GwH: voorlegging geboorteakte is geen vereiste voor wettelijke samenwoning

In arrest nr. 128/2020 van 1 oktober 2020 antwoordt het Grondwettelijk Hof (GwH) op een prejudiciële vraag van de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen, afdeling Turnhout, over de afwezigheid van een wettelijke procedure voor het vervangen van een geboorteakte in het kader van het afsluiten van een wettelijke samenwoning. Personen die willen huwen en geen geboorteakte kunnen voorleggen, kunnen gebruikmaken van de cascaderegeling voorzien in de artikelen 164/3 tot 164/5 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor personen die een wettelijke samenwoning willen aangaan, is er geen regeling voorzien. De verwijzende rechter wil weten of de artikelen 164/3 tot 164/5 BW hierdoor het gelijkheidsbeginsel voorgeschreven in de Grondwet, al dan niet in samenhang met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), schenden.

Beoordeling GwH

De wetgeving inzake de verklaring van wettelijke samenwoning vereist niet dat er een geboorteakte wordt voorgelegd. Er hoeft dus ook niet te worden voorzien in een mogelijkheid tot vervanging ervan.

De betrokkene kan door de ambtenaar van burgerlijke stand niet worden verplicht om een geboorteakte voor te leggen als hij deze niet kan bekomen.

De Ministerraad haalde in haar conclusies ook aan dat het voorleggen van een geboorteakte niet is vereist in het kader van een verklaring van wettelijke samenwoning. Om een wettelijke samenwoning te kunnen aangaan, moeten de betrokkenen slechts aan twee grondvoorwaarden voldoen:

  • de betrokkenen moeten ongehuwd zijn en ongebonden door een andere wettelijke samenwoning
  • de betrokkenen moeten bekwaam zijn om contracten aan te gaan

Het is nergens bepaald dat enkel een geboorteakte zou kunnen staven dat aan de wettelijke voorwaarden voor het aangaan van een wettelijke samenwoning is voldaan.