Meer intrekkingsgronden voor internationale beschermingsstatus

De wet van 10 augustus 2015 tot wijziging van de Verblijfswet, die op 3 september in werking trad, heeft de mogelijkheden om een internationale beschermingsstatus in te trekken verruimd. De wetgever voorziet daarmee in de gedeeltelijke omzetting van de kwalificatierichtlijn, in het bijzonder de artikelen 14 (4) en 14 (5) van die richtlijn.

Het CGVS kan nu ook de status van een vluchteling of subsidiair beschermde intrekken als hij een gevaar vormt voor de samenleving, omdat hij definitief veroordeeld is voor een bijzonder ernstig misdrijf, of als er redelijke gronden bestaan om hem te beschouwen als een gevaar voor de nationale veiligheid.

Uit de memorie van toelichting blijkt dat de wetgever hiermee een dubbel doel beoogt:

  • Enerzijds wil de wetgever efficiënt en performant kunnen optreden in gevallen waar de samenleving of de nationale veiligheid wordt bedreigd door personen die in België internationale bescherming genieten
  • Anderzijds wil de wetgever hiermee ook uitvoering geven aan het engagement uit het regeerakkoord om radicalisering en terrorisme te bestrijden, door de mogelijkheid te voorzien een beschermingsstatus in te trekken in geval van terroristische daden.

Door deze nieuwe wet kan een internationale beschermingsstatus nu in de volgende gevallen worden ingetrokken:

Intrekking van de vluchtelingenstatus (artikel 49 § 2 Verblijfswet)

Tijdens de eerste tien jaar van het verblijf (te rekenen vanaf de datum van de indiening van de asielaanvraag), kan DVZ aan het CGVS vragen de vluchtelingenstatus in te trekken:

  • als de vluchteling had moeten uitgesloten worden in overeenstemming met de uitsluitingsgronden uit de Conventie van Genève;
  • als de vluchteling werd erkend op grond van feiten die hij verkeerd heeft weergegeven of achtergehouden, van valse verklaringen of van valse of vervalste documenten die doorslaggevend zijn geweest voor de erkenning van de status;
  • als zijn persoonlijke gedrag er later op wijst dat hij geen vervolging vreest.

Zonder beperking in de tijd kan DVZ aan het CGVS vragen de vluchtelingenstatus in te trekken:

  • als de vluchteling een gevaar vormt voor de samenleving, omdat hij definitief veroordeeld is voor een bijzonder ernstig misdrijf;
  • of als er redelijke gronden bestaan om hem te beschouwen als een gevaar voor de nationale veiligheid.

Het CGVS moet binnen een termijn van zestig dagen een beslissing tot intrekking nemen of DVZ informeren waarom er niet kan overgegaan worden tot de intrekking.

Intrekking van de subsidiaire beschermingsstatus (artikel 49/2 § 4 Verblijfswet)

DVZ kan tijdens de eerste tien jaar van het verblijf (te rekenen vanaf de datum van de indiening van de asielaanvraag), aan het CGVS vragen de subsidiaire beschermingsstatus in te trekken:

  • als de subsidiair beschermde in zijn land van herkomst een misdrijf heeft gepleegd dat niet onder de bestaande uitsluitingsgronden valt, maar dat in België wel strafbaar zou zijn met een gevangenisstraf. Hierbij moet hij zijn land van herkomst verlaten hebben om te ontsnappen aan sancties die uit dit misdrijf voortvloeien.
  • als deze bescherming werd toegekend op basis van valse verklaringen, valse documenten of op basis van verdraaide of verborgen feiten.

Daarnaast kan DVZ aan het CGVS vragen de subsidiaire beschermingsstatus in te trekken die werd toegekend aan een vreemdeling (artikel 49/2 §4):

  • als er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat:
    • hij een misdrijf tegen de vrede, een oorlogsmisdrijf of een misdrijf tegen de menselijkheid heeft gepleegd zoals gedefinieerd in de internationale instrumenten waarmee wordt beoogd regelingen te treffen ten aanzien van dergelijke misdrijven;
    • hij zich schuldig heeft gemaakt aan handelingen welke in strijd zijn met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties als vervat in de preambule en de artikelen 1 en 2 van het Handvest van de Verenigde Naties;
    • hij een ernstig misdrijf heeft gepleegd.
  • als hij een gevaar voor de samenleving of voor de nationale veiligheid vormt.

Het weigeren van de vluchtelingenstatus

De nieuwe wet stelt ook dat het CGVS de vluchtelingenstatus kan weigeren te erkennen:

  • als de asielzoeker een gevaar vormt voor de samenleving omdat hij definitief veroordeeld is voor een bijzonder ernstig misdrijf;
  • of als er redelijke gronden bestaan om de asielzoeker te beschouwen als een gevaar voor de nationale veiligheid.

De nieuwe wet biedt geen oplossing voor de niet-repatrieerbaren

Het CGVS moet voor alle beslissingen tot intrekking of uitsluiting van de internationale beschermingsstatus ook een advies geven over de eventuele verwijdering. Dit advies is niet vereist:

  • als er sprake is van bedrog tijdens de asielprocedure
  • als het gedrag van de persoon die beschermingsstatus gekregen heeft, er later op wijst dat zijn vermeende vrees nooit heeft bestaan.

Op basis van dit advies zal DVZ de vreemdeling wel of niet kunnen repatriëren.

In de praktijk zullen er heel wat vragen rijzen wat er moet gebeuren met personen van wie de status werd ingetrokken, maar die niet gerepatrieerd kunnen worden omdat dit mogelijks strijdig zou zijn met artikel 3 EVRM of omdat ze geen documenten kunnen bekomen voor het betrokken land. Bepaalde verblijfsvragen die een intrekking tot gevolg kunnen hebben, zijn helaas niet beantwoord en zullen er toe leiden dat sommige personen in een ‘legal limbo’ terecht zullen komen.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen