HvJ: langdurige ingezetene verliest status niet ondanks slechts enkele dagen aanwezigheid op EU grondgebied in periode van 12 maanden

In het arrest nr. C- 432/20 van 20 januari 2022 spreekt het Hof van Justitie (HvJ) zich uit over het verlies van de status van langdurige ingezetene (L.I.) wanneer de betrokkene gedurende een aaneengesloten periode van twaalf maanden niet op het grondgebied van de Europese Unie (EU) verblijft. Het HvJ oordeelt dat elke fysieke aanwezigheid in de EU deze periode onderbreekt, hoe kort deze ook is. Een L.I. die slechts enkele dagen per jaar fysiek aanwezig is in de EU kan zijn status dus niet om die reden verliezen.

Feiten en voorafgaande procedure

Een Kazachse persoon heeft de status van langdurige ingezetene in Oostenrijk verworven. In de periode die daarop volgt (tussen augustus 2013 en augustus 2018) is hij slechts een paar dagen per jaar aanwezig op het grondgebied van de EU. Hij verblijft daarentegen nooit gedurende een aaneengesloten periode van twaalf maanden of langer buiten het grondgebied van de EU.

In september 2018 vraagt hij de verlenging van zijn EU-verblijfsvergunning voor L.I., maar deze wordt geweigerd. De bevoegde Oostenrijkse autoriteit is namelijk van mening dat hij tussen 2013 en 2018 niet op het grondgebied van de EU heeft verbleven, waardoor hij zijn recht op de status van L.I. heeft verloren.

De betrokkene is het hier niet mee eens, en dient een beroep in bij de bestuursrechter in eerste aanleg van Wenen. De rechter heeft twijfels over de interpretatie van het Unierecht en stelt bijgevolg een prejudiciële vraag aan het HvJ.

De verwijzende rechter heeft namelijk vragen over de juist uitlegging van artikel 9, lid 1, c) van Richtlijn 2003/109 dat bepaalt dat een persoon de status van L.I. verliest als hij gedurende een aaneengesloten periode van twaalf maanden niet op het grondgebied van de EU verblijft. De rechter wilt weten of elke fysieke aanwezigheid voldoende is om de status te behouden, zelfs als die aanwezigheid in totaal slechts enkele dagen bedraagt. De rechter vraagt ook of de autoriteiten aanvullende voorwaarden kunnen stellen, zoals de voorwaarde dat de betrokkene gedurende ten minste een deel van de periode van twaalf maanden zijn gewone verblijfplaats of het centrum van zijn belangen binnen de EU heeft.

Analyse HvJ

Het HvJ stelt vast dat het de juiste toepassingsvoorwaarden van het begrip “niet verblijven” moet onderzoeken. Het benadrukt dat het een autonoom begrip van Unierecht is dat binnen de EU uniform moet worden uitgelegd.

Voor de uitlegging van dit begrip, kijkt het HvJ naar de bewoording, de context en de doelstellingen ervan:

  • Interpretatie op grond van de bewoording: Uit de verschillende taalversies van het begrip “niet verblijven” lijkt te volgen dat elke fysieke aanwezigheid van de betrokkene op het grondgebied van de EU volstaat. In een groot aantal van de taalversies wordt namelijk de term “afwezigheid” gebruikt, wat doelt op de fysieke “niet-aanwezigheid”.
  • Interpretatie op grond van de context: Artikel 8 van de Richtlijn benadrukt dat de status van L.I. permanent is. De uitzonderingen voorzien in artikel 9 moeten bijgevolg restrictief worden geïnterpreteerd. Dit pleit tegen een ruime uitlegging van dat artikel 9, volgens welke de louter fysieke aanwezigheid van de langdurig ingezetene op het grondgebied van de Unie niet volstaat om zijn afwezigheid van dat grondgebied te onderbreken. Ook bevat artikel 9, in tegenstelling tot andere bepalingen, geen voorwaarden met betrekking tot de duur of de aard van deze aanwezigheid. Het onderzoek van de context bevestigt dus de uitlegging die uit de bewoordingen van deze bepaling voortvloeit.
  • Interpretatie op grond van het doel van de richtlijn: de Richtlijn beoogt de integratie te waarborgen van derdelanders die zich duurzaam en legaal in de lidstaten hebben gevestigd, en om hun rechten bijgevolg meer in overeenstemming te brengen met die van Unieburgers. Dit ondersteunt de uitlegging van artikel 9 van de Richtlijn volgens dewelke een persoon met de status van L.I. vrij is om zich – net als Unieburgers – buiten het grondgebied van de Unie te begeven en daar te verblijven, zonder dat dit leidt tot het verlies van zijn status van L.I. Ook heeft de Richtlijn tot doel om maximale rechtszekerheid te bieden aan houders van deze status. Een uitlegging volgens welke iedere fysieke aanwezigheid van de betrokkene voorkomt dat hij op grond van die bepaling zijn status verliest, is het meest geschikt om voldoende rechtszekerheid te bieden.

Het HvJ besluit dus dat elke fysieke aanwezigheid op het grondgebied van de Unie, zelfs indien die aanwezigheid in totaal slechts enkele dagen bedraagt, volstaat om te voorkomen dat deze persoon de status van langdurig ingezetene verliest.

Het Hof benadrukt wel dat deze situatie moet worden onderscheiden van de situatie waarin er aanwijzingen bestaan dat een dergelijke ingezetene misbruik heeft gemaakt van zijn rechten. Het Hof lijkt te stellen dat in dergelijk geval de persoon wel zijn status kan verliezen maar geeft geen verdere aanwijzingen over hoe kan worden vastgesteld dat er sprake is van misbruik.