RvV: situatie van NBMV met beschermingsstatuut in Griekenland moet individueel beoordeeld worden

In twee arresten, nr. 239.910 van 21 augustus 2020 en nr. 240.127 van 27 augustus 2020, doet de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) uitspraak over twee niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV) die internationale bescherming (IB) kregen in Griekenland en daarna in België opnieuw een verzoek om IB deden. Het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) verklaarde beide verzoeken niet-ontvankelijk omwille van een beschermingsstatuut in een andere EU-lidstaat.

In één arrest vernietigt de RvV de beslissing van het CGVS omdat het de toegang van de NBMV tot zijn rechten als minderjarige bij een terugkeer naar Griekenland onvoldoende onderzocht.

In het ander arrest bevestigt de RvV de beslissing omdat de NBMV niet concreet aantoont dat hij geen effectieve bescherming geniet in Griekenland.

Feiten en beslissingen CGVS

RvV arrest nr. 240.127 gaat over een NBMV uit Jemen, die op zijn dertiende in het Moriakamp op het eiland Lesbos in Griekenland aankomt. Bij zijn verzoek om IB in april 2018 zegt hij dat hij meerderjarig is omdat hij had gehoord dat minderjarigen er opgesloten worden. Hij slaapt met acht volwassenen in een tent. Er is geen elektriciteit of stromend water. Hij wordt erkend als vluchteling maar vlucht na enige tijd verder naar België, waar hij in april 2019 een verzoek om IB doet. In december 2019 verklaart het CGVS zijn verzoek niet-ontvankelijk omdat zijn rechten als erkend vluchteling in Griekenland gegarandeerd zijn en zijn levensomstandigheden niet onmenselijk of vernederend zijn. Volgens het CGVS ligt het aan de minderjarige zelf dat hij niet op een meer gepaste manier werd opgevangen, omdat hij zich meerderjarig verklaarde. Hij ondernam geen pogingen om Grieks te leren of aan zijn toekomst te werken in Griekenland. Hij toont niet aan dat de bescherming opgehouden is en dat hij geen hernieuwing van zijn verblijfsvergunning kan krijgen.

RvV arrest nr. 239.910 gaat over een Afghaanse NBMV die in november 2017 geregistreerd wordt in Lesbos. Hij wordt erkend als vluchteling. Hij verblijft negen maanden in een opvangcentrum en daarna zes maanden in een appartement voor NBMV. In mei 2019 gaat hij naar België en vraagt IB aan. Het CGVS verklaart ook zijn verzoek niet-ontvankelijk omdat hij niet voldoende aantoont dat hij slachtoffer zou worden van een onmenselijke of vernederende behandeling. De feiten die hij aanhaalt, zoals dat hij geslagen werd bij een politiecontrole en een gebrekkige toegang heeft tot onderwijs, zorg en werk, zijn volgens het CGVS niet zwaarwichtig genoeg. Hij toont niet concreet aan dat hij zijn rechten niet kan uit oefenen, of dat de Griekse overheid hem niet in bescherming neemt.

In beroep werpen de NBMV op dat het CGVS niet alle relevante individuele omstandigheden in beeld brengt, zoals zou moeten wanneer men het hoger belang van het kind beoordeelt. Het CGVS baseert zich enkel op verklaringen van de NBMV, die jong en kwetsbaar zijn, en doet geen beroep op objectieve landeninformatie om na te gaan in welke situatie zij zouden belanden bij terugkeer. Verschillende landenrapporten getuigen van de moeilijke situatie van begunstigden van IB in Griekenland. Voor minderjarigen zijn er een gebrekkige toegang tot onderwijs, een slecht werkend voogdijsysteem en slechte identificatie- en opvangprocedures. Velen eindigen dakloos of in kraakpanden. De leefomstandigheden op het eiland zijn nefast voor kinderen.

Beoordeling RvV

Het interstatelijk vertrouwensbeginsel impliceert dat de EU-lidstaten ervan uit kunnen gaan dat iemand die in een lidstaat erkend wordt als vluchteling over voldoende en reële bescherming beschikt en dat zijn fundamentele rechten niet worden geschonden.

Het Hof van Justitie (arresten C-297/17, C-318/17, C 319/17 en C-438/17 van 19 maart 2019) stelt dat dit vermoeden kan weerlegd worden als de verzoeker aantoont dat de geboden bescherming niet langer effectief of toereikend is, door structurele of fundamentele tekortkomingen die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. Met name wanneer de onverschilligheid van de autoriteiten ertoe leidt dat een persoon die volledig afhankelijk is van overheidssteun buiten zijn wil en persoonlijke keuzes om in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie terechtkomt, waardoor hij niet in staat is om in zijn meest elementaire levensbehoeften te voldoen, zoals eten, zich wassen en een onderdak hebben en hem in een toestand van achterstelling brengt die onverenigbaar is met de menselijke waardigheid.

Daarbij dient de situatie van Griekse onderdanen als maatstaf. Het feit dat er verschillen zijn tussen de lidstaten in de toegang tot de rechten voor begunstigden van IB is niet voldoende om tot een gebrek aan bescherming te besluiten.

De individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van de verzoeker zijn van wezenlijk belang.

In arrest nr. 240.127 doet de RvV de volgende overwegingen:

  • de NBMV heeft geen familiaal netwerk
  • hij is net zestien geworden en is dus bijzonder kwetsbaar
  • hij zal volledig afhankelijk zijn van overheidssteun
  • het CGVS geeft zelf aan dat de mogelijkheid om hem alsnog als minderjarige te laten registreren in Griekenland moeilijk blijkt en tijd vergt; de kans bestaat dat hij in tussentijd als meerderjarige zal behandeld worden
  • uit de landeninformatie blijken mogelijke problemen om zich terug onder de bescherming van Griekenland te stellen en onmiddellijk de rechten als minderjarige te doen gelden
  • uit de landeninformatie blijkt ook dat begunstigden van IB er zich in erg moeilijke en soms schrijnende omstandigheden kunnen bevinden; de toegang tot socio-economische en medische hulp verloopt niet steeds goed
  • voor NBMV blijken er meerdere problemen om hun rechten te laten gelden en bestaan er risico’s op geweld, economische en seksuele uitbuiting

Het CGVS hield te weinig rekening met het bijzonder kwetsbaar profiel als zestienjarige die als meerderjarige geregistreerd staat in Griekenland. Het moet zich ervan vergewissen dat hij in staat is om zelfstandig zijn minderjarigheid te doen gelden en de hieraan verbonden rechten te bekomen. Zeker nu het algemeen geweten is dat Griekenland een moeilijke tijd doormaakt en de toegang tot hulp en bijstand voor vluchtelingen niet altijd goed verloopt. De RvV vernietigt de beslissing.

In arrest nr. 239.910 is de RvV echter van oordeel dat

  • de NBMV niet concreet aantoont dat zijn levensomstandigheden in Griekenland de vereiste drempel van zwaarwichtigheid bereiken; een grote onzekerheid of verslechtering in levensomstandigheden is niet voldoende
  • hij toont niet aan dat hij geen effectieve bescherming kan bekomen van de Griekse autoriteiten
  • uit zijn verklaringen blijkt dat hij in een appartement verbleef waar werd gekookt, en waar water, elektriciteit en internet waren en dat hij geen huur moest betalen
  • de levensomstandigheden zijn niet dermate precair dat ze een toestand van verregaande materiële deprivatie veroorzaken
  • de informatie met betrekking tot de impact van de COVID-19 pandemie op de situatie van vluchtelingen in Griekenland geeft een louter hypothetisch risico weer

De NBMV brengt geen elementen aan waaruit blijkt dat hij zich niet langer kan beroepen op de bescherming in Griekenland. De RvV bevestigt de beslissing van het CGVS.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen