RvV: geen willekeurig geweld in de stad Goma (DRC)

In arrest nr. 256.214 van 11 juni 2021 analyseert de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) de veiligheidssituatie in de stad Goma (Noord-Kivu, Democratische Republiek Congo (DRC)) in het licht van artikel 48/4, §2, c) van de Verblijfswet (Vw). De RvV oordeelt dat er weliswaar sprake is van een binnenlands gewapend conflict en van een veiligheidssituatie die tot een voorzichtige beoordeling noopt, maar dat er geen sprake is van een situatie van willekeurig geweld in de zin van artikel 48/4, §2, c) Vw.

Feiten en voorgaanden

Een Congolese man kwam in 2000 aan in België en diende een eerste verzoek om internationale bescherming (IB) in op basis van een vrees voor vervolging door leden van de partij Rassemblement Congolais pour la Démocratie (RCD). In 2007 weigerde het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) hem IB te verlenen, omdat hij niet aantoonde dat hij sinds 2000 gezocht werd in DRC en omdat hij niet aantoonde waarom hij zich niet in Kinshasa kon vestigen. Zijn beroep werd in 2008 verworpen door de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen (voorloper van de RvV). Zonder in tussentijd het land te verlaten, diende de verzoeker op 10 september 2019 een volgend verzoek om IB in vanuit het gesloten centrum van Merksplas op basis van de volgende elementen:

  • drie documenten als bewijs dat hij nog steeds gezocht werd omwille van de redenen ingeroepen in het kader van zijn eerste verzoek om IB;
  • documenten als bewijs dat zijn gezinsleden IB kregen in Rwanda en hervestigd werden in het Verenigd Koninkrijk, volgens de verzoeker naar aanleiding van de moord op zijn vader in 2008;
  • informatie met betrekking tot zijn precaire gezondheidstoestand (slokdarmkanker).

Op 26 maart 2020 wees het CGVS zijn volgend verzoek om IB af, met als motief dat hij geen nieuw element voorlegde in de zin van artikel 57/6/2, §1, alinea 1 Vw.

  • De documenten hebben onvoldoende bewijswaarde. Verzoeker heeft zich bovendien verschillende keren tot zijn nationale autoriteiten gericht om officiële documenten te bekomen.
  • De informatie met betrekking tot de IB van zijn gezinsleden neemt niet weg dat de verzoeker zijn persoonlijke vrees moet aantonen. Bovendien blijkt uit de documenten dat zijn gezinsleden in 2006 IB kregen in Rwanda, terwijl zijn vader in 2008 vermoord werd.
  • Wat betreft zijn gezondheidstoestand, verwees het CGVS naar de 9ter-procedure.

Wat betreft de nood aan subsidiaire bescherming, oordeelde het CGVS dat er niet langer een situatie van willekeurig geweld heerst in de stad Goma.

De verzoeker diende beroep in tegen deze weigeringsbeslissing van het CGVS bij de RvV.

Beoordeling RvV

De RvV treedt het CGVS bij wat betreft de beoordeling dat de verzoeker geen nieuwe elementen voorlegt die de kans aanzienlijk groter maken dat hij voor erkenning als vluchteling of voor subsidiaire bescherming in aanmerking komt. De RvV volgt de motieven van het CGVS met betrekking tot de bewijswaarde van de neergelegde documenten, het gebrek aan actualiteit van zijn vrees gezien zijn contacten met zijn nationale autoriteiten en de internationale bescherming van zijn gezinsleden. De voorwaarden voor de toekenning van het voordeel van de twijfel in de zin van artikel 48/6, §4 Vw zijn niet vervuld.

Wat betreft de door de verzoeker ingeroepen nood aan subsidiaire bescherming, stelt de RvV eerst dat de COVID-19 en ebola-pandemieën niet uitgaan van of veroorzaakt worden door de actoren vermeld in artikel 48/5 §1 Vw en deze omstandigheden dus niet binnen het toepassingsgebied van artikel 48/4, §2, b) Vw vallen.

Wat betreft de nood aan subisidiare bescherming op grond van artikel 48/4, §2, c) Vw analyseert de RvV de veiligheidssituatie in de stad Goma op grond van de informatie die werd neergelegd door beide partijen:

  • Er is sprake van een binnenlands gewapend conflict in de stad Goma, in de zin van artikel 48/4, §2, c) Vw zoals geïnterpreteerd door het Hof van Justitie (HvJ) in het arrest Diakité van 30 januari 2021. In de provincie Noord-Kivu, waarvan Goma de hoofdstad is, vinden immers gewapende confrontaties plaats tussen talrijke rebellengroepen en het Congolese leger.
  • De veiligheidssituatie in de stad Goma is anders dan die van andere zones in de provincie Noord-Kivu, waar chronische onveiligheid heerst omwille van deze gewapende confrontaties. In de stad Goma is de onveiligheid voornamelijk het gevolg van criminele feiten (banditisme, gewapende overvallen...) door bendes en veiligheidstroepen. Het aantal burgerslachtoffers is laag en beperkt tot bepaalde wijken van de stad. Hoewel de veiligheidssituatie er nauw opgevolgd moet worden en de asielinstanties moet aanmanen tot grote voorzichtigheid bij de beoordeling van verzoeken om IB van verzoekers afkomstig uit de stad Goma, is er op het ogenblik van de beoordeling geen sprake van willekeurig geweld in de zin van artikel 48/4, §2, c) Vw.

De RvV verwerpt het beroep van de verzoeker.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen