Omzendbrief OCMW-steun van EU-burgers en hun familie en familie van Belgen

De vernietiging van artikel 57quinquies OCMW-wet door het Grondwettelijk Hof (GwH arrest nr. 95/2014) is gepubliceerd in het staatsblad op 24 juli 2014. Dat maakt het arrest algemeen bindend.

De POD Maatschappelijke Integratie (POD MI) heeft op 5 augustus 2014 een omzendbrief met nieuwe interpretaties van artikel 3, 3°, 2de streepje RMI-wet en artikel 57quinquies OCMW-wet uitgebracht. Deze omzendbrief heeft een ruimer toepassingsgebied dan het arrest van het Grondwettelijk Hof.

  • De POD MI stemt zijn interpretatie van artikel 57quinquies OCMW-wet af op het arrest van het Grondwettelijk Hof. EU-werknemers en –zelfstandigen en hun familie mogen niet meer gedurende drie maanden worden uitgesloten van OCMW-steun. Dit betreft het recht op maatschappelijke dienstverlening.
  • Tegelijk voert de POD MI een nieuwe, gelijkaardige interpretatie in van de RMI-wet. Dit betreft het recht op maatschappelijke integratie.
  • Bepaalde EU-burgers en hun familie zijn nog tijdelijk uitgesloten van financiële steun. De omzendbrief licht toe hoe dat vastgesteld en berekend wordt. Volgens het GwH hebben zij dan wel recht op dringende medische hulp. De omzendbrief licht dat toe.
  • De omzendbrief en het GwH-arrest betreffen EU-burgers en hun familie die via het vrij personenverkeer binnen de EU, naar België zijn gekomen. De omzendbrief geldt ook voor EER-burgers (Noorwegen, Ijsland en Liechtenstein) en hun familie die gebruik maken van het vrij personenverkeer. Voor Zwitsers en hun familie geldt de omzendbrief niet.
  • Daarnaast betreft de omzendbrief ook de familieleden van Belgen die in het kader van gezinshereniging naar België gekomen zijn. De POD MI sluit familie van Belgen drie maanden uit van OCMW-steun (behalve dringende medische hulp), net zoals de familie van sommige EU-burgers. Dat is betwistbaar. Onderaan dit bericht vindt u een kritische analyse daarvan.

De omzendbrief van 05-08-2014 heft verschillende omzendbrieven op: de omzendbrief van 29-06-2011, 28-03-2012 en 10-07-2013 (punt 3).

De OCMW’s moeten hun beslissingen herzien tegen 24 september 2014. Tot 24 januari 2015 zijn er bijzondere beroepsmogelijkheden tegen beslissingen en gerechtelijke uitspraken die in strijd zijn met het GwH arrest.

Inhoud van dit bericht:

Wettelijk kader gedeeltelijk vernietigd

Artikel 57quinquies OCMW-wet (ingevoerd door de wet van 19 januari 2012):

  • EU-burgers en hun familieleden zijn uitgesloten van maatschappelijke dienstverlening gedurende de eerste drie maanden van hun verblijf;
  • EU-burgers en hun familieleden zijn uitgesloten van steun voor levensonderhoud zolang ze geen duurzaam verblijfsrecht hebben;
  • EU-werkzoekenden en hun familieleden zijn uitgesloten van maatschappelijke dienstverlening zolang ze geen duurzaam verblijf hebben.

Het Grondwettelijk Hof vernietigde een deel van dit artikel 57quinquies OCMW-wet:

  • EU-werknemers en –zelfstandigen, personen die deze status behouden hebben, en hun familieleden, mogen niet uitgesloten worden van maatschappelijke dienstverlening tijdens de eerste drie maanden van hun verblijf. Zij mogen ook niet uitgesloten worden van steun voor levensonderhoud wanneer ze een voorwaardelijk verblijfsrecht hebben. Lees meer over de GwH-uitspraak over financiële OCMW-steun
  • EU-burgers en hun familieleden, ongeacht hun hoedanigheid, mogen niet uitgesloten worden van tussenkomst in de medische kosten (zowel tijdens de eerste drie maanden van hun verblijf als daarna). Lees meer over de GwH-uitspraak over dringende medische hulp

In de omzendbrief van 5 augustus 2014 licht de POD MI toe tot welke concrete gewijzigde interpretaties dit nu leidt.

Artikel 3, 3°, 2de streepje RMI-wet (ingevoerd door de programmawet van 28 juni 2013):

  • EU-burgers en hun familieleden die een verblijfsrecht van meer dan drie maanden hebben, zijn uitgesloten van maatschappelijke integratie gedurende de eerste drie maanden van dit verblijf.

Het Grondwettelijk Hof sprak zich nog niet uit over deze wijziging van de RMI-wet.

In de omzendbrief van 5 augustus 2014 licht de POD MI wel zijn gewijzigde interpretatie van de RMI-wet toe, naar analogie van het GwH-arrest over de OCMW-wet.

Recht op maatschappelijke dienstverlening

Door het GwH-arrest mogen EU-werknemers en –zelfstandigen en hun familieleden, niet langer uitgesloten worden van maatschappelijke dienstverlening tijdens de eerste drie maanden van hun verblijf. De POD MI wijzigt voor hen zijn vroegere interpretatie.

Daartegenover behoudt de POD MI zijn vroegere interpretatie voor EU-werkzoekenden, EU-studenten en economisch niet-actieve EU-burgers, en hun familieleden; en voor familieleden van Belgen. Volgens de POD MI worden zij gedurende een zekere tijd uitgesloten van maatschappelijke dienstverlening.

De POD MI past de uitsluiting dus niet alleen toe op EU-burgers en familieleden voor wie het GwH dat toelaat, maar ook op de familieleden van Belgen.

Voor deze uitsluitingen blijft de POD MI bij zijn bestaande berekeningswijze. De POD MI berekent de uitsluitingstermijn van drie maanden niet “sinds hun verblijf in België”, maar wel “sinds hun verblijfsdocument in België”. Het Grondwettelijk Hof sprak zich niet uit over deze berekeningswijze. Artikel 24 van richtlijn 2004/38/EG laat een uitsluiting van sociale bijstand toe voor sommige EU-burgers en hun familie "gedurende de eerste drie maanden van verblijf" (en EU-werkzoekenden en familie langer).

Concreet betekent dit volgens de POD MI:

  • Voor EU-werknemers en –zelfstandigen en hun familieleden:
    • Recht op maatschappelijke dienstverlening met een bijlage 19 of 19ter, bijlage 20, E of F kaart, bijlage 21 of bijlage 35.
  • Voor EU-werkzoekenden en hun familieleden:
    • Recht op (aanvullende) maatschappelijke dienstverlening met een E+ of F+ kaart.
    • Geen recht op maatschappelijke dienstverlening (volgens de POD MI) in geval van een bijlage 19 of 19ter, bijlage 20, E of F kaart, bijlage 21 of bijlage 35.
  • Voor EU-studenten en economisch niet-actieve EU-burgers en hun familieleden, en voor familieleden van Belgen:
    • Geen recht op maatschappelijke dienstverlening gedurende drie maanden sinds de afgifte van de bijlage 19 of 19ter.
    • Als een E of F kaart wordt afgegeven zonder bijlage 19 of 19ter (bij een Unieburger die direct zijn status bewijst, of bij een derdelands familielid van een Unieburger of Belg met een visum type D), hebben zij geen recht op maatschappelijke dienstverlening gedurende drie maanden sinds de E of F kaart "geldig" is. Wie toegang heeft tot het rijksregister kan die geldigheidsdatum berekenen door 5 jaar af te trekken van de einddatum van de E of F kaart die geregistreerd is in IT195 in het rijksregister. Volgens Kruispunt M-I is dat in feite vanaf de papieren bijlage 8 (bij een Unieburger) of vanaf de bijlage 15 met vakje 6 of 7 (bij een derdelands familielid met visum type D: vakje 6 wordt aangekruist als de woonstcontrole nog moet worden uitgevoerd; vakje 7 wordt aangekruist na de woonstcontrole, in afwachting dat de F kaart afgeleverd wordt).
    • Na de drie maanden uitsluitingsperiode (vanaf de bijlage 19 of 19ter, of vanaf het recht op een E of F kaart zonder afgifte van dergelijke bijlage) hebben zij recht op maatschappelijke dienstverlening met een bijlage 20, E of F kaart, bijlage 21 en bijlage 35.
  • Voor alle EU-burgers en hun familieleden, en voor familieleden van Belgen:
    • Recht op (aanvullende) maatschappelijke dienstverlening met een E+ of F+ kaart.

Tewerkstellingsmaatregel

Om aanspraak te kunnen maken op een tewerkstellingsmaatregel, moet er een recht op maatschappelijke dienstverlening bestaan.

Tewerkstellingsmaatregelen van EU-burgers en hun familieleden worden alleen betoelaagd als ze ingeschreven staan in het rijksregister.

  • Sinds 10 mei 2014 is er geen betoelaging (meer) als ze geschrapt zijn uit het rijksregister doordat ze hun verblijfsrecht verloren hebben (bijlage 20 of 21 en bijlage 35).
  • Sinds 6 september 2013 is het schrappingsbeleid verstrengd.

Recht op (dringende) medische hulp

De EU-burgers en hun familieleden die uitgesloten zijn van maatschappelijke dienstverlening, kunnen wel nog aanspraak maken op dringende medische hulp. Dat besliste het Grondwettelijk Hof.

De POD MI verwerkt deze situatie in zijn omzendbrief, en breidt ze uit tot familieleden van Belgen die volgens de POD MI ook drie maanden uitgesloten zijn van maatschappelijke dienstverlening (behalve dringende medische hulp dus). Volgens de omzendbrief moet het Koninklijk Besluit van 12-12-1996 betreffende dringende medische hulp aan vreemdelingen zonder wettig verblijf, ook worden toegepast op de situatie van bepaalde personen die wel wettig in België verblijven maar die uitgesloten zijn van maatschappelijke dienstverlening. Zoals hierboven toegelicht, bedoelt de POD MI hiermee:

  • EU-studenten en economisch niet-actieve EU-burgers en hun familieleden, en familieleden van Belgen, gedurende drie maanden sinds de afgifte van de bijlage 19 of 19ter. Als een E of F kaart wordt afgeleverd zonder bijlage 19 of 19ter, dan is dat gedurende drie maanden sinds de E of F kaart "geldig" is. Volgens Kruispunt M-I is dat in feite vanaf de papieren bijlage 8 (bij een Unieburger) of vanaf de bijlage 15 met aangekruist vakje 6 of 7 (bij een derdelands familielid met visum type D).
  • EU-werkzoekenden en hun familieleden met een bijlage 19 of 19ter, bijlage 20, E of F kaart, bijlage 21 of bijlage 35.

Voor deze personen geldt de voorwaarde van onwettig verblijf van het KB van 12-12-1996 dus niet. De andere voorwaarden van het KB gelden wel:

  • een medisch attest “dringende medische hulp”,
  • en een sociaal onderzoek dat behoeftigheid vaststelt.
  • Het OCMW komt alleen tussen in medische kosten. Het OCMW komt niet tussen als men een ziekteverzekering heeft of kan afsluiten die alle medische kosten dekt. Dit kan gaan over een publieke ziekteverzekering in België of het buitenland, of over een privéziektekostenverzekering.

Alle andere personen die recht hebben op maatschappelijke dienstverlening, hebben ook recht op medische hulp. Voor hen geldt geen beperking tot “dringende” medische hulp.

Opmerking van Kruispunt M-I: er is nog een uitzondering voor toeristen die wettig verblijven. Als toerist krijg je normaal gezien geen maatschappelijke dienstverlening, maar in geval van nood kan een toerist wel hoogdringende geneeskundige verstrekkingen krijgen. Die tussenkomst voor toeristen mag echter niet verward worden met het recht op dringende medische hulp van mensen in onwettig verblijf, en van bovenstaande categorieën die opgesomd staan in de omzendbrief van 05-08-2014.

Recht op maatschappelijke integratie

De POD MI wijzigt zijn interpretatie voor EU-werknemers en –zelfstandigen en hun familieleden,naar analogie met het arrest van het GwH. Voor hen past de POD MI de uitsluiting van maatschappelijke integratie tijdens de eerste drie maanden van de bijlage 19 of 19ter, niet langer toe.

Daartegenover behoudt de POD MI zijn vroegere interpretatie voor EU-werkzoekenden, EU-studenten en economisch niet-actieve EU-burgers, en hun familieleden; en voor familieleden van Belgen. Volgens de POD MI worden zij gedurende een zekere tijd uitgesloten van maatschappelijke integratie.

Voor deze uitsluitingen blijft de POD MI bij zijn bestaande berekeningswijze. De POD MI berekent de uitsluitingstermijn van drie maanden niet “sinds hun verblijf in België”, maar wel “sinds hun verblijfsdocument in België”.

Concreet betekent dit volgens de POD MI:

  • Voor alle EU-burgers en hun familieleden en familieleden van Belgen:
    • Geen recht op maatschappelijke integratie met een bijlage 19 of 19ter, bijlage 20, bijlage 21 en bijlage 35.
    • Recht op maatschappelijke integratie met een E+ of F+ kaart.
  • Voor EU-werknemers en –zelfstandigen en hun familieleden:
    • Recht op maatschappelijke integratie met een E of F kaart, ook als er nog geen drie maanden verstreken zijn sinds hun bijlage 19 of 19ter.
  • Voor EU-werkzoekenden, EU-studenten, economisch niet-actieve EU-burgers, en hun familieleden; en voor familieleden van Belgen:
    • Recht op maatschappelijke integratie met een E of F kaart op voorwaarde dat drie maanden verstreken zijn sinds de afgifte van de bijlage 19 of 19ter.
    • Als een E of F kaart wordt afgegeven zonder bijlage 19 of 19ter (bij een Unieburger die direct zijn status bewijst, of bij een derdelands familielid van een Unieburger of Belg met een visum type D), hebben zij geen recht op maatschappelijke integratie gedurende drie maanden sinds de E of F kaart "geldig" is. Wie toegang heeft tot het rijksregister kan die geldigheidsdatum berekenen door 5 jaar af te trekken van de einddatum van de E of F kaart die geregistreerd is in IT195 in het rijksregister. Volgens Kruispunt M-I is dat in feite vanaf de papieren bijlage 8 (bij een Unieburger) of vanaf de bijlage 15 met vakje 6 of 7 (bij een derdelands familielid met visum type D: vakje 6 wordt aangekruist als de woonstcontrole nog moet worden uitgevoerd; vakje 7 wordt aangekruist na de woonstcontrole, in afwachting dat de F kaart afgeleverd wordt).

Sociaal onderzoek

Het OCMW moet tijdens het sociaal onderzoek nagaan of alle voorwaarden voldaan zijn om het recht op maatschappelijke dienstverlening, dringende medische hulp of maatschappelijke integratie te openen.

Wat de verblijfsvoorwaarde betreft, moet het OCMW de documenten verifiëren die door de gemeentelijke diensten of de Dienst Vreemdelingenzaken werden afgeleverd. Enkel de DVZ is bevoegd om een beslissing te nemen over de toekenning, weigering of intrekking van een verblijfsrecht.

Overgangsmaatregel: herziening van OCMW-beslissingen

Het arrest van het Grondwettelijk Hof is bindend voor de OCMW’s, sinds de publicatie in het staatsblad op 24 juli 2014.

De OCMW’s moeten binnen de twee maanden (dat is ten laatste op 24 september 2014) de beslissingen over maatschappelijke dienstverlening en dringende medische hulp herzien, die sinds 24 juli 2014 genomen werden op basis van de door het GwH vernietigde bepaling.

Ook de beslissingen over maatschappelijke integratie sinds 24 juli 2014 moeten binnen de twee maanden aangepast worden aan de gewijzigde interpretatie van de POD MI.

Beroepsmogelijkheden tegen oude OCMW-beslissingen en gerechtelijke uitspraken

Reeds genomen OCMW-beslissingen en vonnissen en arresten van arbeidsgerechten over maatschappelijke dienstverlening en dringende medische hulp die op de vernietigde bepaling gesteund zijn, zijn vatbaar voor beroep:

  • Als de beroepstermijn nog niet verstreken is, kan tegen deze OCMW-beslissingen of gerechtelijke uitspraken een beroep worden ingesteld bij het bevoegde rechtscollege. Het arrest van het GwH kan hierbij als middel worden ingeroepen.
  • Als de gewone beroepstermijn verstreken is, kan bovendien tot 24 januari 2015 (zes maanden na publicatie van het arrest in het Belgisch Staatsblad) een bijzonder beroep ingediend worden tegen deze beslissingen of gerechtelijke uitspraken:
    • tegen een weigeringsbeslissing van het OCMW is dit beroep mogelijk bij de arbeidsrechtbank;
    • tegen een vonnis van de arbeidsrechtbank is dit beroep mogelijk bij het arbeidshof;
    • tegen een arrest van het arbeidshof is dit beroep mogelijk bij de Raad van State.

Gelijkstelling familie van Belgen met familie van sommige EU-burgers?

De POD MI vertrekt vanuit het idee dat familieleden van Belgen voor de toepassing van de betrokken wetsartikelen gelijkgesteld zijn aan familieleden van EU-burgers.

Opmerking van Kruispunt M-I: dit standpunt van de POD MI is niet vanzelfsprekend, om verschillende redenen.

  • Er is rechtspraak die zegt dat familieleden van Belgen niet kunnen worden uitgesloten van maatschappelijke dienstverlening.
  • Europese richtlijn 2004/38/EG laat toe dat sommige EU-burgers en hun familie tijdelijk uitgesloten worden van sociale bijstand. Deze richtlijn betreft het vrij personenverkeer binnen de EU. Familieleden van Belgen vallen daar niet onder.
  • De OCMW- en RMI-wetsartikelen die richtlijn 2004/38/EG omgezet hebben, vermelden de familie van Belgen niet.
  • Op de eigen FAQ's zegt de POD MI dat een EU-burger voor hun reglementering iemand is met een EU-nationaliteit, andere dan de Belgische. De omzendbrief legt niet uit waarom er op die regel een uitzondering zou zijn.
  • Nu de betrokken wetsartikelen ook niet voor familie van alle EU-burgers gelden, is het ook problematisch met welke EU-burgers de Belgen zouden moeten gelijkgesteld worden.