Verslag Federale Ombudsman over behandeling 9ter-aanvragen door DVZ

De Federale Ombudsman publiceerde op 16 november 2016 het onderzoeksverslag ‘Medische Regularisatie’, waarin hij de werking van de afdeling 9ter van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) onderzoekt. Het verslag legt verschillende pijnpunten bloot, zoals de duur van de procedure, de kwaliteit van de analyse en de medische evaluatie van de dossiers. De Federale Ombudsman formuleert ook aanbevelingen aan de administratie en het Parlement. We lichten hieronder enkele van de vaststellingen toe.

1. De behandelingsprocedure van de aanvragen

Naast tekortkomingen van het standaard medische getuigschrift (SMG), stelt de Federale Ombudsman zich vragen over de zogenaamde ‘medische filter’ in de ontvankelijkheidsfase: de DVZ-arts gaat na of de medische problematiek waarop de 9ter-aanvraag steunt, prima facie voldoet aan de wettelijke vereisten. De Ombudsman stelt hierbij een gebrek aan homogene beoordeling door de verschillende DVZ-artsen vast. Dit kan leiden tot een gevoel van willekeur van de administratie bij de behandeling van dossiers. Eenzelfde problematisch gebrek aan homogeniteit stelt de Ombudsman vast bij de beoordeling van de aanvragen ten gronde.

Volgens de Federale Ombudsman moeten de DVZ-artsen gemeenschappelijke standaarden en beoordelingscriteria definiëren. Hoewel de Federale Ombudsman dit niet letterlijk vermeldt, lijken dergelijke vaststellingen niet in overeenstemming met het rechtszekerheids- en gelijkheidsbeginsel. Beide zijn algemene beginselen van behoorlijk bestuur, die ook DVZ als overheidsadministratie binden bij het nemen van individuele beslissingen.

DVZ verduidelijkt ook zijn praktijk voor de afgifte van een nieuw attest van immatriculatie (AI) bij vernietiging van een beslissing tot ongegrondheid door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) of intrekking van de beslissing door DVZ zelf. DVZ geeft in deze dossiers instructie aan de Gemeente om een AI af te leveren in afwachting van een nieuwe beslissing ten gronde. Dit gebeurt bij uitzondering niet als DVZ op de dag zelf van de intrekking of vernietiging een nieuwe beslissing ten gronde neemt.

2. De behandelingstermijn

De behandelingstermijn van 9ter-aanvragen door de Medische Sectie van DVZ lijkt willekeurig en soms erg lang te zijn. De kwestie van de behandelingstermijn is nochtans van humanitair, maatschappelijk en financieel belang.

3. De medische evaluatie

De Federale Ombudsman wijst op het advies van het Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-Ethiek en de adviezen van de Nationale Raad van de Orde der Artsen die bevestigen dat ook de DZV-artsen gebonden zijn door de medische deontologie.

De behandelingsprocedure van 9ter-aanvragen en de organisatie van de diensten van DVZ stellen ernstige problemen voor het respect voor het beroepsgeheim en de onafhankelijkheid van de adviserende geneesheren, principes die deel uitmaken van de medische deontologie. Zo maakt de behandelingsprocedure het de adviserende geneesheren in de praktijk onmogelijk om het beroepsgeheim na te leven en worden zij beïnvloed door de administratieve hiërarchie om een restrictieve interpretatie te geven aan de Verblijfswet.

De Ombudsman stelt zich ook vragen over de naleving van de plicht om de continuïteit van de verzorging te verzekeren. DVZ moet in elk individueel geval de weerslag nagaan van de uitvoering van een besluit tot weigering van afgifte van een verblijfsvergunning op de continuïteit van de medische zorg bij terugkeer naar het land van herkomst. Dit des te meer als de het leven van de aanvrager op korte termijn op het spel staat. Uit het onderzoek blijkt dat dit niet steeds gebeurt.

Daarnaast geeft het verslag specifieke voorbeelden van dossiers waarin de DVZ-arts geen rekening houdt met de daadwerkelijke beschikbaarheid en toegankelijkheid van de medische behandeling voor de aanvrager in het land van herkomst. De seksuele geaardheid, het behoren tot een etnische minderheid en de reële sociale context moeten volgens de Federale Ombudsman altijd in rekening gebracht worden voor de beoordeling van de daadwerkelijke beschikbaarheid en toegankelijkheid van de medische behandeling in het herkomstland. Wanneer een medisch advies of beslissing ook (onrechtstreeks) gevolgen heeft voor een kind, moet DVZ het hoger belang van het kind uitdrukkelijk in aanmerking nemen.

De Ombudsman beveelt de DVZ aan om een voortdurend proces van onderzoek en bepaling van het hoger belang van het kind in te voeren voor de behandeling van 9ter-aanvragen.

Opmerkelijk is dat de Federale Ombudsman vaststelt dat een interne instructie de DVZ-artsen uitdrukkelijk verbiedt om contact op te nemen met behandelende geneesheer. Volgens de Ombudsman moet DVZ de instructie intrekken om deontologische, praktische en ethische redenen en met het oog op transparantie.

Daarnaast stimuleert DVZ geen onderling overleg tussen de adviserende geneesheren en kunnen de artsen geen deskundigen of specialisten raadplegen. Dit heeft nadelige gevolgen voor de gelijke behandeling van dossiers.

De Ombudsman benadrukt dat de DVZ-artsen hun opdrachten volledig autonoom moeten kunnen uitvoeren, met naleving van de Code van geneeskundige plichtenleer.

4. Het recht om te worden gehoord

Wanneer DVZ zijn beslissing over een verlenging van een machtiging tot verblijf om medische redenen, steunt op informatie die DVZ op eigen initiatief verzameld heeft, moet DVZ de aanvrager onderzoeken of horen om te voldoen aan het hoorrecht. De Ombudsman wijst er op dat hij ook in het verleden al had aangegeven dat DVZ het recht om gehoord te worden schendt.

5. Het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel

De Ombudsman maant de Belgische wetgever aan om een schorsend beroep met volle rechtsmacht te voorzien tegen beslissingen tot weigering van een 9ter-aanvraag. De Federale Ombudsman leidt dit af uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.