RvV: Intrekking vluchtelingenstatus om redenen van nationale veiligheid vereist individueel onderzoek waaruit actueel en werkelijk gevaar blijkt

In het arrest nr. 235.914 van 19 mei 2020 hervormt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) een beslissing van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) tot intrekking van de vluchtelingenstatus om redenen van nationale veiligheid. Het CGVS baseerde zich hiervoor hoofdzakelijk op de analyse en inschatting van het OCAD (Coördinatieorgaan voor de Dreigingsanalyse). De RvV oordeelt dat het CGVS steeds op basis van een eigen individueel onderzoek moet nagaan of er afdoende actuele, concrete, voldoende geobjectiveerde, consistente en zwaarwichtige gegevens zijn die aantonen dat de betrokkene een actueel en werkelijk gevaar vormt voor de nationale veiligheid.

Achtergrond en feiten

Een Russische man van Tsjetsjeense origine werd in 2012 in België erkend als vluchteling. Al snel kwam de man echter op de radar van het OCAD vanwege zijn vermeende sympathieën met jihadistische terroristische groeperingen en daaraan gelinkte activiteiten in België en in Syrië.

In 2016, 2017 en 2018 stelde het OCAD verschillende nota’s op waarin het dreigingsniveau 3 toekent aan de man, wat inhoudt dat de dreiging uitgaande van de verzoeker ’mogelijk en waarschijnlijk’ is. Het OCAD geeft echter nergens in deze nota’s weer op welke bronnen of bewijzen deze beweringen rusten.

Het CGVS achtte zich gebonden door de analyse en inschatting van het OCAD en besloot met toepassing van artikel 55/3/1, §1 Verblijfswet (Vw) om de vluchtelingenstatus van de man in te trekken. Dit artikel geeft het CGVS de mogelijkheid om iemands vluchtelingenstatus in te trekken indien er redelijke gronden bestaan om de betrokkene te beschouwen als een gevaar voor de nationale veiligheid. De man stelt een beroep in tegen deze beslissing bij de RvV.

Beoordeling RvV

De RvV merkt op dat het begrip ’nationale veiligheid’, zoals gebruikt in art. 55/3/1, §1 Vw, niet gedefinieerd is in de wet en dus geïnterpreteerd moet worden in lijn met de rechtspraak van het Hof van Justitie, aangezien deze bepaling een omzetting is van art. 14, lid 4, a) van de richtlijn 2011/95/EU. De RvV leidt hieruit af dat artikel 55/3/1, §1 Vw restrictief toegepast moet worden en dat bovendien vereist is dat de betrokken vluchteling een actueel en werkelijk gevaar voor de nationale veiligheid vormt. Dat moet blijken uit ’concrete, voldoende geobjectiveerde, consistente en zwaarwichtige gegevens’.Loutere vermoedens of verdenkingen zijn onvoldoende en kunnen niet als ’redelijke gronden’ worden beschouwd. Uit al deze elementen vloeit voort dat het CGVS een individueel onderzoek moet voeren, dat niet gebaseerd mag zijn op louter algemene overwegingen.

In deze zaak leidden vooral de nota’s van het OCAD tot de beslissing tot intrekking van de vluchtelingenstatus. De RvV benadrukt in dit opzicht dat het CGVS niet gebonden is door de analyse en inschatting gemaakt door het OCAD, en dat het in het kader van de toepassing van artikel 55/3/1, § 1 Vw aan het CGVS toekomt om een eigen onderzoek te voeren en een eigen afweging te maken van de voorliggende informatie. Het CGVS kan zich hierbij onder meer baseren op nota’s van het OCAD. De RvV stelt echter vast dat de nota’s in deze zaak hoofdzakelijk in voorwaardelijke termen opgesteld zijn of zelfs bevestigen dat voor bepaalde onderzochte feiten objectieve bewijzen ontbreken.

Bovendien zijn de nota’s van OCAD met betrekking tot veel van de onderzochte feiten algemeen en vaag geformuleerd, en geven ze niet aan op welke informatie of bewijzen de beweringen stoelen. In dit verband herinnert de RvV eraan dat artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie vereist dat zowel de verzoeker als de rechter kennis kunnen nemen van de gronden die aan de basis van de beslissing liggen, tenzij redenen van staatsveiligheid zich daartegen verzetten. In dat laatste geval is het aan het CGVS om aan te tonen dat de staatsveiligheid daadwerkelijk geschaad zou worden indien de informatie en bewijsstukken waarop de beslissing gesteund is, meegedeeld worden. Het CGVS laat dit in deze zaak echter na. Volgens de RvV bevatten de nota’s bijgevolg geen concrete, voldoende geobjectiveerde, consistente en zwaarwichtige gegevens die toelaten om aan te nemen dat er redelijke gronden bestaan om de verzoeker te beschouwen als een effectief gevaar voor de nationale veiligheid. Ook de rest van het rechtsplegingsdossier bevat geen dergelijke gegevens.

De RvV besluit dat het CGVS op basis van de voorliggende elementen niet kon beslissen dat er redelijke gronden zijn om de verzoeker als een actueel en werkelijk gevaar voor de nationale veiligheid te beschouwen. De RvV maakt dan ook gebruik van haar hervormingsbevoegdheid en beslist dat de verzoeker de vluchtelingenstatus behoudt.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen