Grondwettelijk Hof: betaling van een forfaitaire bijdrage aan pro-deo advocaat is ongrondwettelijk

In arrest nr. 77/2018 van 21 juni 2018, oordeelt het Grondwettelijk Hof (GwH) dat de verplichting voor personen die juridische bijstand genieten, om een forfaitaire bijdrage (=remgeld) te betalen aan hun pro deo-advocaat, ongrondwettig is. Het GwH vernietigt die wetsbepaling omdat dergelijke verplichting een ‘aanzienlijke vermindering inhoudt van de bescherming van het recht op juridische bijstand’ zoals gewaarborgd in artikel 23 van de Grondwet,

Voorgaanden

De wet van 6 juli 2016 tot wijziging van het Gerechtelijk wetboek met betrekking tot de juridische bijstand voerde de betaling van een ‘forfaitaire bijdrage’ of remgeld aan de pro-deo advocaat in. Daardoor was de juridische bijstand verstrekt door pro-deo advocaten niet langer volledig kosteloos. Vanaf 1 september 2016 moest je een dubbel remgeld betalen wanneer je een (gehele of gedeeltelijke) pro- deo advocaat werd toegewezen. Het dubbel remgeld omvat:

  • 20 euro bij de aanstelling van de advocaat
  • 30 euro per aanleg voor elke gerechtelijke procedure.

Op 16 januari 2017 werden twee verzoekschriften tot nietigverklaring ingediend tegen deze wet.

De verzoekers klaagden voor het GwH onder meer de schending aan van het recht op een eerlijk proces omdat de verplichting om de forfaitaire bijdragen te betalen, het voordeel van de juridische tweedelijnsbijstand in de weg zou staan, zoals gewaarborgd in artikel 23 van de Grondwet.

Grondwettelijk Hof: betaling remgeld is schending van art. 23 Grondwet

Het Hof herinnert er in de eerste plaats aan dat artikel 23 van de Grondwet inzake juridische bijstand een verplichting inhoudt die de wetgever verbiedt om het geboden beschermingsniveau aanzienlijk te verminderen zonder dat daartoe redenen van algemeen belang bestaan.

Vervolgens merkt het Hof op dat voor de inwerkingtreding van de wetswijziging, de personen aan wie een pro-deo advocaat was toegewezen, geen remgeld moesten betalen aan de advocaat om hen bij te staan of hen te vertegenwoordigen. Ook al bestempelde de wetgever deze forfaitaire bijdrage als “bescheiden” of “symbolisch”, het GwH oordeelt dat het bedrag van het dubbel remgeld als een aanzienlijke kost kan worden beschouwd voor begunstigden van juridische tweedelijnsbijstand. De veroorzaakte achteruitgang door de wetswijziging is dus aanzienlijk voor de betrokken rechtzoekenden.

Het Hof merkt op dat de begunstigden van de juridische tweedelijnsbijstand per hypothese personen zijn die niet beschikken over toereikende bestaansmiddelen om de kosten voor juridisch advies en vertegenwoordiging zelf te betalen. Het lijkt dan ook tegenstrijdig om diezelfde personen een financiële bijdrage te laten betalen voor de financiering van de juridische bijstand.

Het GwH stelt vast dat het doel om de begunstigden van de juridische tweedelijnsbijstand te laten bijdragen tot de financiering ervan, geen reden van algemeen belang vormt die, op zich, de aanzienlijke achteruitgang van de bescherming van het recht op juridische bijstand kan verantwoorden.

De verplichting om aan de advocaat forfaitaire bijdragen te betalen wordt daarom als ongrondwettelijk beschouwd en vernietigd door het GwH.

Gevolgen: wat als je remgeld al betaalde?

Wat als je reeds een forfaitaire bijdrage betaalde aan je pro-deo advocaat? Kan je dit terugvorderen?

Het Grondwettelijk Hof verduidelijkt dat een onderscheid gemaakt moet worden tussen:

  • lopende gerechtelijke procedures: je ontvangt een terugbetaling van het betaalde remgeld als je pro-deo advocaat voor 31 augustus 2018 over de zaak nog geen verslag heeft uitgebracht aan het bureau voor juridische bijstand (BJB)
  • afgesloten gerechtelijke procedures: je kan geen terugbetaling ontvangen van het betaalde remgeld tenzij je pro-deo advocaat op 31 augustus 2018 nog geen verslag uitbracht aan het BJB