Grondwettelijk Hof vernietigt uitsluiting van OCMW-steun voor EU-werknemers en -zelfstandigen en hun familie

Het Grondwettelijk Hof (GwH) arrest nr. 95/2014 van 30 juni 2014 vernietigt een deel van artikel 57quinquies OCMW-wet, dat ingevoerd is door de wet van 19 januari 2012.

EU-werknemers en -zelfstandigen en personen die deze status behouden hebben, en hun familieleden, mogen niet uitgesloten worden van maatschappelijke dienstverlening (tijdens de eerste 3 maanden van hun verblijf). Ze mogen ook niet uitgesloten worden van steun voor levensonderhoud (zolang ze een voorwaardelijk verblijfsrecht hebben).

Analyse GwH

Artikel 57quinquies OCMW-wet bepaalt dat het OCMW aan EU-burgers en hun familieleden:

  • geen maatschappelijke dienstverlening is verschuldigd gedurende de eerste drie maanden van hun verblijf. Voor EU-werkzoekenden en hun familieleden geldt dit zolang ze een voorwaardelijk verblijfsrecht hebben.
  • niet verplicht is steun voor levensonderhoud toe te kennen gedurende de periode van hun voorwaardelijk verblijfsrecht.

Dit artikel is een omzetting van artikel 24, lid 2 van richtlijn 2004/38/EG over het vrij personenverkeer van EU-burgers en hun familieleden. Laatstgenoemd artikel voorziet, in afwijking van in het in artikel 24, lid 1 opgenomen beginsel van gelijke behandeling, dat het gastland niet verplicht is aan EU-burgers en hun familieleden (met uitzondering van EU-werknemers of -zelfstandigen of personen die deze status hebben behouden, en hun familieleden):

  • een recht op sociale bijstand toe te kennen gedurende de eerste maanden van verblijf. Aan EU-werkzoekenden en hun familieleden hoeft geen recht op sociale bijstand te worden toegekend gedurende de periode van hun voorwaardelijk verblijfsrecht.
  • steun voor levensonderhoud bij studies, inclusief beroepsopleiding, in de vorm van een studiebeurs of -lening toe te kennen.

Het Hof heeft geen probleem met de inperking van het (grondwettelijk beschermde) recht op sociale bijstand van EU-burgers en hun familieleden als zodanig. Volgens het Hof is de inperking niet in strijd met het in de grondwet verankerde verbod het beschermingsniveau aanzienlijk te verminderen (standstill-verplichting). De achteruitgang ten aanzien van het recht op maatschappelijke dienstverlening kan immers verantwoord worden door een reden van algemeen belang, namelijk het vrijwaren van het bestaande systeem van sociale bescherming in het licht van de massale instroom van EU-burgers. Het gaat volgens het Hof ook niet om een onevenredige maatregel omdat de inperking beperkt is in de tijd.

  • Kritische opmerking van Kruispunt M-I: het Grondwettelijk Hof lijkt met haar laatste stellingname voorbij te gaan aan de praktijk van de OCMW’s, die erin bestaat de uitsluiting van maatschappelijke dienstverlening gedurende de eerste drie maanden van het verblijf toe te passen op iedere nieuwe opeenvolgende bijlage 19 of 19ter.

Het probleem schuilt volgens het Hof in de onverenigbaarheid van artikel 57quinquies OCMW-wet met artikel 24, lid 2 van de richtlijn. Uit de bewoordingen van artikel 24, lid 2 van de richtlijn 2004/38/EG en de interpretatie die het Hof van Justitie eraan geeft, blijkt volgens het GwH dat de erin voorziene beperking van het recht op sociale bijstand niet van toepassing is op EU-werknemers en -zelfstandigen en personen die die status hebben behouden, en hun familieleden. Het Hof vernietigt bijgevolg artikel 57quinquies OCMW-wet (dat ingevoegd is door artikel 12 van de bestreden wet van 19 januari 2012) in de mate dat het in strijd is met artikel 24, lid 2 van richtlijn 2004/38/EG.

Concrete gevolgen van het arrest?

Vanaf de datum van publicatie in het staatsblad (op 24 juli 2014) is het arrest van het GwH algemeen bindend geworden.

De POD Maatschappelijke Integratie en de OCMW’s moeten hun praktijk aanpassen aan de inhoud van het arrest. De OCMW’s mogen de vernietigde bepaling niet meer toepassen.

Dit betekent dat de OCMW’s EU-werknemers en -zelfstandigen en personen die deze status hebben behouden, en hun familieleden, niet meer mogen uitsluiten van maatschappelijke dienstverlening tijdens de eerste drie maanden van hun verblijf, noch van steun voor levensonderhoud tijdens de periode van hun voorwaardelijk verblijfsrecht. Mits de voorwaarden tot het verkrijgen van maatschappelijke dienstverlening en steun voor levensonderhoud uiteraard vervuld zijn.

  • Een omzendbrief van de POD MI van 5 augustus 2014 geeft de OCMW's tijd tot 24 september 2014 om alle beslissingen over maatschappelijke dienstverlening en dringende medische hulp te herzien, die sinds 24 juli 2014 genomen werden op basis van de door het GwH vernietigde bepaling. Lees meer over deze omzendbrief en overgangsmaatregel

Ook in lopende beroepen bij de arbeidsgerechten tegen een op de vernietigde bepaling gebaseerde beslissing, kan het arrest van het GwH als middel worden ingeroepen.

De reeds genomen OCMW-beslissingen en vonnissen en arresten van arbeidsgerechten die op de vernietigde bepaling gesteund zijn, blijven in principe bestaan. Maar er is wel een beroep mogelijk:

  • Als de beroepstermijn nog niet verstreken is, kan tegen deze beslissingen of gerechtelijke beslissingen een beroep worden ingesteld bij het bevoegde rechtscollege, waarbij het arrest van het GwH als middel kan worden ingeroepen.
  • Als de gewone beroepstermijn verstreken is, kan bovendien tot 24 januari 2015 (zes maanden na publicatie van het arrest in het Belgisch Staatsblad) een bijzonder beroep ingediend worden tegen deze beslissingen of gerechtelijke beslissingen:
    • tegen een weigeringsbeslissing van het OCMW is dit beroep mogelijk bij de arbeidsrechtbank
    • tegen een vonnis van de arbeidsrechtbank is dit beroep mogelijk bij het arbeidshof
    • tegen een arrest van het arbeidshof is dit beroep mogelijk bij de Raad van State

Andere uitspraak in hetzelfde arrest

Hetzelfde arrest van het GwH vernietigt ook de uitsluiting van alle EU-burgers en hun familie van dringende medische hulp gedurende de eerste drie maanden van het verblijf.

Lees daarover: "Grondwettelijk Hof vernietigt uitsluiting van dringende medische hulp voor EU-burgers en familie gedurende de eerste drie maanden van hun verblijf".