RvS: eenheid van gezin bij asielaanvraag geldt ten aanzien van verschillende gezinsleden

De Raad van State (RvS) besluit tot een schending van de jurisdictionele motiveringsplicht in een zaak waarin een asielzoekster de ‘eenheid van gezin’ inroept met zowel haar partner, als met haar minderjarige zoon, beiden erkend vluchtelingen. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) had enkel de eerste band onderzocht.

De feiten en de procedurevoorgaanden

Een Rwandese vrouw kwam in 2012 België binnen en diende een asielaanvraag in. Het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) besliste tot weigering van de vluchtelingenstatus en weigering van de subsidiaire beschermingsstatus. Tegen deze beslissing diende de vrouw een beroep in bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV). De RvV besliste in maart 2015 eveneens tot weigering van de vluchtelingenstatus en weigering van de subsidiaire beschermingsstatus. In april 2015 stelde de Rwandese vrouw een cassatieberoep bij de RvS in tegen het arrest van de RvV.

De vrouw voerde in het cassatieberoep aan dat zij voor de RvV het beginsel ‘eenheid van gezin’ niet enkel heeft ingeroepen met haar partner, maar ook met haar minderjarige zoon, die eveneens werd erkend als vluchteling. De RvV heeft dat beginsel in zijn arrest niet toegepast op de Rwandese vrouw en haar zoon. Daardoor zou de RvV de motiveringsplicht in artikel 149 van de Grondwet schenden.

RvS analyse

De RvS verwijst naar een ‘aanvullende nota’ van de Rwandese vrouw. De nota en de bijgevoegde stukken toonden aan dat zowel haar minderjarig kind als de vader van haar kind erkend zijn als vluchteling. Bovendien zou uit de beslissing van het CGVS niet blijken dat het CGVS hiermee rekening hield. Verwijzende naar het beginsel van eenheid van gezin, betoogde de vrouw dat ze erkend moest worden als vluchteling, minstens als ‘réfugié sur place’.

De RvV oordeelde dat het beginsel van ‘eenheid van gezin’ niet van toepassing was op de relatie van de asielzoekster met de vader van haar kind. Zij woonden immers niet samen.

De RvS stelt vast dat de Rwandese vrouw het beginsel van eenheid van gezin niet enkel heeft ingeroepen met de vader van haar minderjarig kind maar ook met het kind met wie ze wel samenwoont. Dit aspect onderzocht de RvV niet.

De RvS oordeelt dat de motieven van de RvV geen antwoord geven op de argumentatie van de vrouw. Zij bewees onder meer dat zij met haar minderjarig kind samenwoonde.

De RvS besluit daarom tot een schending van de in artikel 149 van de Grondwet vastgelegde jurisdictionele motiveringsplicht. De RvS vernietigt daarom het arrest van de RvV. De zaak wordt verwezen naar een anders samengestelde kamer van de RvV.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen