Raad van State: beoordeling identiteitsdocument op ogenblik van indiening 9bis-aanvraag

Het voorleggen van een identiteitsdocument is één van de ontvankelijkheidsvoorwaarden voor een humanitaire regularisatie-aanvraag op basis van artikel 9bis Verblijfswet (Vw). In het verleden was er geen eensgezindheid in de rechtspraak van de verschillende taalkamers bij de Raad van State (RvS) over het tijdstip van het beoordelen van het identiteitsdocument (RvS 219.256, 8 mei 2012; RvS 223.428, 7 mei 2013). Met arrest nr. 237.445 van 22 februari 2017 schaart de Franstalige kamer van de RvS zich nu achter de Nederlandstalige kamer: de aanvrager moet op het moment van de 9bis-aanvraag een identiteitsdocument voorleggen op straffe van onontvankelijkheid.

De feiten

De betrokkene, een Marokkaanse man, dient in 2009 een 9bis-aanvraag in. De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) verklaart de aanvraag onontvankelijk in 2012 wegens ontbreken van een identiteitsdocument. In juni 2015 vernietigt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) de onontvankelijkheidsbeslissing omdat de bijgevoegde index van stukken wel melding maakte van een identiteitsdocument. De RvV meende dat DVZ navraag had moeten doen bij de aanvrager naar het identiteitsdocument. DVZ neemt een nieuwe onontvankelijkheidsbeslissing op 4 december 2015 met als reden het ontbreken van een identiteitsdocument.

Procedure RvV

De RvV vernietigt de onontvankelijkheidsbeslissing van 4 december 2015. Zij redeneert als volgt: in het kader van de beroepsprocedure bij de RvV tegen de eerste onontvankelijkheidsbeslissing van 2012, werden verschillende stukken toegevoegd aan het administratief dossier, waaronder het bewijs van identiteit. Aangezien het administratief dossier stukken bevat die in het kader van dezelfde procedure (dezelfde 9bis-aanvraag) werden gecommuniceerd, kon DVZ, rekening houdend met het zorgvuldigheidsprincipe, de aanvraag niet onontvankelijk verklaren bij gebrek aan bewijs van identiteit. DVZ moest volgens de RvV rekening houden met de stukken van het administratief dossier, waaronder het bewijs van identiteit.

Procedure RvS

De RvS vernietigt op 22 februari 2017 het arrest van de RvV. De RvS stelt dat de zorgvuldigheidsplicht vereist dat DVZ rekening houdt met alle pertinente elementen om tot een beslissing te komen, maar dit niet tot gevolg kan hebben dat DVZ rekening houdt met elementen waarmee ze volgens de wet geen rekening mee mag houden. Volgens de RvS vereist artikel 9bis Verblijfswet als ontvankelijkheidsvoorwaarde dat een bewijs van identiteit wordt voorgelegd op het moment van de 9bis-aanvraag. Omdat de RvV in het bestreden arrest beslist dat de zorgvuldigheidsplicht DVZ oplegt rekening te houden met een identiteitsdocument dat niet werd voorgelegd op het moment van de aanvraag, werden volgens de RvS artikel 9bis en de zorgvuldigheidsplicht geschonden.

De RvS voegt er ook aan toe dat DVZ op basis van artikel 9bis Vw enkel rekening kan houden met de stukken die op het moment van de aanvraag werden voorgelegd ter bewijs van de identiteit.

Hiermee lijkt de Franstalige kamer van de RvS zich aan te sluiten bij de rechtspraak van de Nederlandstalige kamer.