RvV: Risico op ernstige schade door willekeurig geweld voor elke Malinees uit het Noorden of centrum van Mali

In twee arresten nrs. 272.907 en 272.908 van 18 mei 2022 beslist de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) dat de mate van willekeurig geweld in het Noorden en centrum van Mali zo hoog is dat elke Malinese burger afkomstig uit deze regio’s daar een reëel risico loopt op ernstige schade. Mensen uit deze regio’s hebben geen intern vestigingsalternatief in andere delen van het land. De RvV kent beide verzoekers de subsidiaire beschermingsstatus toe.

Feiten en voorgaanden

Het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) had in beide zaken de internationale bescherming geweigerd. Het hechtte weinig geloof aan de verklaringen van de verzoekers over de persoonlijke problemen aan de basis van hun vertrek. Hoewel het CGVS erkende dat in hun respectievelijke regio’s van herkomst - het Noorden en centrum van Mali – sprake is van een intern gewapend conflict in de zin van artikel 48/4, § 2, c) Vreemdelingenwet (Vw) meende het dat de mate van willekeurig geweld er niet zodanig hoog is dat elke burger er een risico loopt. Volgens het CGVS waren er geen individuele omstandigheden die het risico voor de verzoekers verhoogde. Beide verzoekers tekenden beroep aan bij de RvV.

Beoordeling door de RvV

Ook de RvV beschouwt beide asielrelazen als ongeloofwaardig. De RvV gaat vervolgens in beide zaken over tot een uitgebreide analyse van de nood aan subsidiaire bescherming op basis van artikel artikel 48/4, § 2, c) Vw.

Net als het CGVS, is de RvV van mening dat in het noorden en het centrum van Mali sprake is van een binnenlands gewapend conflict in de zin van artikel 48/4, § 2, c) Vw. De RvV baseert zich voor deze conclusie op verschillende indicatoren die door het Hof van Justitie (HvJ) naar voor geschoven worden in het arrest Diakité (HvJ arrest nr. C-285/12 van 30 januari 2014): confrontaties tussen talrijke gewapende en terroristische groepen onderling of met nationale en internationale troepen, confrontaties tussen verschillende gemeenschappen, het opleggen van een avondklok.

Wat betreft de aanwezigheid van willekeurig geweld verwijst de RvV naar de definitie hiervan in het arrest Elgafaji (HvJ arrest nr. C-465/07 van 17 februari 2009): er moet sprake zijn van geweld waarvan elke persoon toevallig het slachtoffer kan zijn. Al naargelang de mate van willekeurig geweld, onderscheidt het HvJ twee situaties:

  • de situatie waarin de mate van willekeurig geweld dermate hoog is, dat elke burger door diens loutere aanwezigheid in de regio een reëel risico loopt om er het slachtoffer van te worden;
  • de situatie waarin sprake is van willekeurig geweld dat niet voor elke burger een risico inhoudt, maar waarbij persoonlijke omstandigheden van een verzoeker kunnen maken dat deze een verhoogd risico loopt om het slachtoffer te worden van het willekeurig geweld. Hoe meer de verzoeker die persoonlijke omstandigheden kan aantonen, hoe lager de mate van willekeurig geweld in de regio moet zijn om de subsidiaire bescherming te bekomen.

Het CGVS oordeelde dat in het Noorden en centrum van Mali sprake was van de tweede situatie van het arrest Elgafaji, en meende dat de verzoekers geen persoonlijke omstandigheden aantoonden waaruit bleek dat ze een verhoogd risico op ernstige schade liepen.

De RvV stelt op haar beurt vast dat de veiligheidssituatie in beide regio’s recent geëvolueerd is, en gaat over tot een eigen beoordeling van de mate van willekeurig geweld in deze regio’s. Ze baseert zich daarbij op indicatoren die door nationale rechtinstanties van verschillende EU-lidstaten naar voor geschoven zijn als relevant voor deze beoordeling:

  • Het aantal, de aard, de frequentie en het aanhoudend karakter van incidenten
  • De aard van de gebruikte methoden
  • De vrijheid van beweging van burgers
  • Mensenrechtenschendingen
  • Het aantal en de verhouding van burgerslachtoffers
  • Interne ontheemding en aantal vrijwillige terugkeerders
  • Het vermogen van de autoriteiten om de situatie onder controle te krijgen en burgers, inclusief minderheden, te beschermen
  • De impact van het geweld op het dagelijks leven van de burgers, in het bijzonder de toegang tot basisdiensten en andere socio-economische indicatoren

Op basis van de informatie met betrekking tot deze indicatoren, concludeert de RvV dat de mate van willekeurig geweld in het Noorden en het centrum van Mali dermate hoog is dat elke burger hierdoor geraakt wordt. Verzoekers om IB afkomstig uit deze regio’s lopen dus door hun loutere aanwezigheid daar een reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 48/4, § 2, c) Vw. In tegenstelling tot het CGVS meent de RvV dus dat er sprake is van de eerste situatie uit het arrest Elgafaji. Gezien de veiligheidssituatie in Mali, meent de RvV verder dat voor verzoekers om IB afkomstig uit het Noorden of centrum van Mali geen intern vluchtalternatief bestaat in andere regio’s van het land. In beide zaken kent de RvV aan de verzoeker de subsidiaire bescherming toe op grond van artikel 48/4, § 2, c) Vw.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen