‘Verklaring geleverde inspanningen tot het behalen van een inburgeringsattest’ is bewijs maatschappelijke integratie bij nationaliteitsverklaring

Het gewijzigde decreet betreffende het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid van 7 juni 2013 (Inburgeringsdecreet) heeft een nieuw document in het leven geroepen: de verklaring van geleverde inspanningen tot het behalen van een inburgeringsattest. Het Agentschap Integratie en Inburgering geeft deze verklaring aan de inburgeraars die door beperkte leercapaciteiten de doelen van maatschappelijke oriëntatie (MO) of Nederlands (NT2) niet kunnen behalen, maar wel hun inburgeringsplicht voldaan hebben. Het Openbaar Ministerie bevestigt dat deze verklaring zal gelden als bewijs van maatschappelijke integratie voor een nationaliteitsverklaring, maar niet als bewijs van talenkennis.

Wat zegt de nationaliteitswetgeving?

Artikel 12bis van het Wetboek van de Belgische Nationaliteit (WBN) vermeldt ‘het bewijs van het met succes gevolgd hebben van het inburgeringstraject’ als één van de mogelijkheden om maatschappelijke integratie te bewijzen. In artikel 1 van het KB van 14 januari 2013 somt de regelgever ‘het bewijs van het met succes gevolgd hebben van het inburgeringstraject’ op als één van de acht mogelijkheden om talenkennis te bewijzen.

Volgens het Inburgeringsdecreet wordt de verklaring van geleverde inspanningen tot het behalen van een inburgeringsattest afgeleverd aan inburgeraars die de doelen van MO of Nederlands niet kunnen behalen ondanks het doen van alle nodige inspanningen, maar wel de doelen van de andere trajectonderdelen van het inburgeringstraject. De doelen bestaan naast MO en Nederlands ook uit een traject naar werk, en vanaf 1 januari 2023 zal daar nog het participatie- en netwerktraject bijkomen. Met deze verklaring toont de verplichte inburgeraar aan dat hij zijn verplichting tot inburgering vervuld heeft.

De vraag rijst of de verklaring kan gelden als bewijs van maatschappelijke integratie en als bewijs van talenkennis in het kader van een nationaliteitsverklaring.

Welk standpunt neemt het Openbaar Ministerie in?

Het Openbaar Ministerie heeft beslist om de verklaring van geleverde inspanningen (VGI) te aanvaarden als bewijs van maatschappelijke integratie, maar niet als bewijs van talenkennis. Volgens het Openbaar Ministerie is het op basis van deze verklaring immers niet zeker dat de betrokkene de talenkennis van niveau A2 heeft. Deze beslissing kwam tot stand binnen het ‘expertisenetwerk burgerlijk recht’. Dat is een expertisenetwerk in de schoot van het College van procureurs-generaal.

Wat zegt de regelgeving?

De wetgever heeft voor het bewijs van talenkennis gekozen voor een documentair systeem. Van zodra één van de acht bewijsmogelijkheden (documenten) voorligt, is de vereiste talenkennis bewezen is, zonder dat er verder onderzocht mag worden wat het taalniveau in de praktijk is. Ook het bewijs van vijf jaar onafgebroken werk en het bewijs van het gevolgd hebben van een erkende beroepsopleiding van minimum 400 uur gelden in dit systeem als bewijs van talenkennis, ongeacht of de betrokkene effectief één van de drie landstalen beheerst op niveau A2.

Als we dit documentair systeem toepassen, moet elk van de acht opgesomde mogelijkheden in artikel 1 KB 14 januari 2013 als bewijs van talenkennis gelden. Het ‘bewijs van het met succes gevolgd hebben van een inburgeringstraject’ is één van die acht mogelijkheden. Het Openbaar Ministerie aanvaardt dat de verklaring van geleverde inspanningen tot het behalen van een inburgeringsattest een bewijs is van ‘het met succes gevolgd hebben van een inburgeringstraject’ voor de voorwaarde van maatschappelijke integratie. De definitie voor het bewijs van maatschappelijke integratie en deze voor het bewijs van talenkennis is exact dezelfde. Dat de verklaring van geleverde inspanningen niet zou gelden als bewijs van talenkennis lijkt niet logisch en moeilijk te verzoenen met de bewoordingen in WBN en KB.

Soms wordt er verwezen naar het verslag aan de Koning bij het KB van 14 januari 2013 dat stelt dat bewijzen van inburgering maar aanvaard op voorwaarde dat zij het niveau A2 respecteren. Deze extra voorwaarde staat niet in artikel 1 van het KB zelf. Aangezien artikel 1, 4° van het KB duidelijk is, is ook geen interpretatie nodig. We hoeven dus niet in het verslag aan de Koning een interpretatie te zoeken. Uit dat verslag aan de Koning blijkt wel dat het de bedoeling van de wetgever was om inburgeringsattesten alleen te aanvaarden voor zover zij het A2-niveau voor Nederlands respecteren. In de tekst van artikel 1 van het KB van 14 januari 2013 is deze voorwaarde echter niet opgenomen

Zelfs als een voorwaarde zoals die van het verslag aan de Koning zou worden gevolgd, dan is nog de vraag wat die voorwaarde betekent. Sinds 1 september 2014 biedt het Vlaamse inburgeringstraject taallessen tot niveau A2 aan. Voor oudere inburgeringstrajecten werd slechts niveau A1 aangeboden. De voor de hand liggende conclusie is dat alle inburgeringstrajecten sinds 1 september 2014 het taalniveau A2 respecteren.

Wat met analfabete inburgeraars?

Een specifieke categorie van inburgeraars waarbij toch een bijzondere vraag rijst, zijn de analfabete inburgeraars. Voor hen vereist de regelgeving van inburgering enkel het mondelinge niveau A2 en schriftelijke zelfredzaamheid 2. Dit niveau valt net onder A2. Het departement Onderwijs van de Vlaamse overheid voorziet voor de analfabete inburgeraars slechts lessen Nederlands tot mondeling niveau A2 en schriftelijke zelfredzaamheid 2 juist omdat geoordeeld wordt dat het voor deze doelgroep nagenoeg onmogelijk is om niveau A2 schriftelijk te halen. Ook het Inburgeringsdecreet vereist voor hen dus een iets lager niveau dan het volledige niveau A2.

Het niet aanvaarden van de verklaring van geleverde inspanningen als bewijs van talenkennis zorgt er voor dat zij heel moeilijk Belg kunnen worden. De Vlaamse overheid acht het bijna onmogelijk voor analfabete inburgeraars om het volledige taalniveau A2 te behalen. Deze groep heeft doorgaans ook minder stabiel werk bijvoorbeeld met opeenvolgende tijdelijke contracten of interim-contracten waardoor het in de praktijk vaak onmogelijk is om vijf jaar onafgebroken werk aan te tonen (één van de andere bewijsmogelijkheden).