van het Groeipakket voor erkend vluchtelingen een dubbele financiering inhield aangezien zij gedurende de behandeling van het verzoek om internationale bescherming recht hebben op materiële opvang. Met de afschaffing van het retroactief karakter, tracht de Vlaamse regering deze situatie recht te trekken.

De Raad van State oordeelt dat uit het declaratief karakter van de vluchtelingenstatus volgt dat een erkend vluchteling ook gedurende de behandeling van zijn verzoek recht heeft op een gelijke behandeling met Belgen. Het toekennen van materiële opvang in plaats van het Groeipakket, gedurende de behandeling van het verzoek, houdt volgens de Raad van State geen ongelijke behandeling in. Het precaire karakter van het verblijfsrecht verantwoordt de andere vorm, volgens de Raad van State.

De Vlaamse Regering en de Raad van State gaan evenwel voorbij aan het feit dat niet elke erkend vluchteling gedurende de behandeling van zijn verzoek in de opvang verblijft. De volgende redenen kunnen er onder meer toe leiden dat een verzoeker om internationale bescherming (VIB) geen materiële opvang krijgt:

  • De VIB die werkt met een stabiel contract en een nettoloon dat meer bedraagt dan het leefloon.
  • De VIB met een volgend verzoek, die krijgt pas opvang na de ontvankelijkheidsbeslissing van het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen.
  • De VIB die niet naar een opvangcentrum gaat omdat die terecht kan bij vrienden of familie, of zelf voldoende middelen heeft.
  • De VIB die in het kader van familiale eenheid een opheffing van zijn verplichte opvangplaats kreeg.
  • De VIB die omwille van de overbezetting van het opvangnetwerk geen opvangplaats kreeg.
  • De VIB in Dublinprocedure die niet tijdig overgedragen wordt aan de verantwoordelijke lidstaat, waardoor België terug bevoegd wordt.