HvC: geen detentie mogelijk op grond van frauduleus gebruik asielprocedure wanneer asielaanvraag in overweging werd genomen

Het Hof van Cassatie (HvC) oordeelt in arrest P.18.0002.N van 16 januari 2018 dat de inoverwegingname van de asielaanvraag door het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) betekent dat er geen sprake kan zijn van fraude of oneigenlijk gebruik van de asielprocedure op grond van artikel 74/6, §1bis, 9° en 12° Verblijfswet (Vw). Bijgevolg oordeelde het HvC dat ook de beslissing tot vasthouding op basis van dit wetsartikel ongegrond is.

Feiten

Een man van Oezbeekse origine vroeg op 19 oktober 2010 voor de eerste keer asiel aan in België maar deze aanvraag werd afgewezen. Hierna diende de man nog verschillende aanvragen om machtiging tot verblijf in, die herhaaldelijk werden afgewezen. De man werd opgepakt op 17 oktober 2017 en overgebracht naar het gesloten centrum voor illegalen van Brugge.

Hij diende op 16-11-2017 een nieuwe asielaanvraag in en een nieuwe hechtenistitel werd hem betekend op 20-11-2017 waartegen de man beroep instelt. Het CGVS beslist de meervoudige asielaanvraag op 30-11-2017 in overweging te nemen omdat er nieuwe elementen aanwezig zijn. De raadkamer van Brugge oordeelt op 12 december 2017 dat de hechtenis op grond van art. 74/6, §1 niet meer gegrond is en de betrokkene wordt in vrijheid gesteld. Het parket tekent echter beroep aan tegen deze beslissing.

In graad van beroep doet de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI) op 26 december 2017 de beschikking van de Raadkamer teniet. De KI oordeelt dat de inoverwegingname door het CGVS op zich niet leidt tot de onwettelijkheid van de opsluitingsmaatregel. De motieven van de opsluitingsmaatregel blijven volgens de KI rechtmatig, namelijk: de betrokkene is niet in het bezit van geldige reisdocumenten, heeft reeds een andere asielaanvraag ingediend en heeft deze asielaanvraag ingediend om de verwijdering uit te stellen of te verijdelen. Tegen dit arrest wordt cassatieberoep aangetekend.

Beoordeling Hof van Cassatie

Het HvC verwijst naar artikel 74/6, 1§bis, 9° en 12° Vw dat verduidelijkt wanneer een vreemdeling die niet voldoet aan de binnenkomstvoorwaarden of wiens verblijf heeft opgehouden regelmatig te zijn en die een asielaanvraag indient, kan worden vastgehouden met het oog op verwijdering. Dit is mogelijk wanneer;

  • de vreemdeling al een andere asielaanvraag heeft ingediend
  • de vreemdeling een asielaanvraag indient om de (uitvoering) van een verwijderingsmaatregel uit te stellen of te verijdelen.

Maar het HvC benadrukt ook het uitzonderlijk karakter van het detentieregime voor mensen die een beslissing over hun asielaanvraag afwachten, namelijk;

  • wanneer het een onregelmatig verblijf betreft en
  • wanneer duidelijk in de wet omschreven omstandigheden erop wijzen dat oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van de asielprocedure.

Daarnaast vestigt het HvC de aandacht op het feit dat de inoverwegingname door het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen een filter vormt om het oneigenlijk of frauduleus gebruik van het recht tot indienen van het asielaanvragen te voorkomen.

Uit de inoverwegingname door het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen leidt het HvC de afwezigheid af van het misbruik van de asielprocedure waartegen de wetgever wil optreden. De vasthouding op die rechtsgrond is dan ook ongegrond concludeert het HvC. Het bestreden arrest van de KI wordt dan ook vernietigd.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen