Palestijnen die zich bevinden buiten Palestijns gebied zijn staatloos (Hof van beroep Bergen)

Het hof van beroep van Bergen onderzoekt in dit arrest van 18 juli 2022 nogmaals de vraag die al tot zoveel controverse leidde: zijn Palestijnen staatloos? Het hof concludeert dat Palestina een staat is volgens de criteria van de Conventie van Montevideo. Het Hof van Cassatie kwam op 19 november 2021 al tot dezelfde conclusie. Maar het hof van beroep van Bergen stelt wel dat twee categorieën Palestijnen staatloos zijn: deze geregistreerd bij UNRWA die niet in UNRWA-gebied verblijven, en deze niet-geregistreerd bij UNRWA die niet in UNRWA-gebied én ook niet in Palestijns bezet gebied verblijven. Het Hof erkent de verzoeker dan ook als staatloze.

Volgens artikel 1 van het staatlozenverdrag van New York van 28 september 1954 is een staatloze ‘een persoon die door geen enkele staat door diens wetgeving als onderdaan wordt beschouwd’. In dit arrest onderzoekt het hof ten eerste of Palestina een staat is, een vraag die in het verleden al tot heel uiteenlopende rechtspraak leidde, en zo ja, ten tweede of de betrokkene volgens de Palestijnse nationaliteitswetgeving als Palestijns onderdaan wordt beschouwd.

Palestina is een staat

Om van een ‘staat’ te kunnen spreken, zijn er volgens de Conventie van Montevideo vier criteria die vervuld moeten zijn:

  • een bepaald grondgebied
  • een permanente bevolking
  • een regering
  • de bekwaamheid om relaties aan te gaan met andere staten

Het hof van beroep besluit dat de vier criteria vervuld zijn, en dat Palestina dus als ‘een staat’ beschouwd moet worden. Het feit dat België Palestina (nog) niet erkend heeft, is dus niet bepalend om van ‘een staat’ te kunnen spreken.

Het hof schaart zich hiermee achter de redenering die door het Hof van Cassatie in een arrest van 19 november 2021 werd uiteengezet (nr. C.21.0095.).

Bestaat er Palestijnse nationaliteitswetgeving?

Daarna onderzoekt het hof of de betrokkene volgens de wetgeving van Palestina als onderdaan van Palestina beschouwd kan worden, zoals de definitie van ‘staatloze’ uit artikel 1 van het staatlozenverdrag voorschrijft. Ook hier beroept het hof zich op het arrest van het Hof van Cassatie van 19 november 2021, meer bepaald op de conclusie van advocaat-generaal Werquin in die zaak.

Advocaat-generaal Werquin komt tot de conclusie dat er geen Palestijnse nationaliteitswetgeving bestaat. De Palestijnse Autoriteit heeft wel de bevoegdheid om paspoorten af te leveren aan de inwoners van Gaza en de Westelijke Jordaanoever. Maar Palestijnen die zich buiten Palestijns gebied bevinden worden niet als ‘onderdaan’ van Palestina beschouwd omdat zij niet onder de jurisdictie van Palestina vallen. Zo krijgen zij bijvoorbeeld geen toegang tot Palestijns gebied.

Palestijnen die niet in de bezette gebieden of in UNRWA-gebied verblijven, zijn staatloos

Volegns het hof van beroep van Bergen moet er een onderscheid gemaakt worden tussen verschillende categorieën van Palestijnen. Sommige categorieën zijn staatloos, andere hebben de Palestijnse nationaliteit.

Is staatloos:

  • een Palestijn die geregistreerd is bij UNRWA, maar die niet meer in het gebied verblijft waar UNRWA haar opdracht uitvoert, en dus niet meer van de bescherming en bijstand van UNRWA geniet
  • een Palestijn die niet geregistreerd is bij UNRWA en niet in het gebied verblijft waarin UNRWA actief is, én die niet in Palestijns bezet gebied verblijft.

Heeft de Palestijnse nationaliteit, en is dus niet staatloos:

  • een Palestijn die niet is geregistreerd bij UNRWA, maar wel in de registers van de Palestijnse Autoriteit, en die in Palestijns bezet gebied verblijft en een paspoort of identiteitsdocument heeft gekregen van de Palestijnse Autoriteit
  • een Palestijn die geregistreerd is bij UNRWA en eventueel ook bij de Palestijnse Autoriteit, die in Palestijns bezet gebied verblijft, en die een paspoort of identiteitsdocumenten heeft gekregen van de Palestijnse Autoriteit.

Het is dus niet voldoende dat een staat iemand als onderdaan beschouwt; deze erkenning als ‘onderdaan’ moet vastgesteld zijn door de bevoegde overheid overeenkomstig de wetgeving van de staat. Aangezien er geen Palestijnse nationaliteitswetgeving bestaat, is er ook geen Palestijnse overheid die bevoegd is voor nationaliteitskwesties.

En zelfs áls er een nationaliteitswetgeving zou bestaan, wat niet het geval is, hebben Palestijnen die het Palestijns bezet gebied én het gebied waar UNRWA actief is, verlaten hebben geen ‘effectieve’ nationaliteit. Zij hebben geen recht op binnenkomst, mogen niet stemmen, hebben geen enkele vorm van bescherming van de Palestijnse autoriteit.

Conclusie

Het is duidelijk dat de Palestijnse nationaliteitskwestie in de Belgische rechtspraak nog niet beslecht is. De motivering van advocaat-generaal Werquin, en nu ook de redenering van het hof van beroep van Bergen die daarop gebaseerd is, toont nogmaals hoe complex de materie is en geeft toch een duidelijke richting voor de vragen rond staatloosheid. Het hof van beroep van Bergen gaat met een duidelijke motivering in tegen de rechtspraak van de meerderheid van de hoven van beroep.