8 september 2020

De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) oordeelde in arrest nr. 237.597 van 30 juni 2020 dat het feit dat een in het buitenland gedane adoptie niet in België werd voorgelegd ter erkenning, op zich niet volstaat om zonder meer te besluiten dat er geen sprake is van een familieband die beschermd wordt door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Feiten

Een Burundees meisje van zes jaar werd in 2008 geadopteerd in Burundi door haar adoptiemoeder die in België erkende vluchtelinge was. In 2019 bleef het meisje alleen achter in Burundi zonder enig familielid. De adoptiemoeder wilde haar dochter vervolgens zo snel mogelijk naar België halen.

Een aanvraag gezinshereniging kan alleen als de buitenlandse adoptiebeslissing eerst al door de Federale Centrale Autoriteit inzake adoptie werd erkend, wat hier niet het geval was.

Om tijd te winnen en om het meisje toe te laten om zo snel mogelijk naar België te komen gezien de problematische persoonlijke en veiligheidssituatie in Burundi, diende de adoptiemoeder in haar naam een verzoek tot een humanitair visum in op basis van artikel 9 van de Verblijfswet.

De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) weigerde om het humanitair visum toe te kennen en motiveert zijn beslissing door erop te wijzen dat een buitenlandse adoptiebeslissing moet worden voorgelegd en erkend door de Federale Centrale Autoriteit bij de FOD Justitie om geldig te zijn in België. Door het feit dat dit niet gebeurde in deze zaak, is er volgens DVZ geen sprake van een familieleven in de zin van artikel 8 EVRM.

Beoordeling RvV

Het afleveren van een verblijfsvergunning van meer dan drie maanden op basis van artikel 9 van de Verblijfswet is een discretionaire bevoegdheid van de DVZ. Deze moet echter wel zijn beslissing motiveren en mag geen manifeste beoordelingsfout maken of zich schuldig maken aan een bevoegdheidsoverschrijding.

De Raad herinnert er ook aan dat het niet aan haar toekomt om in de plaats van de DVZ de aanvraag tot het verkrijgen van een humanitair visum te beoordelen, maar heeft wel de bevoegdheid om na te gaan of uit de materiële en formele motivering blijkt dat er sprake is van een manifeste fout in de beoordeling van de voorliggende feiten.

Artikel 8 EVRM

Het bestaan van een familie- of privéleven wordt niet gedefinieerd in het EVRM en moet geval per geval beoordeeld worden.

Uit rechtspraak van het EHRM blijkt dat ook tussen personen wiens familiebanden niet juridisch werden vastgelegd een familieleven kan bestaan dat beschermd wordt door artikel 8 EVRM.

Alleen het feit dat de Burundese adoptie niet in België werd erkend, was niet voldoende om zonder meer vast te stellen dat er geen sprake kan zijn van een effectief familieleven tussen de verzoekster en haar adoptiemoeder.

DVZ liet na om een zorgvuldig onderzoek te doen van de zaak in het licht van artikel 8 EVRM. De RvV vernietigt de bestreden beslissing.