Grondwettelijk Hof vernietigt uitsluiting van dringende medische hulp voor EU-burgers en hun familie

Het Grondwettelijk Hof (GwH) arrest nr. 95/2014 van 30 juni 2014 vernietigt een deel van artikel 57quinquies OCMW-wet, dat ingevoerd is door de wet van 19 januari 2012.

Door dit arrest mogen EU-burgers en hun familieleden niet meer uitgesloten worden van dringende medische hulp ten laste van het OCMW (tijdens de eerste 3 maanden van hun verblijf).

Hetzelfde arrest van het GwH vernietigt ook de tijdelijke uitsluiting van ruimere maatschappelijke dienstverlening voor sommige EU-werknemers en -zelfstandigen en personen die deze status behouden hebben, en hun familieleden.

Analyse GwHover dringende medische hulp en EU-burgers en hun familie

  • Artikel 57, §2 OCMW-wet voorziet een recht op dringende medische hulp voor vreemdelingen die onwettig in België verblijven. Het Koninklijk Besluit van 12 december 1996 bepaalt wat daaronder moet worden begrepen:
    • hulp met een uitsluitend medisch karakter, waarvan de dringendheid met een medisch getuigschrift wordt aangetoond;
    • ambulant of in een verplegingsinstelling
    • preventief of curatief
  • Artikel 57quinquies OCMW-wet sluit echter EU-burgers en hun familieleden uit van maatschappelijke dienstverlening door het OCMW tijdens de eerste 3 maanden van hun verblijf, en in sommige gevallen nog langer, zolang ze een voorwaardelijk verblijfsrecht hebben.

Volgens het GwH verschilt de situatie van sommige EU-burgers niet fundamenteel van die van vreemdelingen die illegaal in België verblijven. Het verschil in behandeling als gevolg van artikel 57quinquies OCMW-wet is niet redelijk verantwoord:

  • Artikel 57quinquies OCMW-wet streeft wel een wettig doel na, in zoverre het de financierbaarheid van de sociale bijstand wil verzekeren. Ook de Europese richtlijn 2004/38/EG geeft blijk van de zorg dat Unieburgers die gebruik maken van hun vrij personenverkeer, geen onredelijke belasting zouden vormen voor de sociale bijstand van het gastland.
  • Een uitsluiting van dringende medische hulp is ook pertinent ten aanzien van het nagestreefde doel. Door een uitsluiting moeten het OCMW en de federale overheid de kosten niet ten laste nemen.
  • Maar de uitsluiting van dringende medische hulp gedurende de eerste drie maanden van het verblijf van Unieburgers en hun familieleden, is niet evenredig, en discriminerend:
    • Het GwH merkt op dat de meeste Unieburgers tijdens de eerste drie maanden van hun verblijf hetzij onder de Belgische ziekteverzekering, hetzij onder die van hun land van herkomst vallen, hetzij over een privé-verzekering moeten beschikken. Maar het is niet uitgesloten dat er EU-burgers zijn die geen enkele ziekteverzekering hebben
    • Het recht op dringende medische hulp volgens artikel 57, §2 OCMW-wet en het KB van 12 december 1996 vereist een medisch getuigschrift dat de dringendheid van de zorgen aantoont, en een sociaal onderzoek dat behoeftigheid (onder meer gebrek aan ziekteverzekering en bestaansmiddelen) vaststelt.
    • Artikel 42bis, §1 van de Verblijfswet bepaalt dat er een einde kan worden gesteld aan het verblijfsrecht van een Unieburger, als hij niet langer aan de voorwaarden voor het verblijf voldoet of een onredelijke belasting vormt voor de sociale bijstand in België. Als gevolg daarvan zal eventuele dringende medische hulp beperkt zijn tot de tijd die nodig is om betrokkene uit te wijzen.

Het GwH vernietigt daarom artikel 57quinquies OCMW-wet (ingevoerd door artikel 12 van de wet van 19 januari 2012) in zoverre het de OCMW’s toelaat om dringende medische hulp te weigeren aan Unieburgers en hun familie gedurende de eerste drie maanden van hun verblijf in België.

Concrete gevolgen van het arrest?

Vanaf de datum van publicatie in het staatsblad (op 24 juli 2014) is het arrest van het GwH algemeen bindend geworden.

De POD Maatschappelijke Integratie en de OCMW’s moeten hun praktijk aanpassen aan de inhoud van het arrest. De OCMW’s mogen de vernietigde bepaling niet meer toepassen.

Dit betekent dat de OCMW’s EU-burgers en hun familieleden niet meer mogen uitsluiten van dringende medische hulp tijdens de eerste drie maanden van hun verblijf. Mits de voorwaarden tot het verkrijgen van dringende medische hulp volgens artikel 57, §2 OCMW-wet en het KB van 12 december 1996 uiteraard vervuld zijn.

  • Een omzendbrief van de POD MI van 5 augustus 2014 geeft de OCMW's tijd tot 24 september 2014 om alle beslissingen over maatschappelijke dienstverlening en dringende medische hulp te herzien, die sinds 24 juli 2014 genomen werden op basis van de door het GwH vernietigde bepaling. Lees meer over deze omzendbrief en overgangsmaatregel

Ook in lopende beroepen bij de arbeidsgerechten tegen een op de vernietigde bepaling gebaseerde beslissing, kan het arrest van het GwH als middel worden ingeroepen.

De reeds genomen OCMW-beslissingen en vonnissen en arresten van arbeidsgerechten die op de vernietigde bepaling gesteund zijn, blijven in principe bestaan. Maar er is wel een beroep mogelijk:

  • Als de beroepstermijn nog niet verstreken is, kan tegen deze beslissingen of gerechtelijke beslissingen een beroep worden ingesteld bij het bevoegde rechtscollege, waarbij het arrest van het GwH als middel kan worden ingeroepen.
  • Als de gewone beroepstermijn verstreken is, kan bovendien tot 24 januari 2015 (zes maanden na publicatie van het arrest in het Belgisch Staatsblad) een bijzonder beroep ingediend worden tegen deze beslissingen of gerechtelijke beslissingen:
    • tegen een weigeringsbeslissing van het OCMW is dit beroep mogelijk bij de arbeidsrechtbank;
    • tegen een vonnis van de arbeidsrechtbank is dit beroep mogelijk bij het arbeidshof;
    • tegen een arrest van het arbeidshof is dit beroep mogelijk bij de Raad van State.

Andere uitspraak in hetzelfde arrest

Hetzelfde arrest van het GwH vernietigt ook de tijdelijke uitsluiting van ruimere maatschappelijke dienstverlening voor sommige EU-werknemers en -zelfstandigen en personen die deze status behouden hebben, en hun familieleden.

Lees daarover: “Grondwettelijk Hof vernietigt uitsluiting van OCMW-steun voor EU-werknemers en -zelfstandigen en hun familie”.