In een arrest nr. 286.771 van 28 maart 2023 hervormt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) de niet-ontvankelijkheidsbelissing van het CGVS. De RvV kent het vluchtelingenstatuut toe aan een Afghaanse man. De Raad baseert zich hiervoor op het geheel aan individuele omstandigheden, namelijk zijn etnische origine als Hazara, zijn Sjiitische geloofsovertuiging, zijn verblijf in het Westen sinds 2015, en zijn mentale gezondheidstoestand.
De individuele risicobepalende omstandigheden
De Raad wijst er in eerste in instantie op dat de algemene situatie in Afghanistan sinds de machtsovername significant is gewijzigd ten opzichte van de situatie ten tijde van de eerder ingediende verzoeken om internationale bescherming. Het feit dat de verzoeker van Hazara-origine is en verblijft in het Westen sinds 2015 moet worden onderzocht in het licht van de gewijzigde situatie in Afghanistan.
Etnische origine als Hazara
De RvV erkende dat er geen aanwijzingen zijn dat de taliban een beleid voeren dat specifiek of rechtstreeks gericht is tegen Hazara. Daarentegen lopen zij wel het risico slachtoffer te worden van maatschappelijke discriminatie. Een deel van de talibanstrijders hebben vooroordelen en een negatief beeld tegenover Hazara’s. Dit komt onder meer door hun deelname aan het vorige bestuur en omdat ze volgens de taliban het Westen meer genegen zijn. De Raad stelt dat er geen sprake is van systematische vervolging van Hazara’s. Dit betekent dat het loutere feit Hazara te zijn, niet voldoende is om de vrees voor vervolging of het risico op reële schade aannemelijk te maken. Toch erkent de Raad Hazara’s als risicoprofiel en benadrukt ze dat er sprake is van een zeer precaire situatie die het CGVS moet meenemen bij de beoordeling van het verzoek.
Het verblijf in het Westen sinds 2015
Een louter ontwikkelde westerse levensstijl wordt door de Raad eveneens niet als voldoende beschouwd om als vluchteling te worden erkend. De verzoeker dient aannemelijk te maken dat zijn westerse gedragingen een uitingsvorm zijn van een godsdienstige of politieke overtuiging. Deze gedragingen moeten bijzonder belangrijk zijn voor de verzoeker om zijn godsdienstige identiteit of morele integriteit te behouden. In dit kader benadrukt het CGVS wel dat terugkeerders kunnen worden gestigmatiseerd en/of gediscrimineerd. Dit laatste kan echter slechts in uitzonderlijke gevallen worden gezien als vervolging of ernstige schade. Individuele elementen bepalen of een Afghaan wordt beschouwd als verwesterd. De verzoeker moet deze elementen aanreiken. Om verwestering te kwalificeren onder de vervolgingsgronden ‘godsdienst’ en ‘politieke overtuiging’, moet de verzoeker zich de westerse normen en waarden eigen hebben gemaakt. Daarbij moet rekening gehouden worden met enkele risicobepalende factoren zoals: geslacht, leeftijd, gebied van herkomst en de conservatieve omgeving, de duur van het verblijf in het Westen, de aard van de tewerkstelling van de verzoeker, en de zichtbaarheid van de verzoeker. De RvV nam in acht dat de verzoeker al geruime tijd in België is, hij Nederlands heeft geleerd, werk heeft gevonden, een sociaal leven heeft uitgebouwd en zich heeft geïntegreerd in de Belgische samenleving.
De mentale gezondheidstoestand
De Raad houdt ten slotte ook rekening met het feit dat de man ernstige mentale gezondheidsproblemen heeft. Personen met een fysieke handicap of mentale gezondheidsproblemen vormen eveneens een risicoprofiel in het kader van stigmatisatie.
Combinatie elementen, algemene situatie in Afghanistan en die van Hazara’s in het bijzonder
Bovengenoemde elementen beoordeeld in hun geheel – en in relatie tot elkaar - geven blijk van individuele risicobepalende omstandigheden. Deze individuele elementen moeten beoordeeld worden in het licht van de algemene landeninformatie en de verontrustende situatie voor Hazara’s die daaruit blijkt.