RvV vraagt CGVS informatie te verzamelen over personen met subsidiaire bescherming in Italië ondanks gebrek aan medewerking van de Italiaanse autoriteiten

In arrest nr. 218.336 van 15 maart 2019 vernietigt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) een beslissing van het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) omdat het CGVS een eerder vernietigingsarrest niet respecteerde. In dat arrest vroeg de RvV het CGVS om uitgebreide en actuele informatie over de situatie van personen met subsidiaire bescherming in Italië. Ook over de mogelijkheid om terug te keren naar Italië en een hernieuwing van een intussen verlopen verblijfstitel te verkrijgen, vroeg de RvV actuele informatie. Het CGVS oordeelde dat het niet dienstig is vragen te stellen aan de Italiaanse autoriteiten omdat zij niet antwoorden. Om die reden nam het CGVS opnieuw een weigeringsbeslissing.

Feiten

Een Irakese verzoeker om internationale bescherming verkreeg in 2011 subsidiaire bescherming in Italië. Zijn verblijfstitel was geldig tot 17 januari 2017. Omwille van de slechte leefomstandigheden, hij had geen werk of onderdak, vroeg hij eind januari 2017 ook internationale bescherming aan België. Zijn moeder en zus bekwamen in 2011 het subsidiaire beschermingsstatuut in België.

Het CGVS weigerde hem op 31 juli 2017 de vluchtelingenstatus en de subsidiaire bescherming, omdat hij geen persoonlijke vrees voor vervolging of een reëel risico op het lijden van ernstige schade aannemelijk maakte. Op het moment van deze beslissing bestond nog niet de wettelijke mogelijkheid om het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren omwille van de subsidiaire bescherming die in Italië reeds toegekend was. Artikel 57/6 §3, 3° van de Verblijfswet (Vw) dat toelaat een verzoek om internationale bescherming niet-ontvankelijk te verklaren omwille van de toekenning van internationale bescherming (zowel erkenning als vluchteling, als subsidiaire bescherming) door een andere Europese lidstaat is van kracht sinds 22 maart 2018.

De RvV besliste in beroep op 25 september 2018 dat het onmogelijk was om na te gaan of artikel 57/6 §3, 3° Vw kan worden toegepast, omdat informatie ontbreekt over de situatie van personen met subsidiaire bescherming in Italië en over een mogelijke hernieuwing van de verblijfskaart. Hoewel dit wetsartikel pas in werking trad na het nemen van de bestreden beslissing, is de Raad gehouden tot een ex nunc onderzoek van de vigerende juridische gronden. De RvV vernietigde de beslissing van het CGVS.

Het CGVS nam daarop opnieuw een weigeringsbeslissing, en argumenteerde dat:

  • Italië zelden antwoordt op vragen en dat het bijgevolg niet dienstig is om een vraag te stellen
  • de toepassing van artikel 57/6 §3, 3° Vw facultatief is en het CGVS dus niet verplicht is het toe te passen.

Beoordeling door de RvV

De RvV stelt vast dat het CGVS niet in cassatieberoep is gegaan bij de Raad van State (RvS) tegen het eerdere vernietigingsarrest, waardoor het arrest intussen kracht van gewijsde heeft. De RvV kan daarom niet ingaan op de argumenten waarmee het CGVS wil aantonen dat zij niet tegemoet moet komen aan de eerdere vernietiging en de elementen, die de RvV onontbeerlijk achtte om tot een eigen beslissing te komen, niet moet bekomen. De beslissing schendt de kracht van gewijsde van het eerdere arrest.

Omdat aan de bestreden beslissing een substantiële onregelmatigheid kleeft die de RvV niet kan herstellen, wordt deze vernietigd.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen