RvV: Uitsluiting vluchtelingenstatus mogelijk voor feiten gepleegd door minderjarigen jonger dan zestien jaar met voldoende maturiteit en verstandelijke vermogens

In het arrest nr. 239.574 van 11 augustus 2020 oordeelt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) dat een minderjarige die voor het bereiken van de leeftijd van zestien jaar deelneemt aan misdrijven tegen de vrede, oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid of ernstige niet-politieke misdrijven, individueel verantwoordelijk kan worden gesteld voor zijn daden voor zover hij op het ogenblik van de feiten over voldoende maturiteit en verstandelijke vermogens beschikte. De betrokkene moet in dat geval worden uitgesloten van de vluchtelingenstatus en van de subsidiaire beschermingsstatus op grond van artikel 1, F (a) en (b) van het Verdrag van Genève en van artikels 55/2 en 55/4 Verblijfswet (Vw).

Feiten en beslissing CGVS

Het arrest betreft een Syrische jongeman, afkomstig uit Raqqa. In 2013 kwam zijn regio onder controle van Islamitische Staat (IS). Begin 2015 sloot hij zich op veertienjarige leeftijd aan bij IS. Nadat hij eind 2015 verkracht werd door een IS-strijder, verliet hij op vijftienjarige leeftijd Syrië. In februari 2017 deed hij als niet-begeleide minderjarige vreemdeling een verzoek om internationale bescherming in België.

Het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) erkende dat de verzoeker in Syrië een gegronde vrees koestert voor vervolging door zowel de overheid als de diverse strijdende groeperingen en IS, maar nam een beslissing tot uitsluiting van de vluchtelingenstatus en van de subsidiaire beschermingsstatus op grond van artikel 1, F (a) en (b) van het Verdrag van Genève en van artikels 55/2 en 55/4 Vw. Volgens het CGVS zijn er voldoende ernstige redenen om aan te nemen dat de verzoeker wetens en willens medeplichtig is aan misdrijven tegen de menselijkheid en ernstige niet-politieke misdrijven. Dat hij op het moment van de feiten nog niet de leeftijd van zestien jaar bereikt had, leidt er volgens het CGVS niet toe dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn handelen. Volgens de richtlijnen van het Hoog Commissariaat van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen (UNHCR) kunnen ook minderjarigen worden uitgesloten van de vluchtelingenstatus, op voorwaarde dat:

  • wanneer in het opvangland een minimumleeftijd voor strafrechtelijke aansprakelijkheid is vastgelegd, de betrokkene op het ogenblik van de feiten deze leeftijd bereikt had; en
  • steeds de maturiteit van de betrokkene geëvalueerd wordt om te bepalen of die op het ogenblik van de feiten over de vereiste mentale capaciteiten beschikte om verantwoordelijk te kunnen worden gesteld.

Het CGVS stelde dat het Belgisch strafrecht in principe is voorbehouden voor meerderjarigen, maar dat het Vlaamse jeugddelinquentierecht vanaf twaalf jaar in een weerlegbaar vermoeden van schuldbekwaamheid voorziet waarbij de minderjarige verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn daden, en dat het equivalente decreet van de Franstalige gemeenschap geen dergelijke minimumleeftijd vastlegt. Het CGVS concludeert dat de verzoeker ondanks zijn jonge leeftijd op het ogenblik van de feiten, gelet op zijn maturiteit en verstandelijke vermogens en gezien het bewust en intentioneel karakter van zijn handelingen, individueel verantwoordelijk kan worden gesteld voor zijn daden.

Beoordeling RvV

De RvV volgt de beoordeling van het CGVS inzake de Belgische rechtsregels omtrent de minimumleeftijd voor strafrechtelijke aansprakelijkheid, en besluit dat de leeftijd van de verzoeker op het ogenblik van de feiten – vijftien jaar oud – zijn uitsluiting van de vluchtelingenstatus niet automatisch verhindert. Er moet dus in concreto worden beoordeeld of de verzoeker op het ogenblik van de feiten over voldoende mentale capaciteiten beschikte om verantwoordelijk te worden geacht voor zijn daden.

De RvV oordeelt dat de verzoeker steeds intentioneel en met kennis van de praktijken van IS handelde, en dat hij ondanks zijn jonge leeftijd voldoende maturiteit en verstandelijke vermogens had, zodat hij schuldbekwaam kan worden bevonden. Indoctrinatie door IS kan in dit geval niet als verschoningsgrond worden aangenomen. Dit omwille van zijn maturiteit en omdat uit de verklaringen van de verzoeker duidelijk blijkt dat hij zich vrijwillig en zonder dwang aansloot. Het seksueel misbruik waarvan hij het slachtoffer werd, is niet verbonden met zijn activiteiten voor IS en kan dus evenmin als verschoningsgrond voor zijn daden gelden.

Dat het parket het dossier van de verzoeker omtrent deelname aan activiteiten van een terroristische groep seponeerde, doet volgens de RvV geen afbreuk aan de voorgaande conclusie, omdat:

  • uit die seponering niet kan worden afgeleid dat de verzoeker niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor zijn daden;
  • een veroordeling voor een strafbaar feit niet nodig is voor de toepassing van de uitsluitingsclausule van artikel 1, F Verdrag van Genève;
  • het volstaat dat men op basis van duidelijk en geloofwaardig bewijs vaststelt dat er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat de betrokkene de misdrijven bedoeld in artikel 1, F Verdrag van Genève gepleegd heeft of eraan deelgenomen heeft, zonder dat men aan de strafrechtelijke maatstaf voor bewijsvoering moet beantwoorden;
  • het CGVS autonoom beslist over de toepassing van de uitsluitingsclausules.

Het CGVS beoordeelt hierbij met grote voorzichtigheid de aard en de ernst van de uitsluitbare handelingen, de individuele verantwoordelijkheid van de betrokkene en de verschoningsgronden, en houdt hierbij rekening met alle elementen en omstandigheden van de zaak. Wanneer uit deze afweging blijkt dat de betrokkene onder de bepalingen van artikel 55/2 Vw en 1, F Verdrag van Genève valt, moet de betrokkene worden uitgesloten van de vluchtelingenstatus. Een bijkomende proportionaliteitstoets van de gepastheid van de beslissing, met afweging van de gevolgen van deze beslissing voor de betrokkene, is dan niet vereist.

De RvV besluit dat de verzoeker individuele verantwoordelijkheid treft voor zijn daden en dat hij wegens zijn betrokkenheid bij misdrijven tegen de menselijkheid en ernstige niet-politieke misdrijven moet worden uitgesloten van de vluchtelingenstatus overeenkomstig artikel 55/2 Vw juncto artikel 1, F Verdrag van Genève, en van de subsidiaire beschermingsstatus op grond van artikel 55/4, § 1 Vw.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen