- Ook na repatriëring kan vreemdeling nog actueel belang hebben bij vernietiging BGV
- CGVS past beschermingsbeleid voor Guinee op grond van besnijdenis aan
- Dienst voogdij neemt geen taskara’s van Afghaanse minderjarige asielzoekers in overweging
- Vrees voor vervolging op basis van godsdienstvrijheid
- Geen schending artikel 3 EVRM bij Dublin overdracht naar Hongarije
- Nieuwe UNHCR richtlijnen over Hongarije
- Nationaliteitsvoorwaarde voor wachtuitkering kan buiten toepassing worden gelaten wegens gebrek aan zwaarwichtige redenen voor onderscheid
- Onverwijderbare heeft recht op maatschappelijke dienstverlening
- Ook ziekteverzekering voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen die door Fedasil worden opgevangen
1. Ook na repatriëring kan vreemdeling nog actueel belang hebben bij vernietiging BGV
De Raad van State stelde in arrest nr. 216.837 van 13/12/2011 dat een vreemdeling ook na de uitvoering van een bevel om het grondgebied te verlaten (bv. na een repatriëring) nog een belang kan hebben bij een gerechtelijk beroep tot vernietiging van dat BGV (bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen). Dat is zeker zo wanneer de vreemdeling een schending van een internationale norm met directe werking inroept.
De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen paste daarop in arrest nr. 86.352 zijn oude rechtspraak aan, zij het met nogal dubbelzinnig te begrijpen overwegingen. Om een actueel belang te hebben, moet betrokkene voor de RvV alleszins een schending van internationale verplichtingen inroepen, en tijdens de RvV procedure volharden in zijn belang.
Voorgeschiedenis
In het arrest gaat het over een Turkse vrouw die een toelating tot verblijf vraagt. Zij is in 2008 getrouwd en op basis van dit huwelijk vraagt zij gezinshereniging aan. Haar aanvraag wordt op 5 januari 2009 onontvankelijk verklaard. In augustus 2010 wordt zij aangetroffen in illegaal verblijf en krijgt zij een BGV met beslissing tot terugleiding naar de grens. Tegen het BGV stelt zij beroep in bij de RvV.
De verzoekende partij argumenteerde dat de bestreden beslissing artikel 8 EVRM schond. Bij repatriëring naar Turkije zou haar gezinsleven worden vernietigd en zou niet voldaan zijn aan artikel 8, tweede lid EVRM. De RvV besliste in het arrest nr. 51.240 van 18 november 2010 het volgende:
- De vrouw had geen actueel belang meer bij de vernietiging. Met de repatriëring werd het BGV immers uitgevoerd en is deze uit de rechtsorde verdwenen.
- Een ‘rechtmatige’ toepassing van de Vreemdelingenwet kan artikel 8 EVRM niet schenden.
Raad van State
Met arrest nr. 216.837 van 13 december 2011 volgde de Raad van State (RvS) de redenering van de RvV rechter van 18/11/2010 niet:
- Door de uitvoering van het BGV verdwijnt het belang van de uitgewezen persoon niet zo maar. Anders zou het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel een lege doos zijn. De RvV had moeten onderzoeken of de inmenging van de overheid in het gezinsleven van de Turkse vrouw geoorloofd was (art. 8 EVRM).
- Wanneer een schending van een verdragsbepaling met directe werking, zoals artikel 8 EVRM, wordt ingeroepen, moet de RvV nagaan of de toepassing van de Vreemdelingenwet wel echt ‘rechtmatig’ was.
Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
Na het arrest van de RvS velde de RvV het arrest nr. 86.352:
- Drie RvV rechters stellen opnieuw dat met de repatriëring het BGV volledige uitwerking krijgt en daardoor verdwijnt uit het rechtsverkeer. De verzoekende partij heeft in principe geen actueel belang meer.
- Daarop nuanceert de RvV deze stelling en ziet toch een belang wanneer de verzoekende partij een schending van hogere, internationale rechtsnorm inroept. Dit vloeit voort uit de internationale verplichtingen van België.
Bemerking Kruispunt M-I
- Het uitgangspunt van de RvV lijkt enerzijds te zijn dat er geen actueel belang meer bestaat bij de vernietiging van een BGV na een repatriëring. Het BGV heeft volledige uitvoering gekregen en verdwijnt uit het rechtsverkeer. De verwerende partij roept een exceptie van onontvankelijkheid in wegens gebrek aan belang. De Raad vindt deze exceptie ‘in de aangegeven mate’ gegrond.
- Anderzijds heeft de verzoekende partij er toch belang bij dat België zijn internationale verplichtingen nakomt. Als de verzoeker dus schending van internationale verplichtingen inroept, heeft hij wel een belang bij de vernietiging van het uitgevoerde BGV.
- Vast staat dat men voor de RvV in dergelijke zaak moet volharden in zijn belang. Anders lijkt de RvV geneigd om het beroep te verwerpen wegens gebrek aan belang. Artikel 8 EVRM is niet van openbare orde en dus kan de RvV dit middel ook niet ambtshalve opwerpen.
- Het uitgangspunt van de RvV lijkt op gespannen voet te staan met het arrest nr. 216.837 van de RvS. Verder kan men zich de vraag stellen of een BGV wel volledig uit het rechtsverkeer verdwijnt wanneer het is uitgevoerd met een repatriëring. Net zoals een (gerechtelijk) vernietigde beslissing uit het rechtsverkeer verdwijnt, verdwijnt ook een (administratief) uitgevoerde beslissing uit de rechtsorde … ? Wat dan met een eventuele schadevergoeding wanneer die beslissing onrechtmatig was?
Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw
2. CGVS past beschermingsbeleid voor Guinee op grond van besnijdenis aan
Het CGVS heeft vorig jaar, samen met de Franse organisatie OFPRA en de Dienst Migratie van de Zwitserse Bondsstaat, een gezamenlijke missie ondernomen naar Guinee. In maart 2012 werd een rapport over de bevindingen opgesteld. Het betreft informatie over vrouwenbesnijdenis en gedwongen huwelijken.
Momenteel neemt het CGVS negatieve asielbeslissingen op basis van dit missierapport. Zo komen enkele categorieën die vroeger bescherming kregen nu niet meer in aanmerking voor bescherming.
Opmerking VwV:
Er zijn echter tal van alternatieve bronnen beschikbaar waaruit andere informatie kan afgeleid worden. De vzw Intact heeft enkele bronnen en landeninformatie op hun website geplaatst.
>>Bekijk ook de bronnen van vzw Intact: deze kunnen gebruikt worden in het kader van eventuele beroepen tegen de negatieve beslissingen van het CGVS. De info is enkel beschikbaar in het Frans.
Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen
3. Dienst voogdij neemt geen taskara’s van Afghaanse minderjarige asielzoekers in overweging
Met ingang van 1 november 2012 neemt de dienst Voogdij taskara’s (Afghaanse identiteitsdocumenten) niet meer in overweging voor de bepaling van de leeftijd van de niet-begeleide minderjarige. De dienst Voogdij vindt dat de betrouwbaarheid van gegevens vermeld in de taskara als twijfelachtig kan worden omschreven, en dat de controle hiervan vrijwel onmogelijk is.
Opmerking VwV:
Dit lijkt in strijd te zijn met het arrest Singh vs België waarbij werd bepaald dat bij documenten die neergelegd worden in kader van een asielprocedure moet nagegaan worden of ze verifieerbaar zijn. De motivering van de dienst voogdij lijkt hierin te summier.
Wanneer de dienst voogdij weigert om dit document nog in overweging te nemen, dan kan de advocaat het arrest Singh inroepen in zijn beroep.
Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen
4. Vrees voor vervolging op basis van godsdienstvrijheid
Het Hof van Justitie sprak zich in arrest Y (C-71/11) en Z (C-99/11) van 5 september 2012 uit over de Kwalificatie richtlijn.
Het Duitse Bundesverwaltungsgericht voor asielaangelegenheden stelde een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie omtrent de draagwijdte van artikel 9 lid 1a (daden van vervolging) en 10 lid 1b (gronden van vervolging, in casu vrees gestoeld op godsdienstige elementen) van de Kwalificatie Richtlijn. In de zaak ging het om Pakistaanse asielzoekers van de ahmadi moslim gemeenschap.
Het Hof van Justitie stelt:
- Niet elke aantasting van het recht op godsdienstvrijheid is een daad van vervolging.
- De bevoegde autoriteiten moeten onderzoeken of een asielzoeker, om redenen van het uitoefenen van die vrijheid in het land van herkomst, een werkelijk gevaar loopt op vervolging.
- De vrees voor vervolging is gegrond van zodra de bevoegde autoriteiten van oordeel zijn dat asielzoeker bij terugkeer naar het land van herkomst godsdienstige handelingen zal verrichten die hem blootstellen aan een werkelijk gevaar van vervolging.
- De autoriteiten mogen niet verwachten van de asielzoeker dat hij van zijn godsdienstige handelingen afziet, bv. om de vrees op vervolging te ontlopen.
Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen
5. Geen schending artikel 3 EVRM bij Dublin overdracht naar Hongarije
In een nieuwsbrief nr.9-2012 meldden we dat de overdracht van een asielzoeker naar Hongarije in het kader van de Dublin Verordening werd geschorst. Door de tekortkomingen in de (Hongaarse) asielprocedure en detentie dreigde verzoeker namelijk het voorwerp te worden van een onmenselijke behandeling (schending artikel 3 EVRM).
De Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (arrest nr. 84.290) heeft zich inmiddels uitgesproken over het annulatieberoep en concludeert dat er geen schending van artikel 3 EVRM is bij een overdracht naar Hongarije. De rechter steunt zich hierbij op de stukken die de verwerende partij (de Dienst Vreemdelingenzaken) voorgelegd had. Daaruit bleek ondermeer:
- Uit informatie van de Oostenrijkse en Hongaarse autoriteiten blijkt dat er geen sprake was van een kettingdeportatie vanuit Hongarije naar Servië en Macedonië.
- De asielprocedure in Hongarije is toegankelijk. Er zijn wel soms problemen voor asielzoekers die in het kader van Dublin Verordening worden teruggestuurd. Maar er zijn geen aanwijzingen dat verzoeker ooit een asielaanvraag indiende in Hongarije. Dat houdt in dat zijn aanvraag niet als herhaalde aanvraag wordt beschouwd en hij dus geen nieuwe elementen dient voor te leggen.
- Asielzoekers krijgen i.k.v. Dublin vaak dadelijk een uitwijzingsbevel en worden van hun vrijheid beroofd. Maar uit de neergelegde stukken blijkt dat het uitwijzingsbevel slechts vereist is als basis om een vrijheidsberovende maatregel te nemen en dat de tenuitvoerlegging van het uitwijzingsbevel geschorst wordt.
- Asielzoekers die niet van hun vrijheid beroofd worden, kunnen terecht in verschillende open opvangcentra. De kwaliteit in deze structuren blijkt niet ondermaats te zijn.
- Uit de informatie van Hungarian Helsinki Commitee blijkt niet dat hij in Hongarije niet gerechtigd zou zijn op de kosteloze bijstand van een advocaat.
De RvV beslist daarom dat de schending van artikel 3 en 13 EVRM niet aangetoond is en dat de schorsing wordt opgeheven.
Bron: RvV nr. 84.290 van 6 juli 2012
Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen
6. Nieuwe UNHCR richtlijnen over Hongarije
In oktober 2012 heeft UNHCR nieuwe richtlijnen uitgegeven over overdracht van de asielzoekers naar Servië. De asielverzoeken van deze asielzoekers die via Servië naar Hongarije zijn gekomen, worden in Hongarije niet behandeld. Dit omdat Hongarije er van uit gaat dat Servië een veilig derde land (safe third country) is.
Het UNHCR heeft vastgesteld dat in sommige gevallen deze asielzoekers verder uitgewezen worden naar een ander land. Dit zonder na te gaan of in dat land een eerlijke en effectieve asielprocedure voorhanden is voor deze asielzoeker. Een dergelijke werkwijze is in strijd met non refoulement beginsel.
Bron: Note on Dublin Transfers to Hungary of people who have transited through Serbia.
Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen
7. Nationaliteitsvoorwaarde voor wachtuitkering kan buiten toepassing worden gelaten wegens gebrek aan zwaarwichtige redenen voor onderscheid
De Arbeidsrechtbank van Gent heeft op 5 september 2012 besloten de voorwaarde uit artikel 43, §1, derde lid van het Werkloosheidsbesluit, dat bepaalt dat om recht te hebben op een wachtuitkering als vreemdeling men onderdaan moet zijn van een land waarmee België een internationale of bilaterale overeenkomst heeft gesloten, buiten toepassing te laten.
De Rechtbank steunt dit oordeel op het arrest Gaygusuz t. Oostenrijk van 16 september 1996 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM):
- Het EHRM oordeelt dat een verschil in behandeling op basis van nationaliteit in het domein van de sociale zekerheid slechts door zwaarwichtige redenen gerechtvaardigd kan worden. Indien geen zwaarwichtige redenen voorhanden zijn is het verschil in behandeling niet verenigbaar met het EVRM.
- Het ontbreken van een internationale of bilaterale overeenkomst kan, zo blijkt uit het arrest Gaygusuz, worden gekwalificeerd als een onvoldoende zwaarwichtige reden om een verschil in behandeling te rechtvaardigen.
Het Grondwettelijk Hof sprak zich in het arrest nr. 59/2009 van 25 maart 2009 ook al uit over artikel 43, §1, derde lid Werkloosheidsbesluit:
- In abstracto schendt dit artikel het non-discriminatiebeginsel niet. Het onderscheid in behandeling tussen Belgen en vreemdelingen kan volgens het Hof worden gerechtvaardigd door voldoende zwaarwichtige redenen. Deze bepaling is immers ontstaan met het oog op de beperking en bestrijding van illegale migratie en de bescherming van de arbeidsmarkt.
- Toch acht het Hof het mogelijk dat in specifieke, concrete gevallen geen zwaarwichtige redenen voorhanden zijn om het verschil in behandeling op basis van nationaliteit te rechtvaardigen.
De Arbeidsrechtbank Gent oordeelde in een concreet geval dat er geen zwaarwichtige feiten zijn die een discriminatie op basis van nationaliteit rechtvaardigen:
- In het concrete geval voor de Arbeidsrechtbank bestaat er geen internationale of bilaterale overeenkomst maar is wel voldaan aan de toelaatbaarheidsvoorwaarden uit artikel 36 van het Werkloosheidsbesluit, nl. het volgen van studies en het doorlopen van een wachttijd.
- Bovendien werd tijdens deze wachttijd arbeid verricht en werden sociale zekerheidsbijdragen betaald.
- Volgend op de rechtspraak van het EHRM en gezien het vervuld zijn van de andere voorwaarden voor een uitkering, acht de Arbeidsrechtbank het niet proportioneel, in dit geval, de vervulling te eisen van de voorwaarde van artikel 43, § 1, derde lid Werkloosheidsbesluit.
Bron: Arbeidsrechtbank Gent 5 september 2012, nr. 11/162/A
Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw
8. Onverwijderbare heeft recht op maatschappelijke dienstverlening
De arbeidsrechtbank in Brussel heeft geoordeeld dat een persoon die onverwijderbaar is om redenen buiten zijn wil om, recht heeft op maatschappelijke dienstverlening.
Verzoeker is een Somaliër die in de onmogelijkheid verkeert om terug te keren naar zijn land van herkomst, om administratieve redenen: wegens het ontbreken van reisdocumenten. Hij had geen legaal verblijfsrecht of -document. Artikel 57, §2 van de OCMW wet van 8 juli 1976 beperkt het recht op OCMW-steun voor vreemdelingen in illegaal verblijf tot het verlenen van dringende medische hulp.
Arbeidsrechtbank Brussel 16 september 2012 herhaalt de vaste rechtspraak van het Grondwettelijk Hof en het Hof van Cassatie:
- De ratio legis van artikel 57, §2 OCMW-Wet is om te vermijden dat vreemdelingen, ondanks een uitwijzingsbevel, niet vertrekken. Dit is evenwel niet van toepassing op vreemdelingen die het Belgische grondgebied niet kunnen verlaten om reden buiten hun wil om.
- Deze uitzondering is van strikte interpretatie. Enkel een absolute onmogelijkheid om het land te verlaten kan in aanmerking genomen worden om vast te stellen dat de vreemdeling zich niet in een illegale toestand bevindt in de zin van artikel 57, §2 van de OCMW-Wet.
Eiser bevindt zich in deze onmogelijkheid volgens de arbeidsrechtbank, en wordt bijgevolg gerechtigd op maatschappelijke dienstverlening:
- Hij heeft geen reisdocumenten voor Somalië,
- en heeft al het mogelijke gedaan om aan te tonen dat hij van Somalische afkomst is.
- Hij bevindt zich daarom in een toestand van overmacht.
Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen
9. Ook ziekteverzekering voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen die door Fedasil worden opgevangen
Niet-begeleide minderjarige vreemdelingen die door Fedasil of hun opvangpartner worden opgevangen, hebben recht op ziekteverzekering zover ze aan de voorwaarden van de ziekteverzekering voldoen. In de instructie van 30 oktober 2012 zegt Fedasil de tussenkomst van de ziekteverzekering voor deze doelgroep te respecteren.
- Voor de niet-begeleide-minderjarige vreemdelingen (NBMV) die opgevangen worden in een LOI verwijst de POD-Maatschappelijke Integratie – indien mogelijk - naar de ziekteverzekering vooraleer ze tussenkomt voor remgelden.
- Voor de NBMV die in een federaal opvangcentrum of collectieve opvangstructuur van het Rode Kruis/Croix-Rouge of andere partner zitten, werden de medische kosten sowieso opgenomen door het Agentschap (voor zover er een requisitorium is).
In de instructie van 30 oktober 2012 zegt Fedasil dat ze de het recht op interventie van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor NBMV respecteren. Dit om bovenstaand verschil met de NBMV in een LOI weg te werken.
De instructie vermeldt welke NBMV zich kunnen inschrijven bij een ziekenfonds en adviseert de voogden om hun pupil in te schrijven bij de Hulpkas voor Ziekte en Invaliditeitsverzekering.
Fedasil maakt een onderscheid of de medische zorg door de centrumarts (incl. arts waarmee de opvangstructuur een specifieke samenwerking heeft) wordt gegeven of dat deze zorg buiten het opvangcentrum wordt gegeven.
Bij medische zorg buiten het opvangcentrum zal Fedasil:
- Voor wie een requisitorium heeft wel tussenkomen in het remgeld (en de kosten die niet gedekt worden door de ziekteverzekering, maar wel voorzien zijn in de opvangwet?).
- Voor wie geen requisitorium heeft niet tussenkomen. De patiënt staat dan zelf in voor zijn kosten.
- Fedasil adviseert dat de NBMV zoveel als mogelijk zich wendt tot medische diensten die volgens het derdebetalerssyteem werken.
Lees meer:
>>Instructie Fedasil 30/10/2012 ziekteverzekering voor NBMV
>>Ziekteverzekering voor niet- begeleide minderjarige vreemdelingen