RvS schorst videogehoren van CGVS in open opvangcentra

In het arrest nr. 249.163 van 7 december 2020 schorst de Raad van State (RvS) de beslissing van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) om bepaalde gehoren van verzoekers om internationale bescherming (IB) die in open opvangcentra verblijven via videoconferentie te organiseren.

Het CGVS is niet bevoegd om deze beslissing zelf te nemen, aangezien het gaat om een kwestie die bij Koninklijk Besluit (KB) van 11 juli 2003 tot regeling van de werking van en de rechtspleging voor het CGVS geregeld is en bijgevolg ook bij KB of bij wet gewijzigd moet worden.

Feiten en achtergrond

Midden november 2020 nam het CGVS de beslissing om de gehoren van verzoekers om IB in de open opvangcentra van Kapellen, Poelkapelle, Bovigny en Moeskroen via videoconferentie te organiseren. Het betrof een pilootproject dat kaderde binnen het project ’gehoren via videoconferentie’. In een tweede fase zou het CGVS ook voor andere verzoekers om IB overschakelen naar videogehoren.

De maatregel werd ingevoerd in het kader van de gezondheidsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19 pandemie, maar kadert ook expliciet binnen een langetermijndoelstelling om videogehoren structureel een plek te geven in de asielprocedure, naast gehoren die in persoon afgenomen worden. Het CGVS nam eerder al een gelijkaardige beslissing voor verzoekers om IB die in gesloten centra verblijven en voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen.

Verschillende middenveldorganisaties vorderden bij de RvS de schorsing bij uiterst dringende noodzakelijkheid van deze beslissing van het CGVS. Zij argumenteerden dat het CGVS niet bevoegd was om deze beslissing te nemen.

Beoordeling RvS

De RvS duidt dat, om de beslissing via een procedure in kort geding bij uiterst dringende noodzakelijkheid op te schorten, er sprake moet zijn van:

  • een dringendheid die niet verenigbaar is met de termijn van een gewone vernietigingsprocedure of een gewone procedure in kort geding voor de RvS;
  • een op het eerste zicht ernstig middel.

Volgens de RvS is er voldaan aan de vereiste van dringendheid, omdat het CGVS de maatregel op korte termijn wilde invoeren en toepassen. De langere behandelingsduur van de andere procedures zou ertoe leiden dat vele verzoekers om IB intussen aan videogehoren onderworpen zouden worden. Gezien de gevoeligheid van de asielmaterie en het imminente risico op een ernstige inbreuk op de rechten en belangen van de betrokken verzoekers om IB, meent de RvS dat de zaak afdoende dringend is.

Daarnaast stelt de RvS vast dat er ook sprake is van eenernstig middel. Het KB van 11 juli 2003 regelt de omstandigheden van het persoonlijk onderhoud van verzoekers om IB bij het CGVS. Wijzigingen aan die omstandigheden moeten dus ook door middel van een wettelijk kader (KB of wet) doorgevoerd worden, zodat de nodige democratische en rechtstatelijke garanties effectief gewaarborgd zijn. De RvS volgt de redenering van de verzoekende partijen en oordeelt dat het inderdaad niet toekomt aan het CGVS om zelf maatregelen te nemen die het KB van 11 juli 2003 wijzigen. Er is namelijk geen enkele wettelijke of reglementaire bepaling die aan het CGVS deze bevoegdheid toekent.

Aangezien aan beide voorwaarden voldaan is, schorst de RvS de beslissing van het CGVS. In de vernietigingsprocedure zal de RvS nog moeten oordelen of het middel ook bij grondiger onderzoek weerhouden kan worden en of de beslissing van het CGVS vernietigd zal worden.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen