11 september 2020

In arrest nr. 247.151 van 27 februari 2020 verwerpt de Raad van State (RvS) een vordering tot schorsing ingediend door buurtbewoners tegen de beslissing om eind oktober 2019 een open opvangcentrum voor 130 verzoekers om internationale bescherming (IB) te openen in Zoutleeuw, in een voormalig woonzorgcentrum.

Feiten

Nadat Fedasil op 28 augustus 2019 een nieuw, tijdelijk opvangcentrum in Zoutleeuw (Dormaal) aankondigt, stellen enkele buurtbewoners een vordering in bij de RvS om de tenuitvoerlegging te schorsen bij uiterst dringende noodzakelijkheid. Deze wordt verworpen, waarop de buurtbewoners op 31 oktober 2019 verzoeken om de gewone schorsing van de tenuitvoerlegging.

De buurtbewoners uiten bezorgdheid over de onmenselijke omstandigheden waarin de 130 verzoekers in 37 kamers zouden moeten leven. Ze zijn ook ongerust over hun eigen veiligheid, privacy en aantasting van de leefomgeving. Ze halen onder meer risico’s aan op nachtlawaai, criminaliteit, het volgens hen groot aantal incidenten met asielcentra in het algemeen, en een verhoogde verkeersonveiligheid waardoor hun kinderen niet meer alleen naar school zullen kunnen fietsen. Ze halen ook aan dat hun deelgemeente maar bestaat uit ongeveer 800 mensen en dat de 130 verzoekers uit andere culturen daarbij worden gevoegd. Als laatste punt zijn er volgens hen nog geen afspraken gemaakt met de korpschef van de lokale politie over bijvoorbeeld informatie-uitwisseling  en overleg tussen het centrum en de politie, en de toegang en interventie in het centrum in geval van incidenten.

Ze halen aan dat een vordering tot nietigverklaring gewoonlijk 18 maanden in beslag neemt en tegen die tijd zou het opvangcentrum al meer dan een jaar benut zijn.

Beoordeling RvS

De buurtbewoners moeten de spoedeisendheid van de zaak aantonen en bewijzen dat er minstens één ernstig middel is dat de nietigverklaring op het eerste zicht kan verantwoorden. Een zaak is spoedeisend zodra de vrees voor schade van enig belang, of zelfs voor ernstige nadelen, een onmiddellijke beslissing wenselijk maakt.

De RvS overweegt het volgende:

  • Het feit dat er 130 “Nederlandsonkundige” verzoekers komen uit “volledig andere culturen met andere waarden en normen” kan op voorhand niet als een schadelijk gegeven worden beschouwd, zelfs niet in een kleine landelijke gemeenschap.
  • De RvS benadrukt het tijdelijk karakter van het opvangcentrum en dat een leegstaand gebouw een nieuwe functie moet krijgen. Bovendien strekt de bestreden beslissing er toe tegemoet te komen aan een dringende nood aan bijkomende opvangcapaciteit voor verzoekers om IB. Alleen al gelet op het tijdelijk karakter van het opvangcentrum, is de bewering dat de “huisvesting en leefmilieu in dit kleine dorp onherroepelijk tenietgaan”, volledig overtrokken en niet in verhouding tot de concrete gegevens van de zaak.
  • De RvS uit vertrouwen in Fedasil dat zij met de politie afspraken maken om de veiligheid van de verzoekers en de buurt te verzekeren.
  • Verder stelt de RvS vast dat de buurtbewoners hun beroep op een aantal speculaties baseren die niet aangetoond zijn, zoals dat het centrum “overvol” zal zijn en dat de aanwezigheid van de verzoekers zal leiden tot een “verhoogde verkeersonveiligheid”. Tot slot zegt de verwijzing naar het geregistreerde aantal incidenten in alle opvangcentra tijdens de jaren 2017 en 2018 niets over het aantal incidenten dat buiten die centra plaats vond en waarvan omwonenden het slachtoffer waren. Volgens de RvS is de vrees van de verzoekers slechts een uiting van achterdocht en verdachtmaking gebaseerd op niet-objectieve feiten.

De RvS verwerpt de vordering tot schorsing, wegens een gebrek aan spoedeisendheid.

Ondertussen is het opvangcentrum open gegaan op 3 december 2019. 

 
Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen