1. KB over terugkeer gepubliceerd en in werking op 2 juli 2012

De Belgische wet die de Europese Terugkeerrichtlijn omzet, is verder in werking getreden. 

 

Het KB van 19 juni 2012 werd op 2 juli 2012 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, en geldt onmiddellijk:

  • Het voert enkele nieuwe type-documenten (bijlagen) in van het bevel om het grondgebied te verlaten (BGV).
  • Het regelt ook het nieuwe inreisverbod (van 3 of 5 jaar),
  • de preventieve maatregelen bij risico op onderduiken,
  • en duidt de Inspectie van politie aan als controle-orgaan op repatriëringen.

Dit KB wijzigt zowel het Vreemdelingenbesluit (KB van 8/10/1981 mbt toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen) als het KB van 20/7/2001 met betrekking tot werking en personeel van politie in het kader van controle van de gedwongen terugkeer.

Wijzigingen KB 8/10/1981

Het KB verandert het model Bijlage 13 wanneer een onderdaan van een derde land wordt uitgewezen met een bevel om het grondgebied te verlaten (BGV) in toepassing van artikel 7 of 74/14 Vw.

Er worden twee nieuwe modellen van BGV ingevoerd:

  • Bijlage 13sexies: uitwijzing met inreisverbod
  • Bijlage 13septies: uitwijzing met inreisverbod en vasthouding met het oog op repatriëring

Een inreisverbod van 3 jaar wordt opgelegd als een vroegere uitwijzing niet werd nageleefd of als geen termijn voor vrijwillig vertrek is toegestaan. In geval van fraude geldt het verbod voor 5 jaar; en meer dan 5 jaar in geval de vreemdeling een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid.

Via de wet van 19 januari 2012 werd het begrip "preventieve maatregelen" ingevoerd in artikel 74/14§2 Vw. Deze maatregelen kunnen opgelegd worden aan een onderdaan van een derde land om het risico op onderduiken te vermijden gedurende de termijn toegekend voor vrijwillig vertrek.

Preventieve maatregelen worden opgelegd door de Minister of zijn gemachtigde en kunnen zijn:

  • Zich op regelmatige basis aanmelden bij de burgemeester of DVZ
  • Storten van een financiële waarborg aan de Staat. De onderdaan van een derde land stort dat bedrag ten laatste de dag na de betekening van de beslissing tot verwijdering. Indien de toegekende termijn voor het vrijwillig vertrek verstreken is en het bevel niet werd opgevolgd dan komt de som toe aan de Staat. Indien dat wel het geval is dan dient de vreemdeling het bewijs van het verlaten van het grondgebied en zijn rekeningnummer door te geven
  • Overhandigen van kopieën van documenten die de identiteit vaststellen.

Wijzigingen KB 20/7/2001

De Algemene inspectie van federale en lokale politie is het orgaan dat belast wordt met de controle op de gedwongen terugkeer:

  • De overheid die de beslissing tot uitwijzing neemt, moet onmiddellijk en voor de uitvoering van elke gedwongen terugkeer de inspectie verwittigen.
  • Bij ernstige incidenten meldt de inspectie dit direct aan de Commissaris generaal van de Federale politie en de minister van Binnenlandse zaken.
  • Zij stelt ook jaarlijks een verslag op van haar opdracht.

Bron: KB van 19 juni 2012 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit van 8 oktober 1980 en van het KB van 20 juli 2001 betreffende de werking en het personeel van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie in het kader van de controle van de gedwongen terugkeer 

 

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

 

2. Wijziging criteria voor re-integratiesteun na terugkeer

Sinds 15 mei 2012 hanteert Fedasil nieuwe criteria om te bepalen welke terugkeerders recht hebben op re-integratiesteun. Asielzoekers, uitgeprocedeerde asielzoekers en irreguliere migranten kunnen nog steeds een terugkeerticket krijgen naar hun land van herkomst, maar hebben niet langer automatisch recht op een bijkomende re-integratiepremie na hun terugkeer.

 

Fedasil maakte een overzichtstabel:

  • Personen die terugkeren naar visumvrije landen komen niet langer in aanmerking voor re-integratiesteun (wel nog voor terugkeerticket). Deze regel was al van toepassing op terugkeerders naar verschillende landen uit de Balkan, maar heeft nu ook betrekking op personen uit andere visumvrije landen, zoals Brazilië.
  • De toekenning van re-integratiesteun hangt ook af van het statuut van de kandidaat-terugkeerder:
    • Alleen asielzoekers of personen die de laatste 12 maanden een bevel om het grondgebied te verlaten (BGV) hebben gekregen (na een asiel- of andere verblijfsprocedure of wegens onwettig verblijf), kunnen er nog gebruik van maken.
    • Irreguliere migranten die (de laatste 12 maanden) geen BGV hebben gekregen, hebben geen recht meer op bijkomende steun bovenop de terugreis.
    • Kwetsbare personen (zoals niet-begeleide minderjarigen, zieken, zwangere vrouwen, slachtoffers mensenhandel, overaged minors) blijven wél recht hebben op de bijkomende ondersteuning voor 'kwetsbare groepen', ongeacht hun administratief statuut. 
  • Terugkeerders die ten laatste 12 maanden na het krijgen van een BGV intekenen voor vrijwillige terugkeer, kunnen een re-integratiesteun "niveau 1" krijgen, d.w.z. een financiële ondersteuning tot maximaal 700 euro per volwassene en 350 euro per kind.
  • Personen die beslissen terug te keren tijdens hun asielprocedure of binnen de 30 dagen na de betekening van het BGV dat een asielprocedure afsluit, kunnen naast deze re-integratiesteun "niveau 1" ook in aanmerking komen voor een extra premie "niveau 2" van het Europees Terugkeerfonds (tot maximaal 1500 euro). Met dit budget kan men een micro-onderneming opstarten, ondersteund worden bij de zoektocht naar een geschikte job of medische kosten vergoeden.

Caritas International voegt daaraan toe (in zijn nieuwsbrief ):

De nieuwe criteria zullen vooral voelbaar zijn voor mensen die nooit asiel hebben aangevraagd in België en wensen terug te keren zonder dat ze een bevel om het grondgebied te verlaten hebben gekregen of pas 12 maanden na dit bevel effectief terugkeren. Ook personen afkomstig uit visumvrije landen worden getroffen door deze regeling.

Caritas International wil deze terugkeerders toch ondersteunen via 2 internationale samenwerkingen. De nieuwe terugkeercriteria zijn niet van toepassing op deze 2 projecten en terugkeerders kunnen bijgevolg via deze weg toch nog aanspraak maken op een ondersteuning:

  • ERSO (European Reintegration Support Organisations): ERSO West is actief in Sierra Leone, Marokko, Togo, Kameroen en Senegal
  • LATAM (Return Network in Latin America): LATAM voorziet re-integratiemogelijkheden in Brazilië, Ecuador, Peru, Uruguay, Colombia, Argentinië en Bolivië.

Aangezien de tussenkomsten zeer verschillend kunnen zijn, dient men hiervoor contact op te nemen met het re-integratieteam op volgend e-mailadres: reintegration@caritasint.be .

 

Voor vragen over terugkeer kan je terecht bij:

  • Cel Vrijwillige terugkeer van Fedasil: tel 02-2134378 of e-mail vrijwilligeterugkeer@fedasil.be of gratis telefoonnummer 0800-32745.
  • Er is ook een loket aan de dienst Dispatching van Fedasil bij het Brusselse Noordstation, naast de DVZ
  • IOM: tel 02-2877000
  • Caritas
Bericht van Foyer 

 

3. Behoefteanalyse verplicht bij gezinshereniging met Belg of derdelander

De Wet Gezinshereniging van 8 juli 2012 voerde een inkomensvoorwaarde in voor gezinshereniging met een Belg (art. 40ter Vreemdelingenwet) of met een derdelander (art. 10 en 10bis Vw). De Belg of de in België verblijfsgerechtigde derdelander die een gezinslid wil laten overkomen, moet een netto-inkomen van 120% van het leefloon (1256,97 euro) bewijzen. Indien hij dit inkomen niet aantoont, is de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) verplicht om een ‘individuele behoefteanalyse’ te doen. Het is immers mogelijk dat een gezin met een lager inkomen toch in eigen behoeften kan voorzien zonder ten laste van de openbare overheid te vallen.

De RvV veroordeelde onlangs de Dienst Vreemdelingenzaken in arrest nr. 78.310 omdat niet uit de beslissing bleek of DVZ deze analyse wel had gedaan.

 

Feiten

Op 31 maart 2010 doet een Afgaan met zijn Belgische partner een huwelijksaangifte bij de stad Sint-Niklaas. De stad vraagt de procureur des Konings om verder onderzoek te verrichten naar het huwelijk. De procureur stelt dat er geen sprake is van een schijnhuwelijk en geeft een positief advies. Op 2 april stappen de betrokkenen in het huwelijksbootje.

Na huwelijk vraagt de Afgaanse man een verblijfskaart F aan als gezinslid van een Belg. De DVZ weigert de gezinshereniging. Het gezin leeft van de ziekte-uitkering van 1040 euro/maand. DVZ stelt dat het maandelijks inkomen lager is dan 120% van het leefloon en dus niet stabiel, toereikend en regelmatig is.

RvV

RvV arrest nr. 78.310 van 29 maart 2012 vernietigt de weigeringsbeslissing, op basis van de volgende overwegingen:

  • De weigeringsbeslissing van de gezinshereniging bevat geen verwijzing naar artikel 42, § 1, tweede lid Vw of naar een onderzoek van de concrete situatie van het gezin.
  • Mogelijk hebben de referentiepersoon en haar familie wel voldoende bestaansmiddelen om niet ten laste te moeten vallen van de openbare overheden. Het bedrag van 1256,97 euro uit art. 40ter Vw is slechts een referentiebedrag. Als dit niet bereikt wordt, mag dit niet tot een automatische weigering leiden.
  • Uit de motivering blijkt nergens dat DVZ verder onderzoek heeft gedaan.

Bijkomende commentaar Kruispunt M-I

Voor gezinshereniging met een derdelander (die verblijfsgerechtigd is in België) geldt eenzelfde inkomensnorm als voor gezinshereniging met een Belg.

  • De behoefteanalyse bij derdelanders staat in artikel 12bis, §2, vierde lid Vw (bij de procedurebeschrijving voor aanvragen gezinshereniging ingediend in het buitenland).
  • Gezinshereniging met een derdelander valt onder richtlijn 2003/86/EG. De behoefteanalyse staat niet letterlijk in de Europese richtlijn maar volgt uit het Chakroun-arrest van het Hof van Justitie (wat ook ging over een visumaanvraag in het buitenland): een inkomensvereiste mag geen vast tarief zijn maar moet rekening houden met de behoeften van betrokkenen.
  • Volgens Kruispunt M-I geldt de redenering van het Chakroun-arrest voor alle aanvragen gezinshereniging in het kader van artikel 10, 10bis of 40ter Vw, én voor zowel visumaanvragen als voor aanvragen in België. De Belgische Vreemdelingenwet heeft het Chakroun-arrest onvolledig omgezet voor derdelanders en schendt daardoor (de bedoeling van) artikel 7, 1.c) van richtlijn 2003/86/EG. De Europese richtlijn laat slechts toe om het bewijs van stabiele en regelmatige inkomsten te eisen “die volstaan om hemzelf en zijn gezinsleden te onderhouden, zonder een beroep te doen op het stelsel voor sociale bijstand in de betrokken lidstaat”. De Europese richtlijn laat daarom niet toe om van iedereen eenzelfde vast bedrag te eisen van 120% leefloontarief van persoon met gezin ten laste, ongeacht de individuele behoeften.

Voor personen die leven van een ziekte-uitkering speelt mogelijk ook het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (door België ondertekend) een rol. Ziekte-uitkeringen zijn meestal lager dan het referentiebedrag van 1256,97 euro. Mogelijk worden ook de individuele behoeften van personen met een handicap en hun gezin daarmee niet volledig gedekt. Toch moet de staat ook rekening houden met de handicap:

  • Volgens het ‘Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap’ moeten de samenleving en de Staat personen met een handicap en hun gezinsleden beschermen en ondersteunen. Deze personen moeten net als andere volledig kunnen genieten van hun recht op een gezinsleven.
  • Artikel 23 van het verdrag stelt dat de Staten passende en doeltreffende maatregelen moeten nemen om discriminatie van deze personen uit te bannen onder andere op vlak van huwelijk, gezinsleven en relaties.

Bronnen:

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

4. België in kort geding veroordeeld om visa te geven in dossiers gezinshereniging van subsidiair beschermden

In nieuwsbrief nr.3-2012 werd al aangekondigd dat de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in recente rechtspraak subsidiair beschermden (ook met tijdelijk verblijf) vrijstelt van de voorwaarden van behoorlijke huisvesting, ziekteverzekering en toereikende, stabiele en regelmatige bestaansmiddelen. Deze RvV rechtspraak is nu algemeen (Franstalig; op Nederlandstalige arresten is het nog wachten). Ondertussen heeft ook de rechter in kort geding de Belgische staat veroordeeld, tot het afleveren van visa aan familieleden van subsidiair beschermden.

RvV

  • In verschillende arresten schorste de RvV de aangevochten beslissingen bij uiterst dringende noodzakelijkheid (UDN), en verplichtte de Belgische staat tot het nemen van nieuwe beslissingen binnen een termijn van 5 werkdagen.
  • Zie RvV arresten nrs. 73.660, 76.023, 77.449, 78.178, 78.639 en 82.847.

Maar omdat de Belgische staat geen gevolg gaf aan deze veroordelingen, werd in een aantal zaken ook een vordering in kort geding ingesteld:

  • De Voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in Luik veroordeelde de Belgische staat in een vonnis van 30 maart 2012 tot het afleveren van humanitaire visa op basis van artikel 3 EVRM aan familieleden van een subsidiair beschermde van Irakese afkomst die zich in Syrië bevonden.
  • In een vonnis van 18 mei 2012 gaat de Voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in Luik verder, en veroordeelt de Belgische staat tot het afleveren van visa gezinshereniging aan familieleden van een subsidiair beschermde van Somalische afkomst die in Kenya verbleven. De Voorzitter stelt dat de aangevochten visumweigeringen in strijd zijn met de Vreemdelingenwet. Bovendien brengen deze foute beslissingen schade toe aan betrokkenen, die op basis van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek hersteld dient te worden.

Indien u gelijkaardige rechtspraak kent, zijn wij hierin zeer in geïnteresseerd.

 

Bericht van Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen

 

5. Geen speciaal terugkeervisum meer tijdens zomermaanden voor onderdanen van Marokko, Tunesië en Turkije

De Dienst Vreemdelingenzaken vermeldt in een nieuw bericht op zijn website dat mensen met een attest van immatriculatie in het kader van een procedure gezinshereniging niet zomaar terug naar België kunnen komen na een reis in het buitenland. Als visumplichtige vreemdelingen toch reizen terwijl zij nog geen elektronische vreemdelingenkaart in België hebben, moeten zij voor terugkeer naar België opnieuw een visum aanvragen, bij het bevoegde Belgische consulaat in het buitenland.

 

In tegenstelling tot andere jaren is er geen uitzondering meer voor onderdanen van Marokko, Tunesië en Turkije gedurende de zomermaanden. De afschaffing van die uitzondering staat niet op de openbare website van DVZ, maar is wel meegedeeld aan de Belgische gemeenten en door DVZ bevestigd.

 

Kruispunt M-I kreeg van DVZ wat extra uitleg bij de procedure. Voortaan is de regeling hetzelfde voor alle landen, en voor alle maanden van het jaar:

  • Een vakantie naar het buitenland met attest van immatriculatie geeft geen recht om België terug binnen te komen. Dat kan pas met een elektronische vreemdelingenkaart (en met een nationaal paspoort), of anders met een paspoort met geldig visum.
  • Wie een paspoort en attest van immatriculatie in het kader van gezinshereniging heeft en vanuit het buitenland terug België wil binnenkomen, moet eerst een nieuwe visumaanvraag indienen in het buitenland, bij het consulaat dat bevoegd is voor België. Men kan daar een "terugkeervisum" aanvragen "om de procedure gezinshereniging in België voort te zetten".
  • Het consulaat stuurt dergelijke aanvraag door naar de DVZ in België. De DVZ beslist dan niet alleen over het (terugkeer)visum maar ook over de aanvraag gezinshereniging. DVZ onderzoekt dus meteen ook de voorwaarden zoals bestaansmiddelen, ziekteverzekering, huisvesting en dergelijke.
  • Wanneer de voorwaarden voor gezinshereniging niet voldaan zijn, wordt het (terugkeer)visum normaal gezien geweigerd.
  • Wanneer de voorwaarden voor gezinshereniging voldaan zijn, wordt het (terugkeer)visum toegestaan. DVZ meldt beide beslissingen ook aan de gemeente. 
    • Bij aankomst in België moet betrokkene zich dan binnen de geldigheidstermijn van het terugkeervisum aanbieden bij de gemeente. De gemeente maakt dan direct de elektronische vreemdelingenkaart aan (en geeft indien nodig in afwachting een bijlage 15 af).
    • Als betrokkene zich na terugkeer pas bij de gemeente aanbiedt na de geldigheidstermijn van het visum, wordt betrokkene geacht geen belang meer te hebben bij de toegekende procedure. In dat geval zou hij een nieuwe procedure gezinshereniging moeten opstarten.

Bron

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

6. Europese verordening over toepasselijk recht bij echtscheiding

Op 21 juni 2012 trad de Rome III-verordening in werking: verordening nr. 1259/2010 tot uitvoering van de nauwere samenwerking op het gebied van toepasselijk recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed.

Deze nieuwe verordening kadert binnen de procedure van nauwere samenwerking tussen veertien lidstaten (België, Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Italië, Letland, Luxemburg, Hongarije, Malta, Oostenrijk, Portugal, Roemenië, Slovenië en Spanje). De verordening bindt alleen deze lidstaten.  Andere lidstaten kunnen wel later beslissen om toe te treden.

 

De verordening bepaalt welk recht van toepassing is bij een echtscheiding in één van deze veertien lidstaten.

 

Echtgenoten kunnen een overeenkomst sluiten waarin zij het toepasselijk recht bepalen. Dit kan op elk moment tijdens het huwelijk en ten laatste op het ogenblik waarop de echtscheidingsprocedure wordt aanhangig gemaakt bij de rechtbank. De echtgenoten kunnen hierbij kiezen voor volgende rechtsstelsels: 

  • Het recht van het land waar de echtgenoten hun gewone verblijfplaats hebben op het moment waarop ze de overeenkomst sluiten.
  • Het recht van de Staat waar de echtgenoten hun laatste gewone verblijfplaats hadden, op voorwaarde dat één van hen daar nog woont op het moment waarop ze de overeenkomst sluiten. 
  • Het recht van de Staat waarvan minstens één van de echtgenoten de nationaliteit heeft op het ogenblik waarop ze de overeenkomst sluiten. 
  • Het recht van het forum. 

Indien partijen geen overeenkomst over toepasselijk recht hebben gesloten, dan bepaalt de verordening zelf het toepasselijk recht. Het gaat hierbij om een cascaderegeling:

  • Het recht van de gewone verblijfplaats van de echtgenoten op het moment waarop de zaak wordt aanhangig gemaakt. 
  • Het recht van de laatste gewone verblijfplaats van de echtgenoten op voorwaarde dat de zaak wordt aanhangig gemaakt binnen het jaar na het verlaten van die gewone verblijfplaats en op voorwaarde dat op het moment waarop de zaak aanhangig wordt gemaakt één van de echtgenoten nog in die staat woont.
  • Het recht van de staat waarvan beide echtgenoten de nationaliteit hebben op het moment waarop de zaak wordt aanhangig gemaakt. 
  • Het recht van de Staat waar de zaak wordt aanhangig gemaakt. 

Deze verordening is van toepassing op gerechtelijke procedures die worden ingeleid na 21 juni 2012 en op overeenkomsten die vanaf die datum op grond van de verordening worden gesloten.

 

Een rechtskeuzeovereenkomst gesloten voor 21 juni 2012 zal ook uitwerking hebben als zij voldoet aan de materiële en formele geldigheidsvoorwaarden van de verordening. Bovendien blijven de rechtskeuzeovereenkomsten geldig die zijn gesloten overeenkomstig het recht van de deelnemende lidstaat waar de echtscheidingsprocedure voor 21 juni 2012 aanhangig is gemaakt.

 

De verordening is enkel van toepassing op de ontbinding of versoepeling van de huwelijksband. Andere aangelegenheden zoals de gevolgen van echtscheiding of scheiding, ouderlijke verantwoordelijkheid, onderhoudsverplichtingen,... zullen geregeld blijven door de andere verordeningen of het Wetboek IPR. De verordening is evenmin van toepassing op de nietigverklaring van het huwelijk.

 

Bronnen:

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

7. Nood aan bescherming voor rom asielzoekers uit Servië

In een recent arrest kent de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen het statuut van vluchteling toe aan een koppel roms uit Servië. Het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen had dat geweigerd omdat het koppel niet genoeg stappen zou ondernomen hebben om bescherming te zoeken in Servië. RvV arrest nr. 78.442 van 29 maart 2012 kende de vluchtelingenstatus toch toe omdat er in dit geval geen effectieve bescherming mogelijk was, gezien de ondergane agressies, het feit Rom te zijn en de context van praktische bezwaren op het vlak van toegang tot bescherming in Servië.

 

Feiten

Een koppel Roms met 4 kinderen vroeg asiel aan in maart 2011. De man is afkomstig uit Kosovo en de vrouw uit Servië. De man vluchtte ten tijde van de oorlog in 1999 naar Servië en heeft daar zijn gezin gesticht. In de eerste plaats bekeek het CGVS de asielaanvraag verkeerdelijk naar beide landen, Servie én Kosovo.

De RvV heeft dit dan gewijzigd door te bepalen dat de nationaliteit van de man niet duidelijk was. Dus onderzochten ze het land van gewoonlijk verblijf (zij woonden al meer dan 10 jaar in Servië), en het land van de nationaliteit van de vrouw (ook Servië).

Ze vroegen in België asiel aan in maart 2011 met als redenen dat de kinderen door de klasgenoten mishandeld en gepest werden. De man zelf werd ook geslagen, beschimpt en gepest door buurtbewoners in het dorp. De man werd ook op zijn werk door Servische collega’s niet goed behandeld en de vrouw kreeg niet de nodige medische zorgen.

Dit zou allemaal hebben plaatsgevonden omwille van de Rom afkomst van het gezin. Zij zijn hiervoor enkele keren naar de politie gestapt, maar die heeft de klachten niet onderzocht noch serieus genomen.

 

CGVS

Het CGVS verwijt het koppel dat ze niet voldoende stappen hebben ondernomen:

  • Mbt school: de man heeft de feiten aangeklaagd bij directie en leerkrachten; die erkenden de feiten maar zeiden dat het slechts kinderen waren en de situatie wel zal verbeteren. CGVS verwijt dat ze de kinderen niet van school hebben laten veranderen.
  • Mbt agressies door de buurt: de man is hiervoor enkele keren naar de politie gestapt. CGVS verwijt dat niet gedaan te hebben voor alle feiten, en geen klacht neer te leggen bij autoriteiten die de politie controleren.
  • CGVS haalt ook info aan dat Servische autoriteiten geen repressie voeren tegen Rom minderheden, maar net integreren. Ze verwijzen hiervoor naar bepalingen in de grondwet, nationale bepalingen, oprichting van de Raad van Roms,… en dat er zich geen systematische mensenrechtenschendingen voordoen.
  • Mbt werk verwijt CVGS de man dat hij geen klacht heeft ingediend bij de politie.

RvV

  • De advocaten van het koppel leggen een hoop rapporten en documenten en landenrapporten neer. De RvV onderzoekt niet of dit nieuwe elementen zijn maar neemt ze direct op aangezien ze aangebracht worden in het kader van de rechten van verdediging (dus moesten ze niet voldoen aan de voorwaarden voor nieuwe elementen bij de RvV). >> Zie in dit verband ook de nieuwe analyse van BCHV over het in overweging nemen van nieuwe gegevens door de RvV.
  • De RvV zegt dat de positie van Roms in Servië zorgwekkend is en dat asielinstanties hier rekening mee moeten houden. De feiten worden niet door CGVS betwist, dus beschouwt de RvV ze als waar. Uit de documentatie blijkt dat de Rom vaak het slachtoffer worden van discriminatie van nationale overheden en politie en dit resulteert in een vertrouwensbreuk. 
  • In deze zaak leiden de ondergane agressies, het feit Rom te zijn en de context ertoe dat ze praktische bezwaren ondervinden op het vlak van toegang tot bescherming op het nationaal vlak. Er was in dit geval geen effectieve bescherming mogelijk.
  • De RvV kende in dit geval de vluchtelingenstatus toe.

Bron: RvV nr. 78.442 van 29 maart 2012 

 

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

 

8. De medische ontvankelijkheidsvoorwaarden voor een medische regularisatie-aanvraag

[nvdr: dit bericht werd eerder gepubliceerd in nieuwsbrief nr.5-2012, maar is nu bewerkt en aangevuld]

 

DVZ verklaart de overgrote meerderheid van aanvragen voor medische regularisatie (art. 9ter Vw) onontvankelijk.

  • Artikel 9ter Vw bevat enkele algemene ontvankelijkheidsvereisten (het identiteitsbewijs; de nieuwe elementen ten opzichte van een eerdere aanvraag; de juiste aanvraagprocedure).
  • De specifiek medische ontvankelijkheidsvereisten worden echter steeds belangrijker (de invulling van het standaard medisch attest; de medische filter als de ziekte "kennelijk" niet het vereiste risico inhoudt).

Kruispunt M-I verspreidt daarom extra info over de medische ontvankelijkheidsvereisten van een 9ter aanvraag:

 

Standaard medisch attest

Het standaard medisch attest moet recent zijn (max. 3 maanden oud bij de aanvraag), en moet de volgende drie elementen bevatten:

  • 1. de ziekte
  • 2. haar graad van ernst
    • Volgens een antwoord op een parlementaire vraag (p. 16) verstaat de DVZ hieronder: info over hoe de ziekte en de nodige behandeling een reëel risico inhoudt voor de aantasting van het leven of de fysieke integriteit of op een onmenselijke of vernederende behandeling in het geval de patiënt zou terugkeren naar zijn/haar land en daar geen toegang tot adequate behandeling of (mantel)zorg zou hebben = het verband tussen de gezondheidstoestand en het mogelijke humanitaire risico dat beschermd wordt in artikel 9ter Vw.
  • 3. de noodzakelijk geachte behandeling

Medische filter

Sinds 16 februari 2012 geldt er ook een medische filter: DVZ kan de 9ter-aanvraag al onontvankelijk verklaren als de (ambtenaar-)geneesheer van DVZ oordeelt dat "de ziekte kennelijk niet beantwoordt aan de criteria van art. 9ter Vw."

 

DVZ blijkt nu een heel strenge invulling hieraan te geven. In een aantal recente beslissingen verklaart DVZ 9ter aanvragen onontvankelijk, enkel omdat de ziekte geen "directe bedreiging voor het leven" inhoudt gezien de gezondheidstoestand niet "kritiek" of de ziekte niet in een "vergevorderd stadium" is. DVZ baseert zich daarvoor op rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

 

Kruispunt M-I vraagt zich af of zo'n invulling wel wettelijk is:

  • Vóór inwerkingtreding werd de medische filter zowel door de regering als door de DVZ veel minder streng toegelicht: de medische filter zou dienen om banale ziekten zoals een neusverkoudheid of een ingegroeide teennagel te weren uit de medische regularisatie-procedure.
  • Nu legt DVZ de lat van de ontvankelijkheid op de allerhoogste sport die denkbaar is: de EHRM rechtspraak die de uiterste grenzen bepaalt van bescherming die absoluut moet geboden worden.
  • Artikel 9ter Vw zelf vereist geen "directe" levensbedreiging wegens "kritieke" gezondheidstoestand of "vergevorderd stadium" van de ziekte. Vraag is dus of de DVZ motivering geen voorwaarde toevoegt aan artikel 9ter Vw, en daardoor art. 9ter Vw miskent.
  • Art. 9ter, §3, 4° Vw laat DVZ slechts toe om de medische filter toe te passen rekening houdend met alle elementen van art. 9ter §1, eerste lid Vw:
    • Artikel 9ter Vw beschermt zieken die (kennelijk) een reëel risico lopen voor het leven of de fysieke integriteit, of op een onmenselijke of vernederende behandeling, in het geval er geen adequate (beschikbare en toegankelijke) behandeling is in het land van herkomst of het buitenland waar betrokkene naar zou moeten terugkeren na afwijzing van de 9ter aanvraag.
    • DVZ verklaarde recent 9ter aanvragen onontvankelijk alleen op basis van het eerste deel van deze definitie, met strenge invulling bovendien ("direct" risico op leven of fysieke integriteit). DVZ gaf daarbij geen enkele motivering over het tweede en derde deel van de definitie van art. 9ter: of er geen van de genoemde risico’s is in het geval dat betrokkene geen adequate behandeling meer zou krijgen na terugkeer.
    • De DVZ-arts mag alleen 9ter aanvragen medisch onontvankelijk verklaren als zij kennelijk (= manifest, overduidelijk) geen enkel reëel risico (zoals hierboven bedoeld) inhouden. Anders zou DVZ aanvragen 'medisch onontvankelijk' verklaren terwijl zij misschien 'medisch gegrond' zijn; dat kan niet de bedoeling zijn.

Instrumenten

Kruispunt M-I stelt de volgende instrumenten ter beschikking:

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw