1. Europese blauwe kaart in werking op 10/9/2012

Er is een nieuw verblijfsdocument voor vreemdelingen: de elektronische H kaart, of de Europese blauwe kaart. Hiermee kunnen bepaalde hoogopgeleide vreemdelingen van buiten de EU komen verblijven én werken. Op 31/8/2012 publiceerde het Belgisch Staatsblad de nodige wijzigingen aan de verblijfswetgeving en aan de arbeidskaartenwetgeving. Dit alles treedt in werking op 10 september 2012.

Hiermee wordt de EU-richtlijn 2009/50/EG van 25 mei 2009 (betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan) omgezet in de Belgische wetgeving:

  • De nieuwe wet wijzigt de Verblijfswet van 15/12/1980 en voert in Titel II een nieuw hoofdstuk VII in over hooggekwalificeerde werknemers. Ook in het Verblijfbesluit van 31/10/1981 komt een nieuw hoofdstuk.
  • Daarnaast wijzigen er regels met betrekking tot gezinshereniging, langdurig ingezetenen en afwezigheid en terugkeer.
  • De Europese blauwe kaart is een nieuwe elektronische vreemdelingenkaart "H" (gepubliceerd in bijlage 6bis bij het Verblijfsbesluit). Diverse andere bijlagen (verblijfsaanvraagkaarten) worden ook gewijzigd.
  • Ook het KB inzake arbeidskaarten is gewijzigd en een speciaal KB regelt de procedure voor de voorlopige arbeidsvergunning waarmee de procedure voor de Europese blauwe kaart wordt opgestart.

Doel van de nieuwe wet

De nieuwe regelgeving wil hoogopgeleide werknemers uit derde landen aantrekken:

  • door een versnelde toelatingsprocedure,
  • die ook geldt voor bepaalde familieleden van de werknemer,
  • en die bij positieve beslissing uitmondt in de uitreiking van de “Europese blauwe kaart”. Deze blauwe kaart is zowel een verblijfs- als werkvergunning.
  • Bovendien wordt het gemakkelijker voor hoogopgeleide derdelanders om het land te verlaten en terug te keren naar hun land van herkomst zonder hun statuut te verliezen. 

Naast deze nieuwe Europese blauwe kaart voor hooggekwalificeerden blijven ook nog de bestaande regels van kracht over de arbeidskaart B voor hooggeschoolde werknemers (artikel 9, eerste lid, 6° van het KB van 9 juni 1999).

 

Wie komt in aanmerking voor een blauwe kaart?

Doorslaggevend voor het toekennen van de Europese blauwe kaart zijn de “hogere beroepskwalificaties”. Deze kwalificaties kunnen enkel bewezen worden door het voorleggen van een diploma van een erkende onderwijsinstelling waaruit blijkt dat betrokkene geslaagd is voor hogere studies die minimum 3 jaar duren. Bewijs van beroepservaring komt dus niet in aanmerking.

Verschillende categorieën derdelanders worden uitdrukkelijk uitgesloten. Het gaat onder meer om vluchtelingen, subsidiair beschermden, seizoenarbeiders, onderzoekers, langdurig ingezeten derdelanders uit een andere EU-lidstaat, en gedetacheerden.

 

Aanvraag: procedure en voorwaarden

Vóór de aanvraag door de werknemer van de blauwe kaart, moet de werkgever een voorlopige arbeidsvergunning aanvragen bij het bevoegde Gewest. De goedkeuring van deze aanvraag is een voorwaarde voor het toekennen van de blauwe kaart. Voor de voorlopige arbeidsvergunning moet men aan volgende voorwaarden voldoen:

  1. een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur of minimum 1 jaar voorleggen;
  2. een bruto jaarloon van minimum 49.995 euro ontvangen (=bedrag voor 2012, wordt jaarlijks geïndexeerd); vergelijk: voor arbeidskaart B moet een hooggeschoolde werknemer een bruto jaarloon van 37.721 euro hebben
  3. een diploma van hogere studies van minimum 3 jaar voorleggen.

Het gewest beslist binnen de 30 dagen, en kan weigeren:

  • als een geschikte werknemer op de arbeidsmarkt kan gevonden worden binnen redelijke termijn (toch nog een vorm van voorrang)
  • als er een tekort is in de sector in het land van oorsprong (ethische reden)
  • als de werkgever, aangestelde of lasthebber al een sanctie kreeg inzake (aangifte van) tewerkstelling van vreemdelingen

De hooggekwalificeerde werknemer mag werken vanaf toekenning van de voorlopige arbeidsvergunning.

 

De verblijfsaanvraag van de blauwe kaart door de werknemer kan zowel vanuit het buitenland als vanuit België worden ingediend. In het laatste geval moet de derdelander wel een wettig verblijf hebben in België, waarbij ook een kort verblijf (als toerist) in aanmerking komt. De werknemer moet de volgende documenten voorleggen:

  1. een geldig paspoort of een geldige verblijfstitel
  2. een geneeskundig getuigschrift
  3. een uittreksel uit het strafregister (of een gelijkwaardig document)
  4. bewijs van een ziekteverzekering
  5. een kopie van de arbeidsovereenkomst

Als deze documenten worden voorgelegd, geeft de gemeente een bijlage 41bis. Zoniet neemt de gemeente de aanvraag niet in overweging, door middel van een bijlage 41.

De nieuwe wet voorziet in een snelle procedure waarbij de Dienst Vreemdelingenzaken ten laatste 90 dagen na de aanvraag een beslissing neemt. Indien bepaalde gegevens of documenten ontbreken, moeten deze binnen 30 dagen worden voorgelegd. De termijn van 90 dagen wordt dan verlengd met de bijkomende termijn van 30 dagen. Indien geen beslissing werd genomen binnen de vooropgestelde termijn, wordt de aanvraag geacht te zijn goedgekeurd.

Bij positieve beslissing krijgt de vreemdeling een elektronische H kaart (Europese blauwe kaart).

 

Geldigheidsduur

In eerste instantie wordt de Europese blauwe kaart uitgereikt voor een éénmalig hernieuwbare termijn van 13 maanden. Na 2 jaar wordt (bij hernieuwing van de kaart) de machtiging tot verblijf toegekend voor 3 jaar.

Indien men gedurende de eerste 2 jaar van werkgever verandert, of indien de duur van de arbeidsovereenkomst wordt verminderd, het loon wordt verminderd of het contract wordt verbroken, zal men steeds een nieuwe aanvraag tot machtiging tot verblijf moeten indienen. Na verloop van 2 jaar moeten deze wijzigingen enkel nog worden meegedeeld aan DVZ, op straffe van verlies van verblijfsrecht. De werknemer zal eveneens zijn verblijfsrecht verliezen (of zijn blauwe kaart niet hernieuwd zien) als de voorwaarden voor het verkrijgen van de blauwe kaart niet meer voldaan zijn, in geval van fraude of in bepaalde gevallen van werkloosheid.

Daarenboven kan men zijn verblijfsrecht verliezen wanneer men niet over voldoende bestaansmiddelen beschikt of men zich niet heeft laten inschrijven bij de gemeente.

 

Langdurig ingezetene voormalig houder van een Europese blauwe kaart

Indien 5 jaar zijn verstreken als houder van een Europese blauwe kaart (elektronische H kaart), komt men in aanmerking voor het statuut van langdurig ingezetene (elektronische D kaart), zonder dat men een verblijfsrecht van onbeperkte duur moet aantonen.

Voor de berekening van de vereiste periode van 5 jaar kan de H kaarthouder perioden van verblijf in verschillende EU-lidstaten cumuleren, mits hij minstens 2 jaar voor de aanvraag van de D-kaart in België verbleef.

De vereiste periode van 5 jaar wordt overigens niet onderbroken door afwezigheid van het grondgebied van de Unie voor zover deze afwezigheden 12 opeenvolgende maanden (en 18 maanden in totaal) niet overschrijden.

 

Gezinshereniging

De nieuwe wet voorziet in een snellere procedure gezinshereniging voor de familieleden van de hoogopgeleide derdelander (4 ipv 6 maanden). Ook de voorwaarden kunnen variëren:

  • Indien het gezin nog niet gevormd is in een andere EU-lidstaat zijn de bestaande voorwaarden van toepassing.
  • Indien de familieband echter al bestond in een andere EU-lidstaat, geldt de voorwaarde van voldoende huisvesting niet. In dit geval zal bij de beoordeling van voldoende bestaansmiddelen ook rekening gehouden worden met de bestaansmiddelen van het familielid zelf.
  • Na aanvraag krijgt het familielid een attest van immatriculatie geldig voor 4 maanden. Ten laatste 4 maanden na de aanvraag wordt een beslissing genomen.  Deze termijn kan in bijzondere omstandigheden eenmaal verlengd worden met een periode van 3 maanden. Indien binnen de vooropgestelde termijn geen beslissing werd genomen, moet de machtiging tot verblijf worden toegekend. Deze termijnen gelden ook voor familieleden van een derdelander met de status van langdurig ingezetene die voormalig houder is van een Europese blauwe kaart.

Wanneer een verblijfstitel wordt toegekend aan het gezinslid (A kaart), zal deze dezelfde geldigheidsduur hebben als de Europese blauwe kaart (H kaart) van de hooggekwalificeerde werknemer.

 

Mobiliteit binnen de Europese Unie

Wanneer een derdelander 18 maanden in het bezit is van een Europese blauwe kaart in België, kan hij zich, samen met zijn gezin, in een andere lidstaat vestigen om er te werken. De voorwaarden van de lidstaat in kwestie inzake de Europese blauwe kaart moeten wel vervuld zijn.

Omgekeerd kan ook een derdelander die al 18 maanden als houder van een Europese blauwe kaart in een andere lidstaat van de Europese Unie verblijft, op voorlegging van zijn Europese blauwe kaart een machtiging tot verblijf aanvragen in België. Deze aanvraag moet ten laatste 1 maand na aankomst in België gebeuren.

 

Afwezigheid en terugkeer

Een derdelander met een Europese blauwe kaart kan gedurende 12 opeenvolgende maanden afwezig zijn alvorens zijn statuut te verliezen.

Als de hoogopgeleide zich in een andere EU-lidstaat wil vestigen en deze laatste weigert de werknemer toe te laten, dan is België verplicht om hem zonder formaliteiten terug te nemen, ook al is zijn Belgische Europese blauwe kaart vervallen.

Een derdelander met een Europese blauwe kaart die nadien de status van langdurig ingezetene kreeg (en bepaalde familieleden) verliest slechts zijn recht op terugkeer na gedurende 24 opeenvolgende maanden het grondgebied van de EU-lidstaten verlaten te hebben (Dit in plaats van na 1 jaar zoals voor “gewone” langdurig ingezetenen).

 

Bronnen

>> Meer info bij FOD WASO

>> Meer info bij Vlaams gewest over tewerkstelling via Europese blauwe kaart 

 

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

2. Grondwettelijk Hof vernietigt enkele bepalingen van RvV procedure

Op 30 juni 2011 dienden een vijftal NGO’s en de ‘Ordre des barreaux francophones et germanophone’ een beroep in tegen de wet van 29 december 2010 houdende diverse bepalingen (II), die de RvV procedure wijzigde in de Verblijfswet. In arrest nr. 88/2012 van 12 juli 2012 verklaart het Grondwettelijk Hof het beroep gegrond op drie van de vier grieven. Hieronder lees je de belangrijkste conclusies en de oordelen van het Hof, en de concrete gevolgen daarvan:

 

GwH: Het is niet redelijk verantwoord dat één zelfde persoon per bestreden beslissing een rolrecht moet betalen, nu het ontradende gevolg van die maatregel dermate groot kan zijn dat het de betrokken vreemdelingen kan beletten hun rechten uit te oefenen. >>De woorden "en bestreden beslissingen" in artikel 39/68-1, §4 Verblijfswet worden vernietigd.

  • Voortaan geven collectieve verzoekschriften aanleiding tot een rolrecht per verzoeker en niet langer per bestreden beslissing.

GwH: De bepaling dat het verzoekschrift dat niet tijdig wordt geregulariseerd, wordt geacht in te houden dat de verzoeker afstand doet van zijn verzoek om de pro deo te genieten, brengt onevenredige gevolgen met zich mee voor de rechten van de belastingplichtige die recht heeft op de vrijstelling van het rolrecht. >>De woorden "of laattijdig" in artikel 39/68-1, §2, derde lid Verblijfswet worden vernietigd.

  • Laattijdige regularisatie van het rolrecht wordt mogelijk: bewijsstukken van het recht op vrijstelling van de pro deo mogen ook op een later moment nog mogen worden aangebracht, en de RvV zal het betaalde rolrecht dan terug overmaken aan de verzoeker.

GwH: Voor beroepen in volle rechtsmacht tegen een beslissing van het CGVS bestaat de mogelijkheid dat de RvV beslist om zonder terechtzitting uitspraak te doen. Deze bepaling werd verkeerdelijk niet van toepassing gemaakt op het annulatie contentieux, dit leidt tot een onverantwoord verschil in behandeling. >>De vermelding "§1" na de vermelding "39/73" in artikel 39/81, derde lid, tweede streepje Verblijfswet wordt vernietigd.

  • Het Hof past de bepaling aan in die zin dat ook in het annulatieberoep een uitspraak kan worden gedaan zonder terechtzitting. (Het is dan wel mogelijk om toch een terechtzitting aan te vragen.)

GwH: De invoering van de synthesememorie en de afschaffing van de repliekmemorie in de procedure tot nietigverklaring van een individuele beslissing (annulatie contentieux) doet op onevenredige wijze afbreuk aan de rechten van verdediging. >>Artikel 44, 3° van de wet van 29/12/2010 wordt vernietigd, maar de gevolgen van dat artikel worden gehandhaafd voor bij de RvV ingestelde procedures tot de inwerkingtreding van een nieuwe bepaling en uiterlijk tot 31/12/2012.

  • Op dit moment blijft het dus onmogelijk om een repliekmemorie in te dienen als reactie; enkel als de rechter omwille van de juridische complexiteit dit verzoekt, kan er een synthesememorie worden ingediend. Dit tot het moment dat er een nieuwe bepaling is aangenomen (in de Verblijfswet) of uiterlijk tot 31 december 2012.

BronGrondwettelijk Hof arrest nr. 88/2012-088 

 

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen en Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

3. Regelgeving verblijfsattest bijlage 15 gewijzigd

  • De gemeente moet vanaf 10 september 2012 een bijlage 15 afleveren wanneer DVZ geen beslissing neemt over de vernieuwing van een verblijfskaart, voor het verstrijken van de verblijfsvergunning. De vreemdeling moet dan wel een tijdige aanvraag tot vernieuwing ingediend hebben (45 tot 30 dagen voor de verblijfsvergunning verstrijkt). Het gaat om alle elektronische vreemdelingenkaarten voor derdelanders: A, B, C, D, F, F+, of H.
  • De bijlage 15 dekt het verblijf voorlopig, voor 45 dagen. De termijn van 45 dagen kan tweemaal met dezelfde periode verlengd worden (= max. 4,5 maanden).

Het KB van 15/8/2012 heeft het Verblijfsbesluit in die zin gewijzigd (o.m. artikel 33 en artikel 101 Vb).

 

De bijlage 15 werd aangepast.  Op het attest kan de gemeente nu een extra vakje aankruisen: "om een aanvraag voor de vernieuwing van zijn verblijfsvergunning, vestigingsvergunning of EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene in te dienen (art. 33-101)".

 

BronKB van 15/8/2012 tot wijziging van het KB van 8 oktober 1981 

 

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

4. RvV veroordeelt DVZ toepassing van medische filter voor 9ter aanvragen

Sinds 16 februari 2012 verklaart DVZ de overgrote meerderheid van de 9ter (medische regularisatie) aanvragen onontvankelijk "omdat uit het medische dossier niet kon worden afgeleid dat de verzoeker lijdt aan een ziekte die een reëel risico inhoudt voor zijn leven of fysieke integriteit", met name omdat er "geen directe levensbedreiging" is in de zin van de EHRM rechtspraak: d.w.z. een kritieke gezondheidstoestand of vergevorderd stadium van de ziekte.

Volgens de RvV arresten 83.956 van 29 juni 2012 en 84.293 van 6 juli 2012 miskent deze DVZ motivering artikel 9ter van de Verblijfswet en de formele motiveringsplicht. Artikel 9ter beschermt niet alleen tegen directe levensbedreigingen, maar ook tegen een reëel risico wanneer er geen adequate behandeling is in het land waar de aanvrager naar zou moeten terugkeren. Voor toepassing van de medische filter moet DVZ beide elementen nagaan en motiveren.

Deze arresten bevestigt de analyse van Kruispunt M-I in nieuwsbrieven nr.5-2012 en nr.6-2012.

 

Wat zegt de wet?

De "medische filter" die sinds 16 februari 2012 is ingevoerd in artikel 9ter Verblijfswet, laat DVZ toe om 9ter-aanvragen onontvankelijk te verklaren als de (ambtenaar-)geneesheer van DVZ oordeelt dat "de ziekte kennelijk niet beantwoordt aan een ziekte zoals voorzien in §1, eerste lid." §1, eerste lid van artikel 9ter Vw beschermt elke ziekte "die een reëel risico inhoudt voor zijn leven of fysieke integriteit of een reëel risico inhoudt op een onmenselijke of vernederende behandeling wanneer er geen adequate behandeling is in zijn land van herkomst of het land waar hij verblijft" (= het land waar betrokkene naar zou moeten terugkeren na afwijzing van de 9ter aanvraag).

 

Wat zegt de RvV?

De RvV vernietigt de DVZ praktijk (waarbij een ziekte onontvankelijk verklaard wordt omdat zij geen directe levensbedreiging inhoudt) vanuit volgende overwegingen:

  • Doordat de DVZ in casu het tweede deel van art. 9ter §1, eerste lid niet motiveerde, oordeelt de RvV dat de formele motiveringsplicht is geschonden.
    • RvV arrest nr. 83.956 overweegt nog dat DVZ er misschien van uitgaat dat het tweede deel niet van toepassing kan zijn als het eerste deel al niet van toepassing is. Maar die beoordeling is niet terug te vinden in de motieven van de beslissing, en komt niet toe aan de RvV.
    • Verder benadrukt de RvV de parlementaire voorbereiding waaruit blijkt dat DVZ bij het beoordelen van de ontvankelijkheid ook moet rekening houden met de geschiktheid van de persoon om zich te verplaatsen.
  • De RvV stelt dat de motivering van een DVZ-beslissing de aanvrager minimaal moet toelaten te begrijpen waarom deze beslissing genomen werd zodat hij met kennis van zaken zijn rechtsmiddelen kan aanwenden. Deze vereiste impliceert dat wanneer geponeerd wordt dat een vreemdeling niet voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld in een wetsbepaling die twee situaties voorziet, er duidelijk uiteengezet dient te worden waarom geen van beide situaties van toepassing is. Anders is de motivering niet pertinent en draagkrachtig.

>> Lees meer over de medische ontvankelijkheidsvoorwaarden voor 9ter in onze nieuwsbrieven nr.5-2012 en nr.6-2012

 

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

5. Doelgroep transfer naar terugkeerplaats (afgewezen asielzoekers in opvang) gewijzigd en in werking sinds 1 september

Op vrijdag 30 augustus 2012 heeft Fedasil bij wijze van addendum laten weten dat er twee belangrijke zaken wijzigen aan de instructie van 13/7/2012 met betrekking tot het terugkeertraject.

  • De groep van personen die wordt vrijgesteld van een transfer naar een terugkeerplaats wordt uitgebreid met een aantal “medische contra-indicaties”. Deze transfers zijn mogelijk vanaf 1 september 2012.
  • Fedasil wijzigde ook de procedure voor informatie-overdracht over de bewoners die een codewijziging terugkeerplaats kregen.

Uitbreiding vrijstelling van transfer naar terugkeerplaats 

In de instructie van 13/7/2012 werden "gehospitaliseerde bewoners en hun familieleden" vrijgesteld van transfer naar een terugkeerplaats. Dat wordt nu uitgebreid tot een aantal andere "bewoners met een medische contra-indicatie en hun familieleden." Deze categorie omvat de patiënten waarbij een van de volgende medische contra-indicaties voor een transfer naar een terugkeerplaats vastgesteld werd door de behandelende arts of de arts van de opvangstructuur:

  1. Hospitalisatie
  2. Behandeling hemodialyse
  3. Behandeling peritoneale dialyse
  4. Bedlegerigheid
  5. Rolstoelpatiënt
  6. Behandeling tegen tuberculose
  7. Behandeling chemotherapie of radiotherapie (tot 1 maand na het einde van de behandeling)
  8. Zwangerschap vanaf 3 maanden voor de uitgerekende bevallingsdatum tot 1 maand na de bevallingsdatum

Personen die hieronder vallen, moeten dus niet verhuizen naar een terugkeerplaats. Als zij een code 207 terugkeerplaats krijgen, moet de opvangstructuur waar deze persoon verblijft Fedasil zo snel mogelijk op de hoogte brengen.

 

Wijziging procedure voor informatie-overdracht

De sociaal assistent van de opvangstructuur draagt informatie over aan die van de terugkeerplaats. Het medische luik van de in te vullen formulieren moet nu rechtstreeks naar de medische dienst van het centrum gestuurd worden. Het trajectplan bevat nu de nodige e-mailadressen.

 

Bronnen:

  • Addendum 30/8/2012 aan instructie 13/7/2012 
  • Terugkeertrajectplan - Bijlage B van instructie 13/7/2012 (aanpassing 30/8/2012)  
  • Schema terugkeertraject 
  • Lees meer over het terugkeertraject 
Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

 

6. Behandeling van Syrische asielaanvragen ten volle hervat

In een persbericht van 5 september 2012 heeft het CGVS aangegeven de behandeling van asielaanvragen uit Syrië volledig te hervatten. Alle aanvragen zullen vanaf de week van 10 september behandeld worden.

In het licht van de ontwikkelingen van het conflict in Syrië zal het CGVS in het merendeel van de gevallen de vluchtelingenstatus of de subsidiaire beschermingsstatus toekennen. Dit ligt in lijn met het beleid in de meeste andere Europese lidstaten.

In augustus werd al 18 maal het statuut subsidiaire bescherming toegekend.

 

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

 

7. Adviezen CGVS over lijst veilige landen van herkomst

Sinds 1 juni 2012 krijgen asielzoekers uit 'veilige landen van herkomst' een korte asielprocedure, extra bewijslast, en een beperkte beoordeling van hun asielaanvraag (>>zie nieuwsbrief nr 5). Aan de lijst van veilige landen liggen adviezen van het CGVS ten gronde. Deze adviezen zijn nu openbaar. Ze bevatten interessant materiaal voor beroepen.

De adviezen geven een zicht op de beoordeling van de situaties in de 7 veilige landen en bieden zo een handvat voor (het aanvechten van) de beslissingen van ‘niet in overwegingname’ van het CGVS.

De openbaarmaking van deze adviezen werd afgedwongen door La Ligue des Droits de l’Homme. Met een beroep op de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur heeft LDH de adviezen bij het Kabinet van Staatssecretaris De Block opgevraagd. De Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten heeft dit verzoek gehonoreerd.

 

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

 

8. Opschorting vernieuwing verblijfskaarten bij verblijf in ziekenhuis of gevangenis

Het KB van 19/7/2012 tot wijziging van het Verblijfsbesluit van 8/10/1981 stelt vreemdelingen in bepaalde situaties tijdelijk vrij om hun verblijfsdocumenten te vernieuwen.

In de regel dienen vreemdelingen tussen de vijfenveertigste en dertigste dag voor de vervaldatum van hun verblijfsdocument de vernieuwing ervan aan te vragen. Het KB schort deze verplichting op voor een aantal categorieën, nl.:

  • Personen die voor behandeling zijn opgenomen in een ziekenhuis of verpleeginstelling of
  • Personen die zijn opgesloten in een strafinrichting of een inrichting ter bescherming van de maatschappij.

Wanneer zij het ziekenhuis of de strafinrichting verlaten, kunnen zij - op voorlegging van het bewijs van hun opname/vasthouding - alsnog de vernieuwing van hun verblijfskaart bekomen. 

Bron: KB van 19/7/12 tot wijziging van het Verblijfsbesluit van 8 oktober 1981  

 
Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

9. Invoering biometrische verblijfskaarten

Het KB van 19/7/2012 voert biometrische verblijfskaarten voor derdelanders in. Deze verblijfskaarten bieden de mogelijkheid om een aantal biometrische gegevens op te nemen in een chip zoals een foto en vingerafdrukken.

De in omloop zijnde verblijfsdocumenten voor derdelanders zullen bij een aanvraag tot vernieuwing worden vervangen door deze nieuwe biometrische verblijfskaarten. Verblijfsdocumenten, afgeleverd vóór de inwerkingtreding van dit KB, blijven geldig zolang hun geldigheidsduur niet verstreken is.

 

Bronnen:

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

10. Terugkeervisum geeft toegang tot andere lidstaten met oog op doorreis

Ook al worden de voorwaarden voor de afgifte van een terugkeervisum (visum type D) bepaald door de nationale wetgeving van de lidstaten, toch heeft een vreemdeling die in het bezit is van een terugkeervisum recht van toegang tot de andere lidstaten met het oog op doorreis zodat hij het grondgebied kan bereiken van de lidstaat die zijn terugkeervisum heeft verstrekt. Dit zelfs al voldoet de betrokkene niet aan alle voorwaarden voor terugkeer naar de Schengenzone (art 5, lid 4, a) SGC).

Het Hof van Justitie arrest nr. C-606/10 van 14/6/2012 verduidelijkt dat een terugkeervisum een “machtiging van een lidstaat aan een derdelandsonderdaan is die niet over een verblijfsvergunning, een visum of een visum met territoriaal beperkte geldigheid in de zin van de visumcode beschikt en die hem in staat stelt deze lidstaat voor een bepaald doel te verlaten en vervolgens weer naar die lidstaat terug te keren”.

 

Het terugkeervisum moet de derdelander toegang verlenen met het oog op doorreis tot het grondgebied van de overige lidstaten zodat hij het grondgebied kan bereiken van de lidstaat die hem een dergelijk terugkeervisum heeft verstrekt. Voor de houders van een terugkeervisum mag de toegang via de buitengrenzen van de Schengenruimte dus niet worden beperkt tot de punten van binnenkomst op het nationale grondgebied van de lidstaat die een dergelijk visum heeft verstrekt.

 

BronHvJ 14 juni 2012, C-606/10 

 

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

  

11. Geen integratietegemoetkoming voor ouder (van Belgische kinderen) met elektronische A kaart

Een vreemdeling die gemachtigd is tot een tijdelijk verblijf (elektronische A kaart) én 2 Belgische kinderen heeft, heeft geen recht op de federale integratietegemoetkoming voor personen met een handicap, maar wel op gepaste maatschappelijke dienstverlening van het OCMW. Dat bevestigt het Grondwettelijk Hof in arrest 108/2012.

De Belgische wetgeving eist dat vreemdelingen ofwel ingeschreven zijn in het bevolkingsregister, ofwel voldoen aan andere verblijfscriteria om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming voor personen met een handicap.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelde in de zaak Koua Poirrez/Frankrijk dat wie een voldoende betekenisvolle of sterke band heeft met het land waar hij wettig verblijft, recht heeft op een sociale bijstandprestatie omwille van zijn handicap, zoals die voorzien is in Frankrijk.

De Belgische wetgeving moet ook voldoen aan het EVRM. Daarom stelt zich in België de vraag of vreemdelingen die niet in het bevolkingsregister staan in bepaalde situaties toch aan het criterium van het EHRM voldoen (d.w.z. een betekenisvolle band met België aantonen) om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming voor personen met een handicap.

In het arrest 108/2012 vroeg een Congolese vrouw die met een machtiging voor beperkte duur in het vreemdelingenregister ingeschreven is en 2 Belgische kinderen heeft, een tegemoetkoming voor personen met een handicap. Ze verwees in haar prejudiciële vraag naar haar band met België.

Volgens het Grondwettelijk Hof is deze band echter niet sterk genoeg om de niet-inschrijving in het Bevolkingsregister te compenseren:

  • Het is immers niet duidelijk dat iemand met een machtiging tot tijdelijk verblijf in België de bedoeling heeft om er te blijven, of dat ze gemachtigd zal worden om onbeperkt in België te blijven.
  • Verder verwijst het Grondwettelijk Hof naar arrest 3/2012 van 11 januari 2012 waarin men ook geen tegemoetkoming voor personen met een handicap toekent aan iemand die gemachtigd is voor onbeperkte duur (elektronische B kaart).
  • Het feit dat deze vrouw 2 Belgische kinderen had, werd niet verder besproken in dit arrest.
  • In beide arresten wordt verwezen naar het feit dat de betrokkene aanspraak kan maken op maatschappelijke dienstverlening waarbij rekening gehouden wordt met de handicap. En met de aanwezigheid van de 2 minderjarige kinderen in het geval van deze Congolese vrouw.

Bron: Grondwettelijk Hof arrest nr. 108/2012 van 9 augustus 2012 

 

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

12. Oud model medisch attest artikel 9ter volstaat volgens Raad van State

De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen oordeelde in arrest 77.486 dat het oud model van medisch attest (met andere hoofding maar identieke inhoud dan het nieuw model sinds 29/1/2011) volstaat voor een 9ter aanvraag. De DVZ was tegen deze beslissing in cassatieberoep gegaan, maar wordt hier niet in gevolgd door de Raad van State. RvS arrest nr. 8495 van 16/5/2012 verklaart het beroep van DVZ niet toelaatbaar en bevestigt de overwegingen van de RvV.

Vanaf 29/1/2011 werd een nieuw model van medisch attest verplicht voor het indienen van een 9ter aanvraag. Als een 9ter aanvraag sinds die datum nog het oude model van medisch attest gebruikte (= model dat op de DVZ-website stond, voor de invoering van het KB van 24 januari 2011), verklaarde de DVZ de 9ter aanvraag onontvankelijk.

De RvV vernietigde steeds deze onontvankelijkheidsbeslissingen van DVZ. De inhoud van dit oud model en het nieuwe model van standaard medisch attest is immers identiek, met uitzondering van de hoofding. De RvV sprak over overdreven formalisme vanwege de DVZ. De RvV vindt dat de DVZ zich niet mag baseren op een prima facie onderzoek op basis van de hoofding, zonder naar de inhoud van het medisch attest te kijken.

DVZ aanvaardde deze vaste rechtspraak van de RvV echter niet, en ging in cassatieberoep bij de Raad van State. De Raad van State verklaart dit beroep niet toelaatbaar en bevestigt de overwegingen van de RvV.

Opmerking Kruispunt M-I: Dit RvS arrest gaat duidelijk enkel over het oud model van medisch attest dat vroeger op de DVZ-website stond. Wanneer dit model of het nieuwe model van standaard medisch attest niet wordt voorgelegd, (en bv. alleen een ‘gewoon’ medisch attest dat niet voldoet aan de inhoud van het model), dan mag DVZ de 9ter aanvraag wel onontvankelijk verklaren.

Bronnen:

 

  • Raad van State arrest nr. 8495, van 16 mei 2012 
  • RvV arrest nr. 77.486 
Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

13. Raad van State vernietigt erkenning vluchteling door RvV

In een beslissing van 18 april 2011 (nr. 59.890) kende de RvV een Congolese asielzoekster uit Noord Kivu het vluchtelingenstatuut toe. De RvV oordeelde dat verzoekster het voordeel van de twijfel gegeven diende te worden.

Tegen deze beslissing ging het CGVS in beroep bij de Raad van State.

Het CGVS oordeelde dat de nationaliteit en de regio van afkomst van de asielzoekster niet vast was komen te staan en dat de RvV dit gegeven niet voldoende had meegewogen in de beslissing om de asielzoekster te erkennen als vluchteling. De RvS oordeelt dat uit de beslissing van de RvV inderdaad niet naar voren komt waarom zij tot de conclusie komt dat de nationaliteit en de regio van de afkomst van de asielzoekster vast zou staan. De RvS vernietigt de beslissing van de RvV en stuurt de beslissing terug.

 

Bron: RvS arrest nr. 219.313 van 10/5/2012, vernietigt RvV arrest nr. 59.890

 

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

 

14. Nieuwe werkwijze BCHV voor bijstand in asieldossiers

Het Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen heeft zijn werkmethode voor juridische bijstand en analyse van de asielprocedure vernieuwd. BCHV werkt nu met prioriteiten en met een nieuwe vragenlijst.

 

De volgende lijst van profielen behandelt BCHV prioritair:

  • Dublinprocedures (naar EU-staten waar voor asielzoekers duidelijk een onmenselijke behandeling dreigt, een potentiële schending van artikel 3 EVRM);
  • Afghanistan: minderheden en personen die via Pakistan of Iran zijn gekomen
  • China: Tibetanen die via Indië zijn gekomen
  • Guinee: gevallen van vrouwenbesnijdenis (FGM)
  • Rusland: Tsjetsjenen met een hoog risicoprofiel
  • Irak: religieuze minderheden en Koerdische vrouwen
  • Syrië
  • Sri Lanka: Tamils die verdacht worden van banden met de Tamiltijgers (LTTE)
  • Pakistan: religieuze minderheden
  • Palestijnen
  • niet-begeleide minderjarigen (NBMV)
  • kindsoldaten
  • personen die reeds een beschermingsstatuut (vluchteling of subsidiaire bescherming) hebben in een ander land of met familieleden die dat hebben
  • kwetsbare profielen: alleenstaande vrouwen, ernstige trauma’s, bejaarden
  • uitsluiting of intrekking van het beschermingstatuut
  • staatloze asielzoekers
  • vervolgingsvrees omwille van seksuele voorkeur (LGBTI), die op zich niet betwist wordt

In andere dossiers kan BCHV eventueel ook nog tussenkomen, als de aanvrager dat specifiek motiveert en eerst telefonisch contact neemt.

>> Meer info over de werkmethode van BCHV 

 

Bericht van Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen

 

15. BCHV analyse over nieuwe gegevens asielaanvraag voor RvV in volle rechtsmacht

Het Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen publiceerde een nieuwe analyse (juni 2012) op haar website: Nieuwe gegevens voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen in volle rechtsmacht - In lijn met het Europees recht? 

 

Bericht van Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen