HvB Brussel: uitstel verklaring wettelijke samenwoning tot na woonstcontrole en ontvangst gegevens DVZ is onwettig

In twee gelijkaardige arresten veroordeelt het Hof van Beroep van Brussel de praktijk van ambtenaren van de burgerlijke stand (ABS) om de ondertekening van een verklaring van wettelijke samenwoning en de afgifte van het ontvangstbewijs, uit te stellen tot na een positieve woonstcontrole door de wijkagent. Ook het contacteren van DVZ en het afwachten van informatie van DVZ alvorens de verklaring te laten ondertekenen tegen ontvangstbewijs, is onwettig. Volgens het Hof vertragen gemeenten op die manier op artificiële wijze de datum van de verklaring van wettelijke samenwoning en schenden zij de wettelijke termijnen voorgeschreven door artikel 1476quater Burgerlijk Wetboek (BW). Het Hof van Beroep Brussel sprak zich zo uit in arresten Brussel nr. 2017/FA/747 van 6 december 2018, en Brussel nr. 2017/FA/545 van 22 november 2018.

Procedure wettelijke samenwoning

Volgens het Burgerlijk Wetboek leg je een verklaring van wettelijke samenwoning af door middel van een geschrift dat tegen ontvangstbewijs overhandigd wordt aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van je gemeenschappelijke woonplaats. De ABS maakt melding van de verklaring van wettelijke samenwoning in het bevolkingsregister als beide partijen voldoen aan onder meer volgende wettelijke voorwaarden:

  • een gemeenschappelijke woonplaats hebben
  • het gaat niet om een schijnwettelijke samenwoning

Wanneer de ABS een ernstig vermoeden heeft dat het gaat om een schijnwettelijke samenwoning, kan hij de melding van de verklaring van wettelijke samenwoning uitstellen met maximum twee maanden, te rekenen vanaf de datum van het ontvangstbewijs, om bijkomend onderzoek te doen. Het parket kan deze termijn nog eens verlengen met maximum drie maanden.

Wanneer de ABS vaststelt dat het gaat om een schijnwettelijke samenwoning, weigert hij melding te maken van de verklaring in het bevolkingsregister. Neemt de ABS daarentegen geen enkele beslissing binnen de termijn van maximum vijf maanden vanaf het ontvangstbewijs, dan moet hij onmiddellijk melding maken van de verklaring van wettelijke samenwoning in het bevolkingsregister.

Praktijk gemeenten

Een koppel, waarvan één van de partners precair verblijf heeft, dat zich met alle nodige documenten aanbiedt bij de ABS om een verklaring van wettelijke samenwoning af te leggen, krijgt meestal te horen dat er eerst een woonstcontrole moet plaatsvinden. Die is volgens de meeste gemeenten (in Brussel en Vlaanderen) nodig om vast te stellen of de partners een gemeenschappelijke woonplaats hebben op het grondgebied van de gemeente, wat één van de voorwaarden is voor een wettelijke samenwoning (artikel 1476 §1 BW). Pas na een positieve woonstcontrole door de wijkagent, nodigt de gemeente het koppel opnieuw uit om de verklaring van wettelijke samenwoning te ondertekenen en te overhandigen aan de ABS tegen ontvangstbewijs. In grote steden zoals Brussel laat een woonstcontrole vaak lang op zich wachten (tot enkele maanden) waardoor de procedure wettelijke samenwoning aanzienlijk vertraagd wordt.

Sommige gemeenten vragen voorafgaandelijk ook al informatie op bij de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) over de vreemde partner in precair verblijf. Ze nodigen de partners pas uit om de verklaring van wettelijke samenwoning te komen ondertekenen, nadat ze de verblijfshistoriek ontvangen hebben van DVZ. Ook dit veroorzaakt (grote) vertragingen in de afgifte van het ontvangstbewijs.

HvB Brussel

In twee arresten oordeelde het Hof van Beroep van Brussel dat de weigeringsbeslissing van de ABS om de wettelijke samenwoning te registreren in het rijksregister, te laat genomen was. De datum waarop het koppel zich voor de eerste keer aanbood bij de gemeente met de nodige documenten was volgens het Hof de werkelijke datum waarop zij een verklaring van wettelijke samenwoning wilden afleggen. Zij hadden al op die dag een ontvangstbewijs moeten krijgen van de ABS. Over de voorafgaande woonstcontrole en het opvragen van informatie bij DVZ via de meldingsfiche, zegt het Hof van Beroep het volgende:

  • Voorafgaande woonstcontrole:

Hoewel er een werkelijke wil tot samenwoonst moet zijn en een woonstcontrole gerechtvaardigd kan zijn bij een vermoeden van schijnwettelijke samenwoning, belet dit niet dat de verklaring van wettelijke samenwoning ondertekend wordt en een ontvangstbewijs afgegeven wordt, zonder voorafgaande woonstcontrole door de wijkagent.

  • Meldingsfiche DVZ:

Uit de omzendbrief van 17 september 2013 volgt duidelijk dat de ABS maar een meldingsfiche moet overmaken aan DVZ, telkens wanneer hij een ontvangstbewijs afgeeft aan een vreemdeling in illegaal of precair verblijf. De ingevulde meldingsfiche moet aan DVZ bezorgd worden samen met een kopie van het ontvangstbewijs. Het was dus duidelijk de bedoeling van de minister van Justitie en de staatssecretaris voor Asiel en Migratie dat er eerst een verklaring zou opgesteld worden met ontvangstbewijs en dat er pas nadien contact moest opgenomen worden met DVZ, niet het omgekeerde.

Omdat in casu de weigeringsbeslissing van de ABS telkens later genomen was dan vijf maanden na de werkelijke datum van de verklaring van wettelijke samenwoning (tengevolge van een voorafgaande woonstcontrole en meldingsfiche), was de beslissing laattijdig en diende de verklaring geregistreerd te worden in het bevolkingsregister, overeenkomstig artikel 1476quater BW.