HvC: inschrijving op referentieadres OCMW toch niet mogelijk voor vreemdelingen zonder wettig verblijf

Geactualiseerd in februari 2021

In zijn arrest nr. S.18.0065 van 12 oktober 2020 stelt het Hof van Cassatie (HvC) dat vreemdelingen enkel aanspraak kunnen maken op een referentieadres bij een OCMW indien zij toegelaten of gemachtigd zijn tot een verblijf van meer dan drie maanden, gemachtigd zijn om zich te vestigen of overeenkomstig de Verblijfswet (Vw) om een andere reden zijn ingeschreven.

Hiermee verbreekt het HvC een arrest nr. 2018/1698 van 13 juni 2018 van Arbeidshof Brussel. Daarin oordeelde de arbeidsrechter op grond van een alternatieve interpretatie van artikel 1 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten (Wet bevolkingsregisters 19 juli 1991) dat ook onwettig verblijvende vreemdelingen beroep kunnen doen op een referentieadres bij een OCMW.

Feiten en voorgaanden

Een dakloze Fransman vroeg financiële steun aan het OCMW, maar dit werd hem geweigerd omwille van zijn onwettig verblijf. Betrokkene ging in beroep tegen deze beslissing. Kort daarop weigerde het OCMW hem opnieuw steun alsook de toekenning van een referentieadres bij het OCMW. Ook tegen deze beslissingen ging betrokkene in beroep. De aanvraag tot toekenning van een huurwaarborg bleef door het OCMW onbeantwoord. Tegen het uitblijven van een beslissing stelde de man beroep in. Arbeidshof Brussel veroordeelde het OCMW tot toekenning van een referentieadres op grond van een alternatieve lezing van artikel 1 Wet bevolkingsregisters van 19 juli 1991 volgens welke wettig verblijf geen vereiste is. OCMW Brussel ging tegen dit arrest in beroep bij het HvC.

HvC van 12 oktober 2020

Het HvC verduidelijkt de interpretatie van artikel 1 Wet bevolkingsregisters van 19 juli 1991.

Artikel 1, §1, lid 1, 1° Wet bevolkingsregisters betreft het personeel toepassingsgebied van de inschrijving in het bevolkingsregisters.

“§1. In elke gemeente worden gehouden: 1° bevolkingsregisters waarin ingeschreven worden op de plaats waar zij hun hoofdverblijfplaats gevestigd hebben, ongeacht of zij er aanwezig dan wel tijdelijk afwezig zijn

  • de Belgen en
  • de vreemdelingen
      • die toegelaten of gemachtigd zijn om voor een langere termijn dan drie maanden in het Rijk te verblijven
      • die gemachtigd zijn zich er te vestigen, of
      • die om een andere reden ingeschreven worden overeenkomstig de bepalingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
      • met uitzondering van de vreemdelingen die zijn ingeschreven in het in 2° bedoelde register evenals de personen bedoeld in artikel 2bis van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.”

Artikel 1, §2, lid 1 Wet bevolkingsregisters gaat over het personeel toepassingsgebied van de inschrijving op een referentieadres.

“§ 2. De personen bedoeld in § 1, eerste lid, 1°, worden op hun aanvraag door de gemeente waar zij gewoonlijk vertoeven, ingeschreven op een referentieadres:

  • wanneer zij in een mobiele woning verblijven
  • wanneer zij om beroepsredenen of bij gebrek aan voldoende bestaansmiddelen geen verblijfplaats hebben of meer hebben.”

Artikel 1, §2, leden 2 en 3 Wet bevolkingsregisters definieert het begrip referentieadres en bepaalt de voorwaarden en verplichtingen voor de verstrekker van een referentieadres.

“Onder referentieadres wordt verstaan het adres van ofwel een natuurlijke persoon die is ingeschreven in het bevolkingsregister op de plaats waar hij zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd, ofwel een rechtspersoon en waar, met de toestemming van deze natuurlijke persoon of deze rechtspersoon, een natuurlijke persoon zonder vaste verblijfplaats is ingeschreven.

De natuurlijke persoon of de rechtspersoon die de inschrijving van een andere persoon aanvaardt als referentieadres, verbindt zich ertoe daar alle voor die persoon bestemde post of alle administratieve documenten te laten toekomen. Hierbij mag de natuurlijke persoon of de rechtspersoon geen winstbejag nastreven. Enkel verenigingen zonder winstoogmerk, stichtingen en vennootschappen met sociaal oogmerk die minstens vijf jaar rechtspersoonlijkheid genieten en die zich in hun statuten tot doel hebben gesteld onder meer de belangen van één of meer rondtrekkende bevolkingsgroepen te behartigen of te verdedigen, kunnen optreden als rechtspersoon bij wie een natuurlijk persoon een referentieadres kan hebben.”

Artikel 1, §2, leden 4 en 6 Wet bevolkingsregisters wijst het referentieadres aan voor leden van de krijgsmacht en gedetineerden.

“In afwijking van het vorige lid worden de Belgische onderdanen die verbonden zijn aan de Krijgsmacht en de gezinsleden die hen vergezellen, in garnizoen in het buitenland, en die geen verblijfplaats meer hebben in België, ingeschreven op het door de minister van Landsverdediging vastgestelde referentieadres.”

“Op dezelfde wijze worden gedetineerden, met name de Belgen en de vreemdelingen die toegelaten of gemachtigd zijn om voor een langere termijn dan drie maanden in het Rijk te verblijven, die zijn opgesloten in een penitentiaire inrichting en geen verblijfplaats hebben of meer hebben, ingeschreven op het adres van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de gemeente waar zij het laatst stonden ingeschreven in het bevolkingsregisters. De gedetineerden, met name de Belgen en de vreemdelingen die toegelaten of gemachtigd zijn om voor een langere termijn dan drie maanden in het Rijk te verblijven, die nooit zijn ingeschreven geweest in de bevolkingsregisters van een gemeente, worden ingeschreven op het adres van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de gemeente waar de penitentiaire inrichting ligt.”

Artikel 1, §2, lid 5Wet bevolkingsregisters gaat over het referentieadres OCMW.

“Op dezelfde wijze worden de personen die bij gebrek aan voldoende bestaansmiddelen geen verblijfplaats hebben of meer hebben en die bij gebrek aan inschrijving in de bevolkingsregisters geen maatschappelijke bijstand kunnen genieten van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of om het even welk ander sociaal voordeel, ingeschreven op het adres van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de gemeente waar zij gewoonlijk vertoeven.”

Artikel 1, §1, lid 1, 1° en §2 Wet bevolkingsregisters bepaalt de plaats waar de betrokken personen worden ingeschreven in de bevolkingsregisters.

Leden 4 (referentieadres voor leden krijgsmacht), 5 (referentieadres OCMW) en 6 (referentieadres voor gedetineerden) van artikel 1, §2 Wet bevolkingsregisters:

  • wijken af van leden 2 en 3 (algemene voorwaarden en verplichtingen referentieadres) voor zover deze bepalingen zelf het referentieadres aanwijzen. Een persoon hoeft bijgevolg deze aanwijzing niet te aanvaarden maar
  • wijken niet af vande regel vermeld inartikel 1, §2, lid 1, namelijkdat enkel de personen geviseerd in artikel 1, §1, lid 1, 1° (nl. de Belgen, de vreemdelingen die zijn toegelaten of gemachtigd tot een verblijf van meer dan drie maanden, die gemachtigd zijn zich te vestigen of de vreemdelingen die overeenkomstig de Verblijfswet om een andere reden zijn ingeschreven) hun inschrijving kunnen vragen op een referentieadres (bij een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, of bij een OCMW).

Daaruit volgt dat krachtens artikel 1, §2, lid 5 Wet bevolkingsregisters van 19 juli 1991 enkel ingeschreven kunnen worden op het adres van een OCMW:

  • de Belgen,
  • de vreemdelingen die zijn toegelaten of gemachtigd tot een verblijf van meer dan drie maanden,
  • de vreemdelingen die gemachtigd zijn zich te vestigen en
  • de vreemdelingen die overeenkomstig de Verblijfswet om een andere reden zijn ingeschreven.

Bijgevolg heeft Arbeidshof Brussel volgens het HvC artikel 1, §2, lid 5 Wet bevolkingsregisters van 19 juli 1991 geschonden in zijn arrest van 13 juni 2018 voor zover het:

  • oordeelde dat de verblijfsvoorwaarde niet vervuld moet zijn voor de toekenning van een referentieadres OCMW en
  • niet onderzocht heeft of de betrokken vreemdeling onder het toepassingsgebied van artikel 1, §1, lid 1, 1° Wet bevolkingsregisters van 19 juli 1991 viel.

Met dit cassatie-arrest verbreekt het HvC boven vermeld arrest (zie voor bespreking hieronder) en bevestigt het de gevestigde praktijk van de meeste OCMW’s die erin bestaat dat ze doorgaans niet bereid zijn een referentieadres te verlenen aan een vreemdeling in onwettig verblijf.

Arbeidshof Brussel van 13 juni 2018

In het gecasseerde arrest oordeelde Arbeidshof Brussel op grond van een alternatieve lezing van artikel 1 Wet 19 juli 1991 dat ook vreemdelingen in onwettig verblijf aanspraak konden maken op een referentieadres OCMW.

De voorwaarden voor een inschrijving op een referentieadres bij een natuurlijke of rechtspersoon of bij een OCMW staan in artikel 1 Wet bevolkingsregisters van 19 juli 1991.

Volgens het Arbeidshof kan artikel 1, §2, lid 1 van de Wet bevolkingsregisters op twee manieren geïnterpreteerd worden.

  • Bij de ene lezing slaat de verwijzing naar artikel 1, §1, lid 1, 1° Wet bevolkingsregisters (personeel toepassingsgebied inschrijving bevolkingsregister) op alle situaties waarin beroep kan worden gedaan op een referentieadres.
      • Een wettig verblijf is bijgevolg vereist voor een referentieadres bij een natuurlijke of rechtspersoon én bij een OCMW.
      • Een behoeftige vreemdeling in onwettig verblijf kan geen referentieadres OCMW bekomen met het oog op het bekomen van een verblijfsrecht.
      • De inschrijving op een referentieadres bij een natuurlijke persoon of een rechtspersoon naar keuze, of bij een OCMW vereist een wettig verblijf én een eerdere inschrijving zonder referentieadres.
  • Bij de andere lezing slaat de verwijzing naar artikel 1, §1, lid 1, 1° alleen op de specifieke situatie vermeld in artikel 1, §2, lid 1 Wet bevolkingsregisters (personeel toepassingsgebied inschrijving referentieadres).
      • Om in aanmerking te komen voor een referentieadres bij een natuurlijke of rechtspersoon naar keuze moet een vreemdeling die in een mobiele woning verblijft of die geen verblijfsplaats (meer) heeft om beroepsredenen of bij gebrek aan voldoende bestaansmiddelen, reeds beschikken over een wettig verblijf. De verwijzing naar een wettig verblijf in artikel 1, §2, lid 1 Wet bevolkingsregisters slaat enkel op die welbepaalde gevallen.
      • Een wettig verblijf is bijgevolg voor een referentieadres OCMW géén vereiste.

Het Arbeidshof verdedigt deze tweede lezing door te stellen dat:

  • de vicieuze cirkel voor een vreemdeling die zijn verblijfssituatie niet kan regulariseren wegens gebrek aan een adres doorbroken wordt.
  • de ministeriële omzendbrief van 21 maart 1997 waarin enkel het niet (meer) hebben van een verblijfplaats en het aanvragen van maatschappelijke dienstverlening worden genoemd als voorwaarden voor inschrijving met een referentieadres bij een OCMW, gerespecteerd wordt.
  • de richtlijn vrij verkeer die niet uitsluit dat een Unieburger in een gastlidstaat verblijft als dakloze die slechts over een administratief adres beschikt in de vorm van een referentieadres, gerespecteerd wordt.
  • een referentieadres bij een OCMW geen recht op inschrijving in de bevolkingsregisters opent voor zover het verblijfsrecht niet is erkend, maar er enkel voor zorgt dat het OCMW de post van de betrokkene ontvangt.
  • de toekenning van een referentieadres OCMW aan een onwettig verblijvende vreemdeling verder gaat dan de dringende medische hulp voorzien in artikel 57, §2, 1° Organieke OCMW-wet maar in overeenstemming is met de wettelijke opdracht van de OCMW’s en geen (bijkomende) onredelijke belasting uitmaakt.