RvV: DVZ mag visum gezinshereniging niet weigeren in afwachting van DNA-test en mag opstart DNA-onderzoek niet afhankelijk maken van uittreksel strafregister

De verzoekers zijn de Afghaanse echtgenote en kinderen van een subsidiair beschermde in België. Vanuit Pakistan vragen zij in november 2021 (dus nadat de taliban de macht overnam in Afghanistan ) visagezinshereniging o.g.v. art. 10, § 1, 4° Verblijfswet (Vw) om hem te vervoegen. DVZweigert de aanvraag omdat de verwantschaps- en afstammingsbanden niet zijn aangetoond. Een positieve DNA-test kan evenwel als bewijs dienen van de verwantschaps- en afstammingsbanden in het kader van een nieuwe beslissing. Vooraleer de DNA-tests kunnen worden uitgevoerd, moet echter een uittreksel uit het strafregister van de echtgenote worden voorgelegd. De verzoekers zijn het hier niet mee eens en dienen beroep in bij de RvV.

De RvV stelt vast dat de visa geweigerd worden omdat de verwantschaps- en afstammingsbanden met de referentiepersoon niet aangetoond zouden zijn. De echtgenote heeft geen conforme huwelijksakte aangebracht, waardoor het bewijs van de huwelijksband niet voorligt. Voor de kinderen kunnen de elektronische taskara’s niet worden aanvaard als bewijs van de verwantschapsbanden omdat deze geen melding maken van de ouders. Ook lijkt één van de kinderen er ouder uit te zien dan de opgegeven geboortedatum. Nergens uit de beslissing blijkt echter dat de verzoekster, als Afghaanse vrouw die met haar drie kinderen in Pakistan verblijft, in de mogelijkheid moet zijn om officiële documenten van de gezinsbanden of andere geldige bewijzen voor te leggen. Integendeel, DVZ aanvaardt dat de cascaderegeling van art. 12bis, §§ 5 en 6 Vw wordt toegepast, en het bewijs van verwantschapsband en afstamming wordt geleverd door aanvullende onderzoeken, nl. DNA-onderzoeken.

DVZ maakt de opstart van de DNA-onderzoeken daarentegen afhankelijk van het voorleggen van een uittreksel uit het Afghaans strafregister van de moeder van het gezin. Deze beslissing is volgens de RvV problematisch om verschillende redenen:

  • Uittreksel strafregister geen voorwaarde voor DNA-procedure

De RvV stelt eerst vast dat uit de aangevoerde juridische grondslag van de beslissing, nl. “artikel 10, 1, 1, 4” Vw, niet kan worden afgeleid dat een DNA-onderzoek pas kan worden uitgevoerd nadat eerst een uittreksel uit het strafregister is voorgelegd. Verder blijkt uit de parlementaire voorbereiding bij art. 12bis, § 2, eerste lid Vw dat de aanvrager documenten moet voorleggen die aantonen dat deze voldoet aan de voorwaarden bedoeld in art. 10, § 1, eerste lid, 4° Vw. Waaronder “onder andere” een uittreksel uit het stafregister of een gelijkwaardig document. Dit vloeit voort uit artikel 6, lid 1 van de Gezinsherenigingsrichtlijn, op grond waarvan een aanvraag gezinshereniging kan worden geweigerd om redenen van openbare orde. Dit werd in het Belgisch recht omgezet in art. 11, § 1 Vw.

De RvV onderzoekt of hieruit volgt dat de DNA-onderzoeken afhankelijk kunnen worden gesteld van het voorleggen van een uittreksel uit het strafregister. Wat de kinderen betreft, oordeelt de RvV dat niet kan worden vereist dat een uittreksel uit het strafregister wordt voorgelegd aangezien zij jonger zijn dan 18 jaar. Er is dus geen wettelijke grond om het DNA-onderzoek afhankelijk te stellen van het voorleggen van een uittreksel uit het strafregister, en al zeker niet van hun moeder.

Voor de echtgenote bepaalt de RvV dat uit de beslissing niet blijkt dat het visum geweigerd wordt omdat er een gevaar is voor de openbare rust, openbare orde of nationaliteit veiligheid of omdat zij naliet om de nodige documenten voor te leggen om dit uit te sluiten. De weigering is enkel gegrond op het ontbreken van het bewijs van de huwelijksband, wat volledig los staat van het uittreksel uit het strafregister. Bovendien werd geen rekening gehouden met haar individuele situatie, nl. die van een Afghaanse vrouw met drie kinderen, en de algemene situatie in Afghanistan waar de Taliban opnieuw aan de macht zijn. De RvV concludeert hieruit dat het kennelijk onredelijk is om het opstarten van de DNA-procedure afhankelijk te maken van het voorleggen van het uittreksel uit het strafregister.

  • Niet noodzakelijk weigering door ontbreken uittreksel strafregister

Vervolgens stelt de RvV dat uit art. 6 Gezinsherenigingsrichtlijn en art. 11 Vw volgt dat een visum gezinshereniging inderdaad kan worden geweigerd als de aanvrager wordt geacht de openbare rust, de openbare orde of de nationale veiligheid te kunnen schaden. Om deze reden voorziet de Verblijfswet dat de meerderjarige aanvrager een uittreksel uit het strafregister of een gelijkwaardig document moet overmaken. De RvV benadrukt echter dat DVZ een zekere beoordelingsbevoegdheid behoudt waardoor het ontbreken van een uittreksel uit het strafregister niet in alle gevallen moet leiden tot een weigering van het visum. De RvV herinnert eraan dat volgens art. 11, lid 2 van de Gezinsherenigingsrichtlijn een weigeringsbeslissing niet enkel gebaseerd mag zijn op het ontbreken van bewijsstukken. Een concrete beoordeling van de individuele situatie is vereist waarbij alle relevante factoren en omstandigheden in rekening worden gebracht.

  • Geen weigering vóór resultaat DNA-onderzoek

Verder oordeelt de RvV dat aangezien de verzoekers de mogelijkheid krijgen om de gezinsbanden aan te tonen door middel van DNA-onderzoeken, er nog geen grond was om de aanvraag af te wijzen vooraleer deze konden worden uitgevoerd. Uit de beslissing blijkt immers niet dat de aanvragers hun samenwerkingsplicht niet zijn nagekomen of dat er sprake was van fraude.

Verzoekers verplichten om bij positieve DNA-resultaten de visa-aanvragen opnieuw in te dienen, heeft bovendien belangrijke gevolgen voor de verdere procedure en beoordeling van de aanvragen. Zo zullen zij niet meer kunnen genieten van de vrijstelling voor bepaalde vereisten (voldoende bestaansmiddelen, behoorlijke huisvesting en ziekteverzekering) die enkel geldt als de visumaanvraag wordt ingediend binnen het jaar na de beslissing tot toekenning van de subsidiaire beschermingsstatus (art. 10, § 2, vijfde lid Vw.). De RvV erkent dus dat DVZ de aanvraag te weigeren in afwachting van een DNA-test de verzoekers procedurele bescherming ontzegt, gezien DVZ daarna niet meer verplicht is om onder zelfde voorwaarden het visum toe te kennen.

  • Geen concrete aanwijzingen dat kind “duidelijk ouder dan 18 jaar is”

Ten slotte bepaalt de RvV nog dat DVZ nergens concreet uitlegt waarom één van de kinderen er duidelijk ouder dan 18 jaar zou uitzien, zoals beweerd in de bestreden beslissing. Op basis van de stukken van het administratief dossier, met name de foto van het kind op de aanvraagformulier, kan de RvV niet vaststellen dat het kind duidelijk ouder zou zijn dan 18 jaar. Ook deze motivering is dus onvoldoende.

Meer info