RvV: verklaringen over reisroute maken geen kernelementen uit van vluchtverhaal die algehele geloofwaardigheid ervan kunnen aantasten

In arrest nr. 240.518 van 7 september 2020 vernietigt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) een weigeringsbeslissing van het Commissariaat-generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) betreffende een man uit Eritrea met tegenstrijdige verklaringen in zijn vluchtverhaal die afbreuk doen aan zijn geloofwaardigheid. De RvV is van oordeel dat verklaringen over de reisroute van de man geen kernelementen zijn van het vluchtverhaal, en stuurt het dossier terug naar het CGVS.

Feiten

Een man met de Eritrese nationaliteit diende op 27 juni 2018 een verzoek om internationale bescherming (IB) in. Op 18 februari 2020 weigerde het CGVS dit verzoek om IB omdat de man niet heeft voldaan aan de medewerkingsplicht. Het CGVS oordeelt dat:

  • het niet betwist kan worden dat de man van Eritrea afkomstig is. Dit staat los van de vraag of de man Eritrea al dan niet illegaal heeft verlaten;
  • de man tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn verschillende vluchtpogingen uit Eritrea en zijn reisweg na zijn grensovergang naar Ethiopië, wat de geloofwaardigheid van zijn vluchtverhaal in vraag stelt.

Volgens het CGVS wordt het niet aannemelijk gemaakt dat de man Eritrea op illegale wijze heeft verlaten, waardoor hij geen vrees zou koesteren bij een terugkeer naar Eritrea.

Beoordeling RvV

De RvV herneemt artikel 48/6, §1, lid 1-3 Verblijfswet, waarop de beslissing gemotiveerd werd. Dit artikel legt een medewerkingsplicht op aan verzoekers om IB:

  • Verzoekers om IB moeten alle nodige elementen ter staving van een verzoek zo snel mogelijk aanbrengen.
  • Het ontbreken van bewijs van de identiteit of nationaliteit van de verzoeker vormt een negatieve indicatie tot de algehele geloofwaardigheid van het vluchtverhaal.

Uit bovenstaand artikel blijkt dat het bewijs en geloofwaardigheid inzake de tijdsduur van de reisroute en eerdere plaatsen van verblijf geen kernelementen zijn zoals identiteit en nationaliteit. Zij vormen geen negatieve indicatie tegenover de geloofwaardigheid van het vluchtverhaal van de man.

  • De RvV merkt op dat in de beslissing van het CGVS niet wordt getwijfeld over de nationaliteit van de man. Dit vormt het kernelement van diens vluchtverhaal.
  • Daarnaast volgt de RvV het CGVS dat de verklaarde reisroute van de man enkele discrepanties bevat. Deze verschillen hebben echter voornamelijk betrekking op de tijdsduur van het verblijf op bepaalde plaatsen, maar niet op de reisroute op zich.

De RvV oordeelt dat de aangebrachte discrepanties inzake de reisroute van de man onvoldoende zijn om de algehele geloofwaardigheid van de man zijn vluchtverhaal in vraag te stellen.

Het ontbreekt de RvV aan essentiële elementen om een bevestiging of hervorming van de bestreden beslissing te nemen. De Raad vernietigt de beslissing.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen