KB van 9 maart 2017 wijzigt reglementering bevolkingsregisters en identiteitskaarten

Het koninklijk besluit (KB) van 9 maart 2017 past de bestaande regelgeving met betrekking tot de bevolkingsregisters en identiteitskaarten op bepaalde punten aan. De meeste bepalingen traden al in werking op 8 mei 2017 (uitgezonderd de artikelen 12, 16 en 18). Het KB verduidelijkt de bestaande regels voor wat betreft de controle van de hoofdverblijfplaats, de afvoering uit de bevolkingsregisters, de inschrijving van ambtswege, de tijdelijke afwezigheid, de referentieadressen en enkele andere wijzigingen. Aan de hand van een efficiëntere toepassing van de bestaande reglementering hoopt men in de toekomst beter te kunnen optreden tegen domiciliefraude en sociale en/of fiscale fraude. Dit bericht overloopt en analyseert de belangrijkste wijzigingen.

Wat verandert er?

1. Vastlegging en controle realiteit hoofdverblijfplaats (art. 2 KB)

  • Om sociale en/of fiscale fraude tegen te gaan, zal een onderzoek naar de reële verblijfplaats nu ook gebeuren bij aangifte van een verblijfplaatswijziging naar aanleiding van een vertrek naar het buitenland. Vroeger vond dit enkel plaats als men zich in België vestigde en niet als men vertrok.
  • De termijn die de gemeente heeft om het onderzoek ter controle van de werkelijke verblijfplaats te voeren, wordt op 15 werkdagen gebracht in plaats van de huidige 8 dagen. De termijn waarbinnen de gemeente het resultaat van deze vaststelling moet meedelen, is voortaan één maand, in plaats van vroeger 20 dagen.
  • De datum van inschrijving in de registers is de datum waarop men de wijziging van verblijfplaats aangeeft, tenzij uit de controle blijkt dat dit niet klopt. In dat laatste geval zal de datum waarop de verblijfsverandering wordt vastgesteld, de datum van inschrijving zijn.
  • Wanneer op het aangegeven adres al één of meerdere personen ingeschreven zijn, moet men die personen verwittigen (of diens bewindvoerder indien de persoon het voorwerp uitmaakt van een maatregel tot bescherming van de goederen en/of persoon)
  • De huidige regeling laat de gemeenten soms in het ongewisse over de inschrijving van kinderen wiens ouders apart leven of gescheiden zijn. Om daaraan tegemoet te komen voorziet het KB betere richtlijnen:
    • Uitgangspunt: inschrijving op de effectieve verblijfplaats, ook al is deze niet in overeenstemming met hetgeen daar door de ouders over afgesproken werd of met hetgeen werd opgenomen in een vonnis.
    • In situaties van effectief gelijkmatig verdeelde huisvesting:
          • In eerste instantie gelden de bepalingen van het wederzijds akkoord, de gerechtelijke beslissing of notariële akte.
          • Wanneer geen van allen voorhanden zijn, moet het kind worden ingeschreven op het adres van de laatste hoofdverblijfplaats van het kind.
          • Bij gebreke daaraan, zal het kind voorlopig worden ingeschreven bij de ouder die de kinderbijslag ontvangt.

2. Afvoering uit de bevolkingsregisters (art. 3 KB)

Wanneer de gemeente vaststelt dat een persoon zijn gemeente verlaten heeft, en die persoon gedurende minstens 6 maanden onvindbaar is, wordt die persoon automatisch afgevoerd uit de bevolkingsregisters. Voordien was de termijn daarvoor niet bepaald.

3. Inschrijving van ambtswege (art. 4 KB)

  • Wanneer een persoon van ambtswege wordt ingeschreven, is de inschrijvingsdatum voortaan de datum van vaststelling van aanwezigheid zoals opgenomen in het onderzoeksverslag van de ambtenaar van de burgerlijke stand.
  • Een minderjarige die de ouderlijke verblijfplaats verlaat en door omstandigheden deze wijziging niet samen met 1 of beide ouders kan aangeven, moet worden ingeschreven in de plaats waar hij effectief verblijft. Hoe?
    • het gemeentebestuur spoort de jongere op en stelt zijn effectieve verblijfplaats vast,
    • schrijft de jongere in in de registers,
    • en brengt de verantwoordelijke op de hoogte van deze inschrijving.

4. Tijdelijke afwezigheid (art. 8 KB)

Tijdelijke afwezigheid wordt geherdefinieerd als ‘het niet effectief te verblijven op zijn hoofdverblijfplaats tijdens een bepaalde periode, waarbij er voldoende belangen behouden worden die aantonen dat de re-integratie in de hoofdverblijfplaats op elk moment mogelijk is’. Voortaan staat niet de motivatie van de afwezigheid, maar wel het behoud van de hoofdverblijfplaats centraal. Bovendien mag een tijdelijke afwezigheid niet langer dan één jaar duren, eventueel éénmaal verlengbaar met nog een jaar. Om een afvoering van ambtswege te vermijden, is de mogelijkheid voorzien om aangifte te doen van elke tijdelijke afwezigheid van meer dan drie maanden.

5. Referentieadres (art. 10 KB)

  • het systeem van tijdelijke afwezigheid en referentieadres is niet meer combineerbaar
  • een inschrijving op een referentieadres omwille van beroepsredenen kan niet langer dan één jaar duren, met uitzondering van een aantal beroepscategorieën.

6. Andere wijzigingen

Andere wijzigingen betreffen:

  • het houden van de materiële bevolkingsfiches (art. 6 KB)
  • de voorlopige inschrijving in gebouwen waar permanente bewoning niet is toegestaan (art. 7 KB)
  • de inspecties van de bevolkingsregisters (art. 11 KB)
  • de geldigheidsduur van een kids-ID (art. 13 KB)
  • de procedure in geval van overlijden of verlies van identiteitskaarten om fraude zoveel mogelijk tegen te gaan (art. 15 en 16 KB)

Meer info