RvS: uitvoeringsbesluit over vasthouding van gezinnen met kinderen gedeeltelijk onwettig

Geactualiseerd op 8 oktober 2021

In zijn arrest nr. 248.424 van 1 oktober 2020 verklaart de Raad van State (RvS) artikel 13 van het koninklijk besluit (KB) van 22 juli 2018 houdende het regime en de werkingsmaatregelen van de gesloten gezinswoningen gedeeltelijk onwettig, voor zover het bepaalt dat:

  • het personeel tussen 06.00 uur en 22.00 uur onvoorwaardelijk toegang heeft tot de woning waar het gezin verblijft (artikel 83/9 KB van 2 augustus 2002).
  • het mogelijk is de kinderen slechts gedurende twee uur per dag toegang te verlenen tot de buitenruimtes (artikel 83/8, lid 2 KB van 2 augustus 2002).
  • een jongere van minstens 16 jaar voor maximum 24 uur geïsoleerd kan worden wanneer hij door zijn gedrag een gevaar vormt voor zijn eigen veiligheid, de veiligheid van andere gezinsleden of die van personeelsleden (artikel 83/10 KB van 2 augustus 2002).

In zijn arrest nr. 251.051 van 24 juni 2021 spreekt de RvS zich verder uit over deze zaak. De RvS vernietigt de voornoemde reeds onwettig bevonden bepalingen (artikel 13 KB van 22 juli 2018 voor zover het artikels 83/8, alinea 2; 83/9 en 83/10 invoegt in het KB van 2 augustus 2002). Verder verklaart de RvS onderstaande middelen waarover het in zijn arrest nr. 248.424 van 1 oktober 2020 nog geen uitspraak deed, onontvankelijk:

  • het feit dat het KB niet uitsluit dat gezinswoningen geïnstalleerd kunnen worden op plaatsen waar gezinnen met minderjarige kinderen blootgesteld worden aan ernstige luchtvervuiling en geluidshinder (derde middel) en
  • de omstandigheid (vierde middel) dat:
    • de bepalingen van het KB onvoldoende duidelijk geformuleerd zouden zijn, wat zou kunnen leiden tot willekeur bij de uitvoering
    • werd nagelaten een onafhankelijke evaluatie van de open terugkeerhuizen uit te voeren en een serieuze omgevingsanalyse van het gesloten repatriëringscentrum 127bis te doen rekening houdend met de expertise van psychologen en psychiaters.

De RvS oordeelt dat de verzoekende partijen niet voldoende aantonen in welke mate deze voorzieningen niet tegemoetkomen aan het regelgevend kader. Volgens de RvS voorziet het KB van 22 juli 2018 erin dat deze gezinswoningen:

  • zich moeten bevinden op plaatsen aangepast aan de noden van een gezin met minderjarige kinderen (artikel 1 KB van 22 juli 2018);
  • georganiseerd moeten worden met specifieke aandacht voor de behoeften van gezinnen en minderjarige kinderen;
  • rekening moeten houden met het hoger belang van het kind (artikel 2 KB van 22 juli 2018).

Bijgevolg voorzien deze bepalingen in voldoende garanties en komen zij tegemoet aan de vereisten volgens artikel 6, §2 Kinderrechtenverdrag dat lidstaten oplegt in de ruimst mogelijke mate de mogelijkheden tot overleven en de ontwikkeling van het kind te waarborgen. De RvS verduidelijkt verder niet op welke manier de bepalingen van het KB tegemoetkomen aan de bezorgheden die de verzoekende partijen hebben opgeworpen bij het derde en het vierde middel. Daarnaast spreekt de RvS zich ook niet uit over de relatieve vaagheid van deze bepalingen. Zo blijft het erg onduidelijk op welke manier het hoger belang van het kind wordt beoordeeld, en hoe de noden van een gezin met minderjarige kinderen in rekening worden genomen.

Gevolgen arrest nr. 251.051 van 24 juni 2021

De RvS heeft zich in dit arrest niet principieel uitgesproken over de detentie van kinderen. Hierdoor is de detentie van onwettig verblijvende gezinnen met minderjarige kinderen in principe weer mogelijk, indien de vernietigde bepalingen gerespecteerd worden. Maar het federale regeerakkoord van 30 september 2020 (pagina 95) stelt duidelijk dat minderjarigen niet vastgehouden kunnen worden in gesloten centra. Dat principe zal dan wettelijk verankerd moeten worden.

Bericht in samenwerking met Vluchtelingenwerk Vlaanderen