Nieuwe instructie van Fedasil over begeleiding van bewoners in Dublinprocedure

Op 22 september 2020 vaardigde Fedasil een nieuwe instructie uit die het traject van bewoners in Dublinprocedure uitstippelt. De instructie voert enkele nieuwigheden in, zoals een snellere signalering aan het opvangcentrum dat een bewoner in de Dublinprocedure zit, een mogelijkheid tot huisarrest door DVZ en een mogelijkheid voor Fedasil om het recht op opvang te beperken wanneer de persoon niet meewerkt.

De instructie maakt deel uit van een geheel aan maatregelen waarmee de overheid de doeltreffendheid van de toepassing van de Dublinverordening op verzoekers om internationale bescherming (IB) wil verhogen. Zo zal het aantal Dublinplaatsen in materiële opvangstructuren verhoogd worden en wordt er ter plaatse meer ingezet op toezicht door de verbindingsambtenaren van Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ). Verzoekers om internationale bescherming die niet meewerken en niet op afspraken opdagen, kunnen zowel een verlenging van hun overdrachtstermijn krijgen als een beperking van hun recht op opvang. Er wordt een stuurgroep opgericht met leden van DVZ en Fedasil om de toepassing op te volgen.

De instructie trad in werking op 1 oktober 2020. Ze vervangt de instructie van 20 oktober 2015 en 3 januari 2020.

Opvangtraject van bewoners in Dublinprocedure

Informeren

DVZ geeft elke dag aan dispatching een lijst van verzoekers om internationale bescherming (IB) waarvan bij de registratie van het verzoek blijkt dat er reeds vingerafdrukken zijn genomen of een verzoek om IB gedaan werd in een andere lidstaat. Dispatching wijst deze mensen toe aan een gewone opvangplaats, maar registreert dat de bewoner in Dublinonderzoek is. De sociaal werker kan de bewoner bijgevolg van bij het begin informeren over de procedure. Wanneer er een Dublininterview gepland staat (datum vermeld op de bijlage 26), moet de sociaal werker de verzoeker om IB actief informeren over de inhoud ervan en de mogelijke gevolgen van de Dublinprocedure. Wanneer tijdens het opvangverblijf elementen van kwetsbaarheid blijken of familiale banden in België dan kan de sociaal werker dit, mits toestemming van de verzoeker om IB, aan DVZ doorgeven, zodat DVZ er rekening mee kan houden in de beslissing.

Huisarrest

De instructie vermeldt daarbij dat DVZ momenteel een nieuwe maatregel uitwerkt over huisarrest in opvangcentra. Dit zou plaatsvinden in centra waar een verbindingsambtenaar van DVZ aanwezig is. Fedasil benadrukt in de instructie dat het open centra blijven en dat het toezicht op het huisarrest niet zal gebeuren door het personeel van deze centra. Er zijn verder nog geen details bekend over deze maatregel.

Toewijzing Dublinplaats

Wanneer de verzoeker om IB een beslissing ontvangt die een andere lidstaat als verantwoordelijke lidstaat aanwijst (bijlage 26quater), wijst Fedasil een Dublinplaats toe. De bewoner moet hier binnen de vijf werkdagen naartoe gaan. De sociaal werker informeert de bewoner over een mogelijk beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) tegen de bijlage 26quater. De verzoeker heeft recht op opvang tot de effectieve transfer aan de bevoegde lidstaat, maar de instructie voert enkele mogelijkheden tot beperking in (zie verder). Wanneer hij niet naar de Dublinplaats gaat, zal de code 207 aangepast worden naar een ’code no show‘ en de materiële hulp beperkt worden tot medische begeleiding. In dat geval wordt hij ook geïnformeerd dat:

  • hij zijn adres moet doorgeven aan DVZ. Indien hij dit niet doet, kan er beslist worden dat hij ondergedoken is.
  • hij kan her-integreren in het opvangnetwerk, maar enkel in een Dublinplaats en mogelijks met huisarrest door DVZ.
  • wanneer de overdrachtstermijn verstrijkt en België bevoegd geworden is, Fedasil een beslissing kan nemen om de materiële hulp te beperken als hij niet heeft meegewerkt tijdens de Dublinprocedure of niet naar de Dublinplaats is gegaan.

Er kan een uitzondering gevraagd worden om niet naar de Dublinplaats te gaan omwille van medische redenen, zwangerschap of geboorte (twee maanden voor en na de bevalling). Daarnaast kan om dezelfde redenen een verlenging van het bevel om het grondgebied te verlaten gevraagd worden aan DVZ. Wanneer Fedasil de uitzondering toestaat, betekent dit niet dat de bijlage 26quater niet uitgevoerd kan worden door DVZ.

Begeleiding in de Dublinplaats

De instructie legt enkele momenten vast waarbij de sociaal werker de verzoeker om IB moet informeren over de begeleiding in de Dublinplaats en verwachtingen inzake samenwerking. Zo is de bewoner verplicht om aanwezig te zijn op de afspraken. Niet-naleving kan aanleiding zijn voor een sanctie in het kader van artikel 45 Opvangwet. Ten laatste op de vierde werkdag na aankomst vindt een tweede gesprek plaats waarbij de bewoner moet zeggen of hij ervoor kiest om terug te keren naar de bevoegde lidstaat. Wanneer hij niet zelf wil terugkeren, is het mogelijk dat er na een derde gesprek een interventie door de politie gebeurt met het oog op een gedwongen terugkeer. Als de bewoner niet aanwezig is bij zo een interventie, stuurt de verbindingsambtenaar van DVZ een oproeping.

Beperking van de materiële hulp

De instructie voert verschillende mogelijkheden in om het recht op opvang te beperken. Wanneer de bewoner niet opdaagt op de afspraken of na oproepingen van DVZ, geeft DVZ dit door aan Fedasil. Fedasil kan dan op basis daarvan een beslissing nemen om het recht op opvang te beperken tot medische begeleiding (artikel 4 § 1, 2° en §2 Opvangwet). In deze beslissing wordt vermeld dat als de bewoner zich binnen de tien dagen bij DVZ meldt, de beslissing kan worden herzien. In dat geval volgt terug een toewijzing aan een Dublinplaats. DVZ kan daarbij een beslissing tot huisarrest of detentie nemen.

Wanneer de betrokkene zich terug aanmeldt als de transfertermijn verstrijkt en België terug bevoegd is geworden, wijst Fedasil in principe een gewone opvangplaats toe. Maar wanneer de verzoeker de opvangplaats eerder had verlaten om de overheid te ontwijken of wanneer de opvang eerder werd beperkt omwille van een gebrek aan medewerking, kan Fedasil volgens de instructies een andere, individuele beslissing nemen.

Noot van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

Er is geen duidelijke wettelijke basis voor een regeling voor huisarrest in open opvangcentra. Het is ook nog onduidelijk hoe DVZ dit concreet zal uitwerken, en wat de rol van het personeel in de centra zal zijn.

Verder herneemt de nieuwe instructie gedeeltelijk de instructie van 3 januari 2020 die Fedasil recent introk naar aanleiding van een beroep bij de Raad van State (RvS). De auditeur van de RvS adviseerde de vernietiging van deze instructies, omdat ze bepalingen toevoegden aan de wet en Fedasil hier niet bevoegd voor is.

De Opvangwet laat geen categoriale uitsluiting toe: elke beslissing die Fedasil neemt, moet volgens artikel 4, §4 en §5 Opvangwet:

  • individueel gemotiveerd zijn
  • worden genomen met inachtneming van het redelijkheidsbeginsel
  • rekening houden met de specifieke situatie van de betrokkene, met name in geval van kwetsbare personen
  • het recht op medische begeleiding waarborgen
  • het recht op een waardige levensstandaard waarborgen

Deze vereisten zijn omgezet uit de Europese Opvangrichtlijn.

Uit de toepassing van de instructie van januari 2020 bleek dat er desondanks een categoriale weigering van het recht op opvang gebeurde, zonder rekening te houden met individuele kwetsbaarheden, zoals de aanwezigheid van minderjarige kinderen, en zonder garanties voor een menswaardige levensstandaard. De vrees is dat dit opnieuw zal gebeuren.

Fedasil moet er rekening mee houden dat de verblijfsrechtelijke situatie van de verzoekers is veranderd: door het verstrijken van de transfertermijn is België terug bevoegd geworden om de asielprocedure te behandelen. De asielprocedure wordt dus heropend en ten gronde behandeld. Op dat moment de opvang weigeren, heeft grote gevolgen voor de verzoekers, omdat zij dan gedurende de volledige procedure uitgesloten zijn van de opvang en de daarmee gepaard gaande begeleiding.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen