RvV verduidelijkt weigeringsgronden gezinshereniging als gezinsband niet bewezen wordt met ‘officiële documenten’

Als men een niet-gelegaliseerde buitenlandse huwelijksakte voorlegt als bewijs van verwantschap bij een aanvraag gezinshereniging, kan Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) de erkenning daarvan niet weigeren op basis van het internationaal privaatrecht. DVZ kan de gezinshereniging dan alleen weigeren op grond van (artikel 11, §1 van) de Verblijfswet (Vw). Bij voorlegging van een niet-gelegaliseerde buitenlandse huwelijksakte wordt de huwelijksband niet bewezen met een ‘officieel document’ in de zin van artikel 30 Wetboek Internationaal Privaatrecht (WIPR), zodat de alternatieve regeling voor het bewijs van de gezinsband (voorzien in artikel 12bis, §§5 en 6 Vw) toepassing vindt. Die cascaderegeling moet toegepast worden in het licht van de rechtspraak van het Hof van Justitie (HvJ) en moet uitsluitsel geven over het al dan niet bestaan van de verwantschapsband. De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) heeft rechtsmacht om een weigering van een aanvraag gezinshereniging, waar géén gelegaliseerde buitenlandse akte als bewijs van verwantschap voorgelegd werd, te toetsen. Dit zonder de bevoegdheidsverdeling tussen de gewone hoven en rechtbanken en de administratieve rechtscolleges, te schenden. Dat alles zegt de RvV in een arrest van 26 februari 2021 (nr. 250.070).

Feiten

Een Zuid-Soedanese vrouw vraagt een visum gezinshereniging aan bij de Belgische ambassade in Ethiopië om haar echtgenoot, een in België erkend vluchteling, te vervoegen. Als bewijs van het huwelijk legt de vrouw een Ethiopische huwelijksakte voor, gelegaliseerd door het Ethiopische ministerie van Buitenlandse Zaken. Volgens de Belgische ambassade zou de voorgelegde huwelijksakte een geplastificeerde kleurenkopie zijn en geen origineel. Om die reden weigert de Belgische ambassade de huwelijksakte te legaliseren. DVZ weigert het visum onder meer op basis van een negatief advies van het parket waaruit blijkt dat het zou gaan om een schijnhuwelijk. In de weigeringsbeslissing stelt DVZ enerzijds dat de aanvrager zich niet kan beroepen op het recht op gezinshereniging in artikel 10 Vw. Anderzijds zegt DVZ dat het gaat om een schijnhuwelijk dat niet erkend kan worden wegens strijdigheid met de Belgische internationale openbare orde (artikel 21 WIPR).

Beoordeling RvV

De RvV stelt samen met de verzoeker vast dat de reden van weigering niet duidelijk af te leiden is uit de weigeringsbeslissing:

  • Enerzijds verwijst DVZ in zijn beslissing naar artikel 21 WIPR dat bepaalt dat het buitenlands recht niet toegepast kan worden wanneer het zou leiden tot een resultaat dat strijdig is met de Belgische internationale openbare orde. Dit impliceert dat DVZ het bestaan van het huwelijk wel bewezen acht, maar het huwelijk niet wil erkennen omdat het zou gaan om een schijnhuwelijk. Krachtens artikel 27 WIPR kan een Belgische overheid een buitenlandse akte maar erkennen (of weigeren te erkennen) wanneer het gaat om een authentieke akte die, volgens het recht van de staat waar ze is opgesteld, voldoet aan de voorwaarden nodig voor haar echtheid. De legalisatie door de Belgische ambassade vormt hiervan het bewijs. In casu werd een niet-gelegaliseerde buitenlandse huwelijksakte voorgelegd zodat van een incidentele beoordeling op basis van artikel 27 WIPR van de geldigheid of erkenning van de akte, geen sprake kan zijn. DVZ kon het visum dan ook niet weigeren op basis van artikel 21 WIPR en moest de weigering baseren op artikel 11, §1, lid 1, 4° Vw. Volgens die bepaling kan DVZ de gezinshereniging weigeren wanneer het vast staat dat het huwelijk uitsluitend afgesloten werd om in België een verblijfsrecht te bekomen.
  • Anderzijds stelt DVZ in zijn weigering dat de aanvrager zich niet kan beroepen op het recht op gezinshereniging in artikel 10, §1, lid 1, 4° Vw. Dat impliceert dat DVZ het bestaan van het huwelijk niet afdoende bewezen acht, zodat de vrouw geen echtgenote is van de gezinshereniger in de zin van artikel 10 Vw. Ook dit artikel vormt volgens de RvV geen afdoende motivering voor de weigering. Artikel 10, §1, lid 1, 4° Vw bepaalt alleen dat sommige familieleden van een verblijfsgerechtigde vreemdeling van rechtswege toegelaten zijn tot een verblijf van meer dan drie maanden. Het bevat geen enkele bepaling om deze familieleden de toegang of het verblijf te weigeren.

Uit artikel 12bis Vw volgt dat een familielid zijn verwantschapsband met de gezinshereniger moet bewijzen aan de hand van ‘officiële documenten’ overeenkomstig artikel 30 WIPR. Artikel 30 WIPR bepaalt dat een buitenlandse rechterlijke beslissing of authentieke akte gelegaliseerd moet worden om in België voorgelegd te worden. Wanneer het familielid de ingeroepen verwantschapsband niet kan bewijzen met officiële documenten overeenkomstig artikel 30 WIPR, moet DVZ de alternatieve bewijsregeling in artikel 12bis, §§5 en 6 Vw toepassen:

  • Artikel 12bis, §5 Vw verplicht DVZ om rekening te houden met ‘andere geldige bewijzen’ van de verwantschapsband wanneer het familielid van een persoon met internationale bescherming geen officiële documenten kan voorleggen en het gaat om gezinshereniging (en geen gezinsvorming).
  • Is het ook onmogelijk om ‘andere geldige bewijzen’ voor te leggen, dan kan DVZ overgaan tot een onderhoud met het familielid en de gezinshereniger of tot elk onderzoek dat noodzakelijk geacht wordt en in voorkomend geval een DNA-analyse voorstellen (zie artikel 12bis, §6 Vw).

Aangezien in casu een niet-gelegaliseerde huwelijksakte voorgelegd werd, is de huwelijksband niet bewezen met een officieel document in de zin van artikel 30 WIPR. Bijgevolg treedt de cascaderegeling in werking. In de weigering stelt DVZ inderdaad dat er bijkomend onderzoek verricht werd in het licht van artikel 12bis, §§5 en 6 Vw om vast te stellen of de aanvrager daadwerkelijk een familielid is in de zin van artikel 10 Vw. Maar in zijn beslissing verduidelijkt DVZ niet of dit onderzoek al dan niet uitgewezen heeft of de verwantschapsband voldoende aangetoond is. Mocht volgens DVZ de huwelijksband niet voldoende aangetoond zijn (met andere geldige bewijzen, een onderhoud of elk onderzoek dat noodzakelijk geacht wordt), dan kon DVZ de aanvraag weigeren op basis van artikel 11, §1, lid 1, 1° Vw. Volgens die bepaling kan DVZ de gezinshereniging weigeren wanneer de vreemdeling niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 10 Vw.

Over de toepassing van de cascaderegeling brengt de RvV de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie in herinnering (HvJ arrest nr. C-635/17 van 13 maart 2019: dit arrest bespraken we eerder al in dit nieuwsbericht). Uit deze rechtspraak volgt dat lidstaten een aanvraag gezinshereniging van een familielid van een erkend vluchteling maar kunnen weigeren in één van de volgende situaties:

  • De gezinshereniger en het gezinslid komen hun samenwerkingsplicht (om de gezinsband te bewijzen) overduidelijk niet na.
  • Er blijkt, op grond van objectieve elementen, dat het gaat om een frauduleus verzoek om gezinshereniging.
  • Het huwelijk, partnerschap of de adoptie is uitsluitend tot stand gebracht om toegang of verblijf te krijgen tot de lidstaat.

In casu kan de RvV zijn wettigheidscontrole niet uitoefenen omdat DVZ geen volledig administratief dossier neergelegd heeft (zo ontbreekt het interview van de vrouw op de Belgische ambassade en een kopie van de voorgelegde huwelijksakte).

Tot slot weerlegt de RvV de kritiek van de Belgische staat dat de RvV geen rechtsmacht zou hebben om na te gaan of de niet-erkenning door DVZ van het buitenlands huwelijk, terecht is. Wanneer DVZ weigert een huwelijk te erkennen op basis van het WIPR omdat het volgens DVZ gaat om een schijnhuwelijk, dan ontstaat een geschil over een burgerlijk recht. Ingevolge de bevoegdheidsverdeling in de Grondwet zijn daarvoor alleen de gewone hoven en rechtbanken bevoegd. Meer specifiek bepaalt artikel 27, §1, lid 4 WIPR dat tegen de weigering van een overheid om de geldigheid van een buitenlandse authentieke akte te erkennen, beroep ingesteld kan worden bij de rechtbank van eerste aanleg (cf. familierechtbank). De RvV herhaalt dat er in casu geen toepassing gemaakt kan worden van artikel 27 WIPR omdat er geen (gelegaliseerde) authentieke akte voorligt. Een niet-erkenning van een buitenlands huwelijk en een eventuele schending van een burgerlijk recht, is in een dergelijke situatie dan ook niet aan de orde.

De RvV vernietigt de weigering van DVZ wegens schending van de formele en materiële motiveringsplicht.