20 februari 2015

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) sprak zich in een arrest van 16 december 2014 (Chbibi Loudoudi e.a. tegen België) uit over de beslissing tot weigering van adoptie van een kind geplaatst onder kafala-gezag.

De feiten

Een Marokkaans kind werd door haar biologische ouders toevertrouwd aan een Belgisch koppel door een kafala-akte. De kafala is een instituut in het islamitische recht dat het vrijwillig engagement inhoudt om een kind ten laste te nemen en te zorgen voor haar onderhoud, onderwijs en bescherming. De kafala-akte werd opgemaakt en gehomologeerd door de Marokkaanse 'juge du notariat'.

Weigering tot uitspreken van de adoptie

In België werd een adoptieakte opgemaakt met het oog op een gewone adoptie van het kind door het Belgische koppel. De rechtbank en het Hof van Beroep Brussel weigerden echter de homologatie van deze adoptieakte. De wettelijke voorwaarden voor een adoptie waren niet vervuld: het kind werd niet geplaatst door de bevoegde autoriteiten in het land van herkomst, maar door haar ouders. Nochtans moet het land van herkomst tussenkomen als het gaat om een adoptie van een kind afkomstig uit een land dat het instituut adoptie als dusdanig niet kent, zoals Marokko (artikel 361-5 Burgerlijk Wetboek). Het Hof van Beroep wees er bovendien op dat adoptie een nieuw juridisch statuut inhoudt dat een afstammingsband vaststelt, wat niet het geval is bij een kafala. Het creëren van zo’n statuut was in dit geval delicaat omdat het kind nog banden had met haar oorspronkelijke familie. Bovendien bestond het risico dat een Belgische adoptie niet zou worden erkend in Marokko, wat een bijkomende moeilijkheid zou vormen.

Beslissing van het EHRM

Volgens het EHRM sluit het behoud van familiebanden met de familie van oorsprong niet uit dat het kind een familieleven met andere personen kan hebben. Er is dus wel degelijk sprake van een familieleven in de zin van artikel 8 EVRM.

Ten gronde herinnert het Hof eraan dat artikel 8 EVRM niet het recht om een familie te stichten of het recht om te adopteren, garandeert. Het Hof besluit dat de onmogelijkheid om het kind in dit geval te adopteren geen inmenging in het familieleven van verzoekers inhield. De weigering tot adoptie weerhield verzoekers er niet van om een feitelijk familieleven te leiden.

Het Hof oordeelt bovendien dat de Belgische overheid rekening hield met het hoger belang van het kind, en de elementen uit het concrete dossier afwoog.

Afwijkende opinie

Drie van de zeven rechters formuleerden een gezamenlijke afwijkende opinie. Deze kan je lezen als bijlage bij het arrest.