RvV: schijnhuwelijk op grond van artikel 146bis BW enkel mogelijk als een van de echtgenoten Belg is

In zijn arrest nr. 250.273 van 2 maart 2021 oordeelt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) dat Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) geen gebruik mag maken van artikel 146bis Burgerlijk Wetboek (BW) om de erkenning van een buitenlandse huwelijksakte te weigeren als geen van de echtgenoten de Belgische nationaliteit heeft.

Feiten

Een Eritrese man deed een aanvraag gezinshereniging met zijn echtgenote in België. De echtgenote is een erkende vluchteling van Eritrese afkomst. Ze kwam aan in België in oktober 2018 en werd erkend als vluchtelinge in september 2019.

Als bewijs van huwelijk legt de echtgenoot een certificaat van een kerkelijk huwelijk voor. Het huwelijk werd afgesloten in mei 2010 in Eritrea.

DVZ vroeg advies aan het parket wegens het vermoeden van schijnhuwelijk. Het parket geeft een negatief advies. DVZ weigert om het visum gezinshereniging af te leveren, omdat de huwelijksband tussen de betrokkenen niet erkend kan worden en dus ook geen recht op gezinshereniging opent. In haar beslissing verwijst DVZ onder andere naar artikel 146bis BW dat bepaalt dat er geen huwelijk is wanneer uit een geheel van omstandigheden blijkt dat de intentie van minstens één van de echtgenoten kennelijk niet is gericht op de totstandbrenging van een duurzame levensgemeenschap, maar enkel op het bekomen van een verblijfsrechtelijk voordeel dat is verbonden aan de staat van gehuwde.

Analyse RvV

De RvV oordeelt dat DVZ een verkeerde toepassing maakte van artikel 146bis BW. De grondvoorwaarden om te huwen worden namelijk bepaald door het recht van de staat waarvan de echtgenoten de nationaliteit hebben. Als de echtgenoten een vreemde nationaliteit hebben en niet Belg zijn, moeten de huwelijksvoorwaarden in de eerste plaats worden onderzocht aan de hand van het buitenlandse recht. Artikel 146bis BW is alleen direct van toepassing als een van de echtgenoten de Belgische nationaliteit heeft.

  • Dat is in casu niet het geval aangezien het gaat om een huwelijk tussen twee Eritrese onderdanen. In dit geval moet men kijken naar het Eritrese recht, aangezien de grondvoorwaarden om te huwen worden bepaald door het recht van het land waarvan elk van de echtgenoten de nationaliteit heeft.
  • Bovendien moet er in casu toepassing gemaakt worden van de gezinsherenigingsrichtlijn (Richtlijn 2003/86/EG) en de omzetting van deze richtlijn in het nationaal recht. De gezinsherenigingsrichtlijn voorziet ook in een mogelijkheid om controles uit te voeren op schijnhuwelijken (artikel 16, lid 4).

DVZ schendt bijgevolg de materiële motiveringsplicht aangezien ze geen directe toepassing kon maken van artikel 146bis BW om de gezinshereniging te weigeren.