Vrouwelijke genitale verminking: wijziging beleid CGVS inzake beslissingen voor ouders van minderjarige meisjes

Laatst bijgewerkt op 29 januari 2020 (zie onderaan)

Op 12 april 2019 heeft het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) een beleidswijziging aangekondigd in de behandeling van verzoeken om internationale bescherming die ouders doen op basis van hun kind dat vrouwelijke genitale verminking (VGV) vreest.

Als een minderjarig meisje een gegronde vrees voor vervolging heeft op basis van een risico op VGV, wordt zij als vluchteling erkend. Als de ouders echter geen persoonlijke en gegronde vrees voor vervolging hebben, wordt hen voortaan een weigering van de vluchtelingenstatus en van de subsidiaire beschermingsstatus betekend. Het CGVS stelt met deze wijziging de rechtspraak van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) te volgen die al langer een onderscheid maakte tussen het verzoek voor het minderjarig kind en dat van de ouders zelf.

De erkenning van de vluchtelingenstatus aan het meisje moet volgens het CGVS los worden gezien van het verblijfsrecht van de ouder. De ouders kunnen slechts een regularisatieaanvraag indienen op basis van artikel 9bis van de Verblijfswet. De behandeling daarvan is de bevoegdheid van de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ).

In september 2019 deelde Fedasil mee dat in dergelijke situaties wel de opvang kan verlengd worden.

Noot van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

Deze beleidswijziging van het CGVS lijkt niet in overeenstemming te zijn met verschillende richtlijnen van het UNHCR die de toekenning van een afgeleide status voor de ouders toelaten, net zoals een begeleide minderjarige een afgeleide beschermingsstatus krijgt wanneer zijn ouders internationale bescherming krijgen.

Met name de UNHCR Guidance Note on Refugee Claims relating to Female Genital Mutilation van mei 2009 (§11) en de UNHCR Guidelines on International Protection No. 8: Child Asylum Claims under Articles 1(A)2 and 1(F) of the 1951 Convention and/or 1967 Protocol relating to the Status of Refugees van 22 december 2009 (§9) vermelden expliciet de mogelijkheid een afgeleide beschermingsstatus toe te kennen aan ouders van kinderen die internationale bescherming krijgen.

Ook het Hof van Justitie bevestigde in een recent arrest die mogelijkheid in het kader van de Kwalificatierichtlijn.

Door deze beleidswijziging blijven de ouders in een onzekere situatie van onwettig verblijf. Ook wanneer ze een humanitaire regularisatie-aanvraag op grond van artikel 9bis van de Verblijfswet indienen, worden ze geconfronteerd met verschillende drempels. Die aanvraag kost 358 euro per volwassene en je moet als aanvrager in principe een geldig identiteitsbewijs kunnen voorleggen.

Het gaat bovendien om een uitzonderingsprocedure die nu tot regel wordt gemaakt en waarbij de bevoegde minister over een ruime discretionaire bevoegdheid beschikt. De behandelingsduur kan sterk oplopen. Het verblijf dat wordt toegekend is niet noodzakelijk van dezelfde duur als het verblijfsrecht van het kind en de verlenging ervan kan voorwaardelijk zijn. Hoe de minister deze aanvragen in de praktijk zal behandelen moet nog afgewacht worden.

Verder zal het gezin in principe de materiële opvang moeten verlaten wanneer het kind een beschermingsstatuut bekomt, en de ouders een weigeringsbeslissing. Enkel het kind zal in principe recht hebben op maatschappelijke dienstverlening van het OCMW. Het valt dus ook af te wachten wat de houding zal zijn van de OCMW’s ten aanzien deze gezinssituatie en van Fedasil omtrent de toekenning van uitstel van vertrek uit de opvang.

De vraag stelt zich tot slot ook of het CGVS hiermee de garanties op een blijvende bescherming voor het kind na de toekenning van het statuut niet vermindert. Tot op heden moeten de ouders van een kind erkend omwille van een vrees voor VGV immers een verbintenis op eer tekenen, wat inhoudt dat zij jaarlijks een medisch attest moeten voorleggen waaruit moet blijken dat het kind geen slachtoffer is geworden van VGV. Als de ouders in een onzeker verblijf zijn, wordt deze opvolging niet evident. De kans bestaat dat zij zich uiteindelijk genoodzaakt kunnen zien om terug te keren naar het herkomstland.

Deze mogelijke obstakels vormen een bedreiging voor de effectieve bescherming, en de principes van eenheid van het gezin en het hoger belang van het kind.

Update: verlenging van opvang zou worden toegekend

Fedasil liet in de contactvergadering asiel van september 2019 weten dat aan het kind, erkend als vluchteling, uitstel om de opvang te verlaten wordt toegekend. Aan de ouders geeft Fedasil een verlenging van het recht op opvang, als ze een bewijs van hun regularisatieaanvraag bij DVZ voorleggen. De opvang wordt verlengd in afwachting van de beslissing van DVZ over de regularisatie, omdat Fedasil zich ervan bewust is dat het onmogelijk is om huisvesting te vinden als de ouders geen verblijfsvergunning hebben.

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen