HvB Brussel: vrijspraak voor hulp voornamelijk om humanitaire beweegredenen bij onwettige binnenkomst

In een arrest van 12 januari 2021 maakt het Hof van Beroep (HvB) van Brussel toepassing van de "humanitaire clausule", voorzien in artikel 77, tweede lid Vreemdelingenwet (Vw). HvB spreekt de beklaagden vrij voor het verlenen van hulp bij onwettige binnenkomst omdat zij voornamelijk hebben gehandeld vanuit humanitaire overwegingen. Ze hadden een vriend geholpen om weg te geraken van een uitzichtloze situatie in Griekenland en om via België zijn familie in het Verenigd Koninkrijk te vervoegen.

Deze feiten betreffen een Syrisch koppel dat in het VK verblijft. Zij hielpen een andere Syriër om België binnen te komen om vervolgens door te reizen naar het VK. Beiden werden voor deze feiten vervolgd voor mensensmokkel. De correctionele rechtbank van Brussel sprak hen vrij, maar het openbaar ministerie (OM) ging hiertegen in beroep.

Het HvB bevestigt eerst de herkwalificatie van de feiten naar een inbreuk op artikel 77 Vw, dat onder andere hulp bij onwettige binnenkomst, verblijf of doorreis strafbaar stelt. Er is geen sprake van mensensmokkel omdat uit het strafdossier niet blijkt dat de beklaagden enig vermogensvoordeel hebben ontvangen. Dit laatste bevestigt het OM in zijn conclusies. Vervolgens stelt het HvB vast dat de materiële voorwaarden van dit misdrijf niet betwist zijn. De beklaagden hebben effectief de betrokkene geholpen om het Belgisch grondgebied binnen te komen om dan verder door te reizen naar het VK, in strijd met de Vw.

Het HvB volgt echter de motieven van de eerste rechter om de beklaagden vrij te spreken op grond van de "humanitaire clausule" voorzien in artikel 77, tweede lid Vw. Volgens deze bepaling is er geen strafbaar feit als de hulp voornamelijk werd verleend om humanitaire redenen. De beklaagden hadden uitgelegd dat ze hulp hebben geboden om de broer van een vriend, die ook een Syrische vluchteling is, te helpen uit zijn uitzichtloze situatie in Griekenland te geraken en zijn familie in het VK te kunnen vervoegen. Zij brachten verschillen stukken aan om dit te bewijzen. Het HvB acht de aangevoerde drijfveer niet ongeloofwaardig.

Het HvB wijst erop dat wanneer de toepassing van de humanitaire clausule niet kennelijk ongegrond is, het OM moet aantonen dat de beklaagden niet om die redenen hebben gehandeld. De argumenten van het OM overtuigen het HvB echter niet. Zo bepaalt het Hof dat deze clausule van toepassing is onafhankelijk of de hulp werd verschaft om het grondgebied te betreden, erdoor te reizen of erop te verblijven. Verder moet er geen sprake zijn van een noodtoestand, d.i. de volstrekte noodzakelijkheid om het misdrijf te plegen. Ook het feit dat ze hun drijfveer niet onmiddellijk hebben verklaard aan de politiediensten bij hun eerste verhoor, doet hier geen afbreuk aan.

Het HvB aanvaardt de toepassing van artikel 77, tweede lid Vw en bevestigt het vonnis in eerste aanleg.