Inbreuk op artikel 3 EVRM bij uitwijzing naar Soedan na politieke “sur place” activiteiten

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) oordeelt in arrest nr. 58802/12 (A.A. t. Zwitserland) van 7 januari 2014 dat het een schending van artikel 3 EVRM (verbod op onmenselijke behandeling) inhoudt om een asielzoeker naar Soedan terug te sturen nadat hij in Zwitserland kritiek heeft geuit op de Soedanese regering.

Feiten

A.A. is geboren in Noord Darfur. In 2004 is hij uit zijn dorp gevlucht, nadat zijn vader was vermoord, enerzijds, en hij mishandeld was, anderzijds, door de Janjaweed. Hij vroeg in Zwitserland asiel aan. Zijn aanvraag werd afgewezen omdat hij zijn identiteit niet kon aantonen, en omdat uit een taaltest bleek dat hij afkomstig zou zijn uit Centraal of Oost Soedan in plaats van Darfur. Na zijn afgewezen asielaanvraag verbleef A.A. ongewettigd in Zwitserland. Sinds 2006 werd hij actief lid van de Sudan Liberation Movement (SLM) in Zwitserland. Hij nam in die hoedanigheid deel aan verschillende publieke activiteiten, en kwam in beeld tijdens een televisie interview.

Begin 2009 diende A.A. een nieuwe asielaanvraag in. Hij argumenteerde dat hij een reëel risico loopt om in Soedan vervolgd te worden aangezien hij intussen een politieke activist was geworden in Zwitserland. De Zwitserse asielinstanties verwierpen zijn tweede asielaanvraag. Ze oordeelden o.a. dat A.A. pas na zijn vlucht naar Zwitserland politiek activist was geworden, en dat zijn politieke activiteiten in Zwitserland enkel gericht waren om “sur place” een subjectieve vrees op vervolging te doen ontstaan. Verder oordeelden de Zwitserse asielinstanties dat de Soedanese regering inderdaad politieke activiteiten van oppositieleiders in het buitenland in de gaten houden, maar dat ze enkel focussen op mensen met een belangrijk politiek profiel. Daarom zou het onwaarschijnlijk zijn dat de politieke betrokkenheid van A.A. de aandacht van de Soedanese regering getrokken zou hebben.

EHRM arrest

Het EHRM meent dat niet alleen leiders van politieke organisaties of andere mensen met belangrijke profielen het risico lopen om in Soedan opgesloten, mishandeld of gefolterd te worden, maar ook wie zich verzet tegen het huidig regime, of als zodanig wordt aanzien.

  • Het Hof bevestigt dat de Soedanese regering toeziet op activiteiten van politieke opponenten in het buitenland. Het Hof oordeelt dat het politiek profiel van A.A. niet in grote mate in de kijker stond. Tijdens het televisie interview heeft hij bijvoorbeeld geen politieke standpunten ingenomen.
  • Maar in Soedan lopen niet alleen politieke leiders en belangrijke profielen, maar ook mensen die verdacht worden de oppositie te steunen het risico om vervolgd te worden. Aangezien A.A. actief lid was van de SLM en deelgenomen heeft aan internationale vergaderingen in Genève, meent het Hof dat hij door de Soedanese regering beschouwd kan worden om aangesloten te zijn bij de oppositie.
  • Daarom meent het Hof dat er gegronde redenen zijn om te geloven dat hij het risico loopt om in Soedan opgesloten, ondervraagd en gefolterd zou worden als hij in de luchthaven in Soedan zou toekomen. De uitvoering van het uitwijzingsbevel van A.A. zou dus een schending van artikel 3 EVRM inhouden.
Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen