Wijzigingen Verblijfswet vanaf 8 juli 2016 voor vluchtelingen en subsidiair beschermden

Geactualiseerd op 2 november 2016

De Wet van 1 juni 2016 tot wijziging van de Verblijfswet treedt in werking op 8 juli 2016. Dit zijn de belangrijkste wijzigingen:

Wat zijn de gevolgen van het beperkt verblijf voor erkende vluchtelingen?

Gezinshereniging met subsidiair beschermde nu altijd geregeld in artikel 10 Vw

Een aanvraag gezinshereniging met een subsidiair beschermde valt nu in alle gevallen onder artikel 10 van de Verblijfswet (Vw), ook wanneer de subsidiair beschermde nog een tijdelijk verblijfsrecht heeft. Op grond van de Kwalificatierichtlijn Asiel (Europese richtlijn 2011/95/EU) hebben deze familieleden immers een "recht op verblijf" (art. 10 Vw) en dus vallen zij niet onder het regime van de "machtiging tot verblijf" (art. 10bis Vw). Inhoudelijk wijzigt er niets en blijven deze familieleden onderworpen aan dezelfde voorwaarden voor gezinshereniging als voordien.

Bron: artikel 4 Wet tot wijziging van de Verblijfswet van 1 juni 2016, in werking getreden op 8 juli 2016.

Naar een tijdelijk verblijf van 5 jaar voor erkende vluchtelingen

Voortaan krijgen erkende vluchtelingen niet meer onmiddellijk een verblijf van onbeperkte duur. Het gewijzigde art.49 Verblijfswet (Vw) voorziet dat erkende vluchtelingen eerst een verblijf van beperkte duur krijgen, dat vijf jaar geldig is. Ze krijgen een verblijfskaart A die tot vijf jaar geldig is, te rekenen vanaf de datum van erkenningsbeslissing van het CGVS.

Tijdens die vijf jaar met beperkt verblijfsrecht kan de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) aan het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) vragen de vluchtelingenstatus op te heffen wanneer hij onder toepassing van art. 1 C van de Vluchtelingenconventie valt.

De toekenning van het onbeperkt verblijfsrecht wordt in dit geval geschorst in afwachting van een definitieve beslissing in het heronderzoek. Als de geldigheidsduur van de verblijfstitel verstrijkt tijdens het heronderzoek van de geldigheid van de internationale beschermingsstatus, wordt deze verblijfstitel vernieuwd in afwachting van een definitieve beslissing.

Na vijf jaar, te rekenen vanaf het indienen van de asielaanvraag, krijgt de erkende vluchteling een verblijf van onbeperkte duur (B kaart). De erkende vluchteling moet zich op eigen initiatief aanmelden bij de gemeente om de B-kaart aan te vragen. Hierop zijn slechts 3 uitzonderingen:

  • de vluchtelingenstatus werd ondertussen opgeheven overeenkomstig art. 55/3 Vw
  • de vluchtelingenstatus werd ondertussen ingetrokken overeenkomstig art. 55/3/1 Vw
  • de erkende vluchteling heeft vrijwillig afstand gedaan van zijn vluchtelingenstatus

Wanneer het CGVS de beschermingsstatus heeft opgeheven of ingetrokken of wanneer de betrokkene afstand heeft gedaan van zijn status, kan DVZ een einde maken aan het verblijf en hem uitwijzen. DVZ moet hierbij wel het beginsel van non-refoulement respecteren.

Bron: Artikel 7 Wet tot wijziging van de Verblijfswet van 1 juni 2016, in werking getreden op 8 juli 2016.

Dezelfde bovenstaande bepalingen en voorwaarden zijn ook van toepassing voor personen die subsidiaire bescherming genieten en na 5 jaar in aanmerking komen voor een verblijf van een onbeperkte duur (artikel 49/2 § 4 Vw).

De wet bevat geen overgangsregeling.

Bron: Artikel 8 Wet tot wijziging van de Verblijfswet van 1 juni 2016, in werking getreden op 8 juli 2016.

Einde verblijf na intrekking of opheffing van vluchtelingenstatus of status subsidiaire bescherming

Artikel 11 van de Verblijfswet bevat een nieuwe paragraaf waarbij DVZ de mogelijkheid heeft om het verblijf van een erkende vluchteling of subsidiair beschermde te beëindigen en een bevel om het grondgebied te verlaten te geven.

Deze wetswijziging is een logische aanvulling op de eerdere wetswijziging van augustus 2015 waarbij het CGVS bijkomende mogelijkheden kreeg om de status van internationale bescherming in te trekken.

In volgende situaties kan een einde gesteld worden aan het recht op verblijf:

  • wanneer de vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus door het CGVS werd opgeheven op grond van art. 55/3 of 55/5 Vw op voorwaarde dat rekening gehouden wordt met de mate van verankering van de vreemdeling in de samenleving
  • wanneer de vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus door het CGVS werd ingetrokken op grond van art. 55/3/1, §1 of art. 55/5/1, §1 Vw (gevaar voor de samenleving, veroordeling bijzonder ernstig misdrijf, gevaar voor de nationale veiligheid)
  • wanneer de vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus door het CGVS werd ingetrokken op grond van art. 55/3/1, §2 of art. 55/5/1, §2 Vw (Uitsluiting internationale beschermingsstatus, fraude).

Als DVZ in een dergelijk geval overweegt om het verblijfsrecht te beëindigen moet DVZ voorafgaandelijk een evenredigheidstoets doorvoeren. Dit betekent dat rekening gehouden moet worden met:

  • de aard en de hechtheid van de gezinsband,
  • de duur van het verblijf in België,
  • het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden met het land van herkomst.

DVZ kan ook een einde stellen aan het verblijf van de gezinsleden, die de persoon van wie de internationale beschermingsstatus werd ingetrokken of opgeheven, hebben vervoegd wanneer het verblijf van de referentiepersoon werd beëindigd.

Bron: Artikel 5 Wet tot wijziging van de Verblijfswet van 1 juni 2016, in werking getreden op 8 juli 2016.

Langdurig ingezetene en gevestigde vreemdeling kan verblijf en status verliezen na intrekking internationale bescherming

Een vreemdeling met internationale bescherming, die op die grond gemachtigd werd tot vestiging of de status van langdurig ingezetene kreeg, kan zijn verblijfsrecht en/of zijn status (van langdurig ingezetene) verliezen, wanneer:

  • zijn vluchtelingenstatus ingetrokken wordt door het CGVS op basis van art. 55/3/1, §2 Vw
  • zijn subsidiaire beschermingsstatus ingetrokken wordt door het CGVS op basis van art. 55/5/1, §2 Vw

Als DVZ in een dergelijk geval overweegt om het verblijfsrecht te beëindigen, moet DVZ voorafgaandelijk een evenredigheidstoets doorvoeren. Dit betekent dat DVZ rekening moet houden met:

  • de aard en de hechtheid van de gezinsband van de betrokkene,
  • de duur van zijn verblijf in het Rijk,
  • het bestaan van familie-, culturele of sociale banden met het land van herkomst.

Bron: artikel 6 Wet tot wijziging van de Verblijfswet van 1 juni 2016, in werking getreden op 8 juli 2016.

Erkende vluchtelingen zijn vrijgesteld van arbeidskaart en beroepskaart, ook met beperkt verblijfsrecht

Vanaf 8 juli 2016 krijgen vreemdelingen die erkend zijn als vluchteling gedurende de eerste vijf jaar een toelating tot verblijf van beperkte duur. Ze krijgen een verblijfskaart A die tot vijf jaar geldig is, te rekenen vanaf hun asielaanvraag. Vroeger werden erkende vluchtelingen onmiddellijk toegelaten tot een verblijf van onbeperkte duur (B kaart).

Dat heeft geen invloed op hun recht om te werken:

Deze vrijstellingen zijn gebaseerd op de erkenning als vluchteling, ongeacht welk verblijfsdocument de erkende vluchteling heeft.

Erkende vluchtelingen hebben recht op leefloon, ook met beperkt verblijfsrecht

Vanaf 8 juli 2016 krijgen vreemdelingen die erkend zijn als vluchteling gedurende de eerste vijf jaar een toelating tot verblijf van beperkte duur. Ze krijgen een verblijfskaart A die tot vijf jaar geldig is, te rekenen vanaf hun asielaanvraag. Vroeger werden erkende vluchtelingen onmiddellijk toegelaten tot een verblijf van onbeperkte duur (B kaart).

De POD Maatschappelijke Integratie (POD MI) laat in haar nieuwsbrief e-cho van 1 juli 2016 weten dat deze wijziging geen invloed heeft op:

  • het recht op maatschappelijke integratie (leefloon en/of tewerkstelling)
  • de financiering ervan

De vreemdeling die erkend wordt als vluchteling kan aanspraak maken op maatschappelijke integratie mits de andere voorwaarden vervuld zijn. Dit is in overeenstemming met:

  • artikel 3, lid 1, 3°, vierde streepje van de Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie van 26 mei 2002
  • artikel 2 van het koninklijk besluit houdende het algemeen regelement betreffende het recht op maatschappelijke integratie van 11 juli 2002.

Daaruit volgt dat een vreemdeling die erkend werd als vluchteling en legaal in het land verblijft aanspraak kan maken op maatschappelijke integratie.

De POD MI betaalt in toepassing van artikel 43 van de Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie van 26 mei 2002 de uitgekeerde steun volledig terug gedurende vijf jaar op voorwaarde dat betrokkene is ingeschreven in het vreemdelingenregister. Anders zijn de gewone terugbetalingspercentages van artikel 32 en volgende van de Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie van 26 mei 2002 van toepassing.

Bron:

Erkende vluchtelingen kunnen Belgisch reisdocument krijgen, ook met beperkt verblijfsrecht

In principe kunnen vreemdelingen enkel een Belgisch reisdocument krijgen wanneer ze een verblijfsrecht van onbeperkte duur hebben en alle andere voorwaarden vervullen. De omzendbrief betreffende reisdocumenten voor niet-Belgen van 20 mei 2015 van de FOD Buitenlandse Zaken staat als enige uitzondering daarop de subsidiair beschermden toe.

De FOD Buitenlandse Zaken heeft aan het Agentschap Integratie en Inburgering in een email bevestigd dat erkende vluchtelingen met een beperkt verblijfsrecht ook in aanmerking komen voor een bijzonder reisdocument van de Belgische overheid.

België is hiertoe verplicht op basis van:

  • het Vluchtelingenverdrag van 28 juli 1951
  • de Kwalificatierichtlijn (Europese Richtlijn 2011/95/EU van 13 december 2011)

In een update van de omzendbrief inzake reisdocumenten voor niet-Belgen van 7 september 2016 bevestigt de FOD Buitenlandse Zaken deze praktijk.

Bron:

  • Email van de FOD Buitenlandse Zaken van 27 oktober 2015
  • Omzendbrief inzake reisdocumenten voor niet-Belgen (update van 7 september 2016)

Meer info