19 november 2021

In arrest nr. 256.569 van 16 juni 2021 oordeelt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) dat de duurzame oplossing voor een niet-begeleide minderjarige vreemdeling (NBMV) een hereniging is met de moeder, ook al heeft zij geen verblijfsrecht van meer dan drie maanden. Het volstaat volgens de RvV dat de moeder een precair tijdelijk verblijfsrecht heeft in afwachting van de beslissing omtrent de verblijfsaanvraag die zij indiende.

Feiten

Een jongen van Braziliaanse nationaliteit reisde met zijn mama en twee oudere broers naar Portugal. Omdat de mama niet in kon staan voor het jonge kind, stuurde zij hem naar de grootouders die in België verblijven. In België diende de voogd van de NBMV een aanvraag in om toepassing van de bijzondere verblijfprocedure.

Bureau Minteh van Dienst Vreemdelingenzaken besluit dat in het hoger belang van het kind de duurzame oplossing een hereniging met de mama en broers in Portugal is (bijlage 38). De voogd én de NBMV hadden in de interviews verklaringen in die zin afgelegd.

Tegen die beslissing wordt beroep ingesteld. De duurzame oplossing kan volgens de verzoeker niet bestaan uit een hereniging in het land waar de minderjarige in onwettig verblijf terecht dreigt te komen.

Analyse RvV

De Verblijfswet bepaalt dat een mogelijk duurzame oplossing voor een NBMV bestaat uit gezinshereniging met de ouders in het land waar zij zich legaal bevinden. De wet, rechtspraak of wetsvoorbereiding geven geen indicatie omtrent het type wettig verblijf. De RvV spreekt zich uit over de vraag of ook een precair wettig verblijf volstaat, in afwachting van de beslissing met betrekking tot een verblijfsaanvraag.

De RvV herneemt de overwegingen uit de beslissing van Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) omtrent het hoger belang van het kind. In dat kader is de eenheid van gezin en het welzijn van het kind cruciaal. Het kind en de voogd erkennen dat een hereniging met moeder en broers aangewezen is. Er is veel contact tussen moeder en zoon, en de moeder kan instaan voor zijn opvang en verzorging in Portugal.

DVZ tast in het duister omtrent de reden voor het uitblijven van een verblijfsrecht van meer dan drie maanden van de mama in Portugal, maar stelt vast dat zij een stabiel en georganiseerd leven leidt ter plaatse. Zij heeft een verblijfsaanvraag op grond van tewerkstelling ingediend, heeft al jaren een vaste job en betaalt belastingen.

Hieruit leidt de RvV af dat de jongen bij terugkeer naar Portugal niet noodgedwongen in illegaal verblijf zal terechtkomen. In het hypothetische geval dat het gezin in Portugal een bevel om het grondgebied te verlaten zou krijgen, blijkt volgens de RvV niet dat een gezamenlijke terugkeer naar Brazilië onmogelijk is. Indien het zover zou komen, moeten de plaatselijke autoriteiten immers ook rekening houden met de eenheid van gezin.

Opmerking

De RvV verduidelijkt in dit arrest dat gezinshereniging met een ouder ook mogelijk is in het land waar die slechts een precair verblijfsrecht heeft. Dit betekent echter niet dat DVZ in alle gevallen een NBMV zal kunnen herenigen met een ouder in een land waar deze een precair verblijfsrecht heeft. Het Kinderrechtenverdrag noopt DVZ er evengoed toe te toetsen of er voldoende garanties inzake opvang en verzorging zijn, hetgeen mogelijks niet steeds het geval zal zijn wanneer een ouder maar een precair verblijfsrecht heeft.