RvV: hoger belang van het kind primaire overweging bij beëindiging verblijfsrecht ouder

In arrest nr. 265.069 van 7 december 2021 vernietigt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) de beslissing tot beëindiging van het verblijfsrecht van een mama. Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) had onvoldoende rekening gehouden met het hoger belang van haar 14-jarige zoon die in België geboren en opgegroeid is.

Feiten

In 2015 erkent een Belgische man het kind van een Nigeriaanse vrouw in onwettig verblijf. Zij kreeg een verblijfsrecht op grond van gezinshereniging met haar Belgisch geworden kind in januari 2016. In januari 2019 verklaarde de rechtbank de erkenning nietig om redenen van openbare orde, met als gevolg dat het kind nooit de Belgische nationaliteit geacht wordt gehad te hebben. DVZ beëindigde daarop het verblijfsrecht van zijn mama.

Tegen die beslissing gaat zij in beroep bij de RvV. Zij beroept zich hier onder meer op het hoger belang van het kind, zoals omschreven in artikel 24 Handvest Grondrechten van de Europese Unie en artikel 3 VN-Kinderrechtenverdrag. Hoewel haar zoon niet langer een verblijfsrecht heeft, verbleef hij sinds zijn geboorte 14 jaar eerder in België, had hij 5 jaar lang de Belgische nationaliteit, en is het Nederlands zijn moedertaal. Om deze redenen heeft hij volgens de verzoekende partij wel een beschermenswaardig privéleven in de zin van artikel 8 EVRM. De verzoekende partij betoogt dat dit in de proportionaliteitstoets die gemaakt wordt bij de beëindiging van het verblijfsrecht, zwaarder zou moeten doorwegen dan de frauduleuze erkenning.

Oordeel RvV

De RvV stelt dat bij het uitvoeren van de belangenafweging onder artikel 8 EVRM een belangrijk gewicht moet toegekend worden aan het hoger belang van het kind. Nationale overheden moeten de uitvoerbaarheid, haalbaarheid en proportionaliteit van een verblijfs- of verwijderingsmaatregel ten aanzien van een ouder beoordelen om daadwerkelijke bescherming en voldoende gewicht te geven aan de belangen van de kinderen die er rechtstreeks worden door getroffen.

Het belang van het kind omvat twee aspecten: het behouden van de éénheid van het gezin en het welzijn van het kind. Daarom moet er aandacht besteed worden aan de ernst van de moeilijkheden waar kinderen mee geconfronteerd worden bij uitwijzing naar het land van herkomst.

Volgens het RvV moet de DVZ met de volgende factoren rekening houden bij het onderzoek van het hoger belang van het kind bij uitwijzing:

  • Leeftijd van de kinderen, en of die leeftijd nog toelaat zich aan te passen aan een andere omgeving;
  • Omvang en hechtheid van de culturele, sociale en linguïstische banden met het land van herkomst en het land van verblijf;
  • Duur van het verblijf in het gastland;
  • De mate waarin de kinderen afhankelijk zijn van hun ouders.

De RvV bepaalt dat het feit dat de beslissing geen betrekking heeft op het verblijfsstatuut van de minderjarige zelf, er geen afbreuk aan doet dat met diens hoger belang rekening gehouden moet worden. De vraag daarbij is niet of het enigszins mogelijk is dat het kind zijn leven verder zet in Nigeria, maar wel of dat in zijn hoger belang is. Bovendien beschouwt de RvV het als kennelijk onredelijk dat DVZ buiten beschouwing laat dat het kind in België geboren is.

DVZ stelt dat de moeder haar kind gebruikte als een instrument om verblijfsrecht te krijgen door middel van een schijnerkenning en dit nooit in het hoger belang kan zijn van een kind. Het verblijfsrecht zou volgens DVZ altijd ondergeschikt zijn aan het recht van het kind op zijn identiteit en om zijn werkelijke ouders te kennen. De RvV oordeelt dat het niet duidelijk is op welke grond DVZ die stelling aanneemt of in welke zin het beëindigen van verblijfsrecht van de mama daaraan bijdraagt. Het kind ondergaat de beslissing met betrekking tot de mama en wordt gestraft voor het gedrag van zijn moeder zonder er zelf voor verantwoordelijk te zijn. Bovendien heeft DVZ in haar beslissing geen oog voor de stukken die de nefaste gevolgen beschrijven van de verwijdering.

De RvV herinnert eraan dat artikel 74/20, §2 Vw geen verplichting inhoudt om het verblijfsrecht van de mama te beëindigen omwille van de fraude. Dit artikel laat dit bovendien enkel toe op voorwaarde van een proportionaliteitstoets. Aangezien het hoger belang van het kind de primaire overweging moet zijn, kan om die reden besloten worden het verblijfsrecht niet te beëindigen. De beslissing om dat toch te doen is volgens de RvV gebaseerd op kennelijk onredelijke motieven. De loutere veronderstellingen die daar deel van uitmaken, zijn geen afdoende motivering. Het motief van DVZ dat het kind op 14-jarige leeftijd nog voldoende jong zou zijn om in Nigeria een nieuw leven op te bouwen, is volgens de RvV kennelijk onredelijk.

De RvV vernietigt de beslissing tot beëindiging van het verblijfsrecht van DVZ.