1. KB tewerkstelling buitenlandse werknemers gewijzigd 
  2. Wijziging Limosa-aangifte 
  3. Regularisatie lange procedure met schoolgaand kind verstrengd 
  4. Intern vluchtalternatief binnen Irak niet altijd in strijd met art. 3 EVRM volgens acht EHRM-arresten 
  5. Synthesememorie in annulatieprocedure RvV niet verplicht 
  6. Minderjarige kinderen in verzoekschrift als verzoekende partij 
  7. Beroep tegen weigering verblijf met BGV: middelen ontwikkelen tegen beide beslissingen 
  8. Nieuwe richtlijnen UNHCR over asielzoekers uit Afghanistan 
  9. Wettelijke regeling statuut NBEV nodig volgens GwH 
  10. MediPrima modeldocumenten van POD MI 
  11. Drie brieven over repatriëring gedurende asielberoep in Polen 
  12. BCHV lijst van prioritaire dossiers vernieuwd 

1. KB tewerkstelling buitenlandse werknemers gewijzigd

Het KB van 17 juli 2013 wijzigt het KB van 9 juni 1999 over de tewerkstelling van buitenlandse werknemers.  Doel van de wijzigingen is vooral het oplossen van enkele praktische problemen (voornamelijk sinds de nieuwe wet gezinshereniging van 2011) en het overeenstemmen met bestaande praktijken.

Hieronder lees je de belangrijkste wijzigingen:

 

Verblijfsdocument als basis en niet meer de familiale situatie

De vrijstelling van arbeidskaart voor familieleden van Unieburgers en Belgen wordt niet meer gebaseerd op de bestaande familieband (bijv. echtgenoot, bloedverwante in nederdalende lijn,…). Het gewest dat het recht op werken moet controleren, kan dit immers moeilijk nagaan in geval van bijvoorbeeld echtscheiding of wanneer men niet meer samenwoont met de partner. De controle van de familieband en het verblijfsrecht is een taak van de Dienst Vreemdelingenzaken. Voortaan wordt de vrijstelling van arbeidskaart gebaseerd op het verblijfsdocument dat het familielid bezit (attest van immatriculatie, F kaart, F+ kaart, bijlage 35, of bijlage 15 in afwachting van de afgifte van het verblijfsdocument of bij grensarbeid).

Een bijlage 19ter tijdens de procedure gezinshereniging is niet meer voldoende om vrijgesteld te zijn van arbeidskaart. De vrijstelling geldt pas als er ook een attest van immatriculatie afgeleverd is.

 

Vrijstelling voor vakantiewerk beperkt

De vrijstelling van arbeidskaart voor werk tijdens de schoolvakanties wordt beperkt: enkel de personen die op basis van studies een verblijfsrecht in België hebben gekregen, kunnen nog van de vrijstelling genieten. Het gaat dus over personen die op basis van hun studie een elektronische A kaart hebben gekregen. Voordien was iedereen die studeerde vrijgesteld van arbeidskaart voor werk tijdens de schoolvakanties.

Door deze beperking worden bijv. niet-begeleide minderjarigen die studeren uitgesloten van de vrijstelling.

Vrijstelling voor verplichte stages uitgebreid

De vrijstelling van arbeidskaart voor verplichte stages in België wordt uitgebreid: voordien gold deze vrijstelling enkel voor verplichte stages gekoppeld aan een studie in België, vanaf nu geldt dit ook voor verplichte stages gekoppeld aan studies in de Europese Economische Ruimte of in Zwitserland.

 

Bijlage 15 geeft ook rechten

De bijlage 15 die afgeleverd wordt in afwachting van een elektronisch verblijfsdocument geeft evengoed recht op de vrijstelling of op de arbeidskaart C als het verblijfsdocument zelf.

Overgangsmaatregelen nieuwe EU-onderdanen verduidelijkt

Zoals in de praktijk ook al het geval was, worden nieuwe EU-onderdanen (Roemenen, Bulgaren en Kroaten) vrijgesteld van arbeidskaart van zodra zij een E+ kaart of een F+ kaart bezitten.

 

Bron: KB 17/07/2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers 

 

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

2. Wijziging Limosa-aangifte

Elke in het buitenland gevestigde werknemer, zelfstandige of stagiair die tijdelijk in België een activiteit wil komen uitoefenen, moet dat volgens het Limosa-systeem verplicht melden bij de Belgische autoriteiten.

Op 1 juli 2013 traden een aantal wijzigingen in werking.

 

Wat is de Limosa-aangifte?

Vóór zij starten met werken moet er een melding gebeuren op www.limosa.be door de buitenlandse werkgever die een werknemer detacheert of door de buitenlandse zelfstandige of stagiair zelf. Er bestaan uitzonderingen op de meldingsplicht, voornamelijk gebaseerd op de korte duur en de aard van de tewerkstelling (bijv. voor sportlui, artiesten, diplomaten, sommige stagiairs,…). 

 

Vernieuwde aangifte: vereenvoudigd voor iedereen

De meldingsplicht voor zelfstandigen werd opgeschort door een arrest van het Europees Hof van Justitie van 19 december 2012. Het Hof meende dat de Limosa-melding voor zelfstandigen het vrij verkeer van diensten belemmerde omdat de Belgische overheid te veel gedetailleerde informatie opvroeg.

Het KB van 19 maart 2013 kwam tegemoet aan de voorwaarden die gesteld werden door het Europees Hof van Justitie, en voerde een verkorte melding in. Vanaf 1 juli 2013 geldt daardoor opnieuw een (vereenvoudigde) meldingsplicht voor zelfstandigen.

Ook als de detachering van een zelfstandige begon vóór 1 juli 2013, zal nog een melding moeten gebeuren.

Deze nieuwe, vereenvoudigde vorm geldt ook voor de melding van buitenlandse werknemers en stagiairs. 

 

Geen aparte vereenvoudigde melding meer

Het KB van 19 maart 2013 schaft de voordien reeds bestaande vereenvoudigde melding af omdat de melding in het algemeen en voor alle categorieën nu eenvoudiger is.

 

Eenmalige melding

De eenmalige melding voor 12 maanden blijft wel bestaan. Dit is nuttig voor werknemers of zelfstandigen die regelmatig in België (of één of meer andere lidstaten) activiteiten komen uitoefenen. Zij moeten dan niet elke keer apart een melding doen.

Bijvoorbeeld: een Franse zelfstandige consultant woont vlakbij de grens. Zijn cliënteel bevindt zich 30% in België en 70% in Frankrijk. Hij gaat tot 3 keer per week over de grens. Voor deze zelfstandig is het erg handig dat hij een eenmalige melding voor 12 maanden kan doen i.p.v. voor elke activiteit apart.

De interim- en de bouwsector zijn, door hun fraudegevoeligheid, uitgesloten van de eenmalige melding.

 

Annulatie

Vroeger moest een reeds gemelde activiteit ten laatste de eerste geplande dag van de activiteit geannuleerd worden. Vanaf 1 juli kan een annulatie zonder beperking in de tijd.

 

Bronnen:

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

3. Regularisatie lange procedure met schoolgaand kind verstrengd

De Dienst Vreemdelingenzaken gaf in een overlegvergadering op 3 juli 2013 nieuwe info over de beoordeling van regularisatie-aanvragen (artikel 9bis Verblijfswet). De administratieve praktijk van DVZ inzake regularisatie wegens lange asielprocedure en wegens lange opeenvolging van bepaalde procedures is verstrengd. Het Kruispunt M-I vindt dit in strijd met het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel.

 

Artikel 9bis Vw bevat geen inhoudelijke criteria voor het toekennen van een verblijfsmachtiging. Dat is een discretionaire bevoegdheid van de minister en de DVZ. Deze hebben echter openlijk verklaard dat zij de criteria van de instructie van 19 juli 2009 toepassen.

 

Verstrenging

Nu blijkt er toch een verstrenging te zijn inzake criteria 1.1 en 1.2 van de instructie (punt 1.1 van de instructie betreft een 4 of 3 jaar lange asielprocedure; punt 1.2 van de instructie betreft een 5 of 4 jaar lange opeenvolging van asielprocedure gevolgd door Raad van State en/of regularisatieprocedure):

  • Sinds eind 2012 past de DVZ past de verminderde termijn nog slechts toe voor aanvragers met schoolgaand(e) kind(eren) met een schoolplichtige leeftijd tussen 6 en 18 jaar;
  • De DVZ past deze verminderde termijn ook slechts toe als er een kind schoolgaand was gedurende minstens een jaar tijdens de procedure.
  • Verder neemt DVZ voor criterium 1.2 de duurtijd van een 9ter procedure niet in aanmerking.
  • DVZ bevestigt wel dat hij criteria 1.1 en 1.2 van de instructie van 19 juli 2009 nog steeds toepast in het kader van zijn discretionaire appreciatiebevoegdheid. 

DVZ heeft bovenstaande vier puntjes info uit de overlegvergadering van 3 juli 2013 goedgekeurd voor verspreiding door Kruispunt M-I en CIRE.

Enkel het eerste punt zou een verstrenging zijn sinds eind 2012. De twee andere punten zou DVZ altijd al zo hebben toegepast. Het laatste punt bevestigt (voor het overige) eerdere verklaringen.

 

Kritische opmerking van Kruispunt M-I

Deze administratieve praktijk van DVZ wijkt duidelijk af van punten 1.1 en 1.2 van de instructie van 19 juli 2009:

  • Volgens de instructie wordt de termijn verminderd als het kind regelmatig schoolliep in het kleuter, lager, secundair en/of hoger onderwijs: dit is duidelijk ruimer dan de schoolplichtige leeftijd van 6 tot 18 jaar.
  • Volgens de instructie komt het schoolgaan in aanmerking tijdens de duur van de asielprocedure en/of tijdens de periode van verblijf volgend op de asielprocedure: de instructie vereist niet dat het kind minstens een jaar schoolliep tijdens de procedure.

Het derde puntje info van DVZ wijkt strikt genomen niet af van de instructie. Er kan wel een kanttekening bij gemaakt worden:

  • De instructie vermeldt in punt 1.2 over de regularisatieprocedure weliswaar alleen de oude artikel 9 lid 3 en/of artikel 9bis procedure die ingediend was voor 18 maart 2008 en die op die datum nog hangende was. Maar het vademecum van 21 september 2009 dat de instructie verduidelijkt, vermeldt onder 1.2 gewoon "een regularisatieprocedure", en definieert dit in het typeformulier voor de regularisatie-aanvraag als een oude 9 lid 3 of 9bis, of 9ter aanvraag. De oude 9 lid 3 procedure gold zowel voor humanitaire als voor medische situaties; ze is op 1 juni 2007 gewijzigd in resp. een 9bis en een 9ter procedure. Daardoor werd de indruk gewekt dat voor criterium 1.2 ook de termijn van een 9ter procedure (ingediend voor 18 maart 2008 en toen nog hangende) zou meetellen. DVZ zegt nu dat dat niet gebeurt.

Rechtsmiddel als aanvraag lijkt te voldoen aan de instructie?

De instructie van 19 juli 2009 is op zichzelf geen bindende rechtsnorm. Formeel werd ze vernietigd door de Raad van State (RvS nr. 198.769 van 9 december 2009). Ze mag ook geen bindende voorwaarden aan de wet toevoegen (rechtspraak sinds RvS van 5 oktober 2011).

 

Maar de staatssecretaris en de DVZ hebben publiek meegedeeld (op hun websites op 11 december 2009, en in de Kamer op 17 december 2009) dat zij de criteria van deze instructie ten gronde zullen blijven toepassen in het kader van hun discretionaire bevoegdheid. Deze publieke mededelingen zijn mogelijk wel een bron van een rechtsmiddel tegen de weigering van een aanvraag die lijkt te voldoen aan de criteria van de instructie:

  • Het vertrouwensbeginsel (beginsel van behoorlijk bestuur dat de rechtszekerheid moet garanderen): 9bis aanvragers vertrouwen erop dat vaste gedrags- of beleidsregels die de overheid publiek bekendmaakt ook in hun individuele geval worden toegepast; dit is gerechtvaardigd aangezien het over precieze beloften gaat over een discretionaire bevoegdheid van deze overheid (weliswaar is de instructie geen bindende wettelijke voorwaarde en moet het bestuur elke aanvraag op zijn merites beoordelen); de burger mag verwachten dat beleidsregels niet onverhoeds worden gewijzigd; die verwachting blijkt ook de 9bis aanvraag zelf.
  • De motiveringsplicht (bij administratieve beslissingen): de DVZ moet de determinerende motieven geven waarom een aanvraag niet voldoet; deze uitleg mag niet kennelijk onredelijk zijn, mag niet neerkomen op willekeur, en mag ook de discretionaire bevoegdheid niet beperken. De standaard motivering van DVZ dat de criteria van de instructie niet meer gelden wegens de RvS rechtspraak en dat ze niet 'kunnen' toegepast worden, is onwettelijk omdat dat een inperking zou zijn van de discretionaire bevoegdheid van DVZ en omdat dat de publieke verklaringen van het bestuur loochent.

Deze rechtsmiddelen zijn nog niet beoordeeld door de Raad van State. Ze worden onderbouwd en uitgewerkt in een rechtsleer-artikel dat binnenkort gepubliceerd wordt in Tijdschrift voor Vreemdelingenrecht 2013 nr. 3.

 

Bronnen: 

  • Overlegvergadering van DVZ met Kruispunt M-I en CIRE op 3 juli 2013: info goedgekeurd door DVZ voor verspreiding
  • E. Somers, "De beoordeling van regularisatie-aanvragen (artikel 9bis Vw) volgens criteria van de instructie van 19 juli 2009, na de Raad van State rechtspraak: rien ne va plus?", T.Vreemd. 2013 nr. 3.

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

4. Intern vluchtalternatief binnen Irak niet altijd in strijd met art. 3 EVRM volgens acht EHRM-arresten

In acht verschillende arresten van 27 juni 2013 heeft het EHRM zich uitgesproken over het risico op een schending van artikel 3 EVRM voor bepaalde categorieën Irakese asielzoekers. De arresten zijn interessant omdat het EHRM standpunt inneemt over de algemene situatie in Irak, specifieke minderheidsgroepen, de mogelijkheid tot interne bescherming en een vestigingsalternatief. Ook interessant is de hoeveelheid landeninformatie waarop het EHRM nadrukkelijk beroep doet.

 

Feiten

In alle acht zaken gaat het om repatriëring van afgewezen asielzoekers naar Irak. De asielzoekers komen uit Bagdad, Mosul en Kirkuk. Twee asielzoekers claimden  dat bij een eventuele terugkeer naar Irak zij het risico lopen slachtoffer te worden van eerwraak als gevolg van relaties met vrouwen van wie de familie dit niet goedkeurde. In de andere zes zaken claimden de asielzoekers dat zij risico lopen op vervolging omdat zij Christenen zijn, een minderheid in Irak.

 

Overwegingen van het EHRM

  • Het EHRM meent dat er op dit moment geen sprake is van een situatie in Irak waar er voor een ieder die zou terugkeren een risico op schending van artikel 3 EVRM bestaat. In een arrest van 2009 (F.H tegen Zweden, nr. 32621 van 20 januari 2009) nam het EHRM een zelfde standpunt in. Nu uit de bekende landeninformatie blijkt dat de situatie in Irak zeer langzaam is aan het verbeteren, ziet het EHRM geen reden om haar standpunt uit 2009 te herzien.
  • Het EHRM neemt over het algemeen aan dat er geen bescherming kan worden geboden door de Irakese autoriteiten.
  • Het EHRM neemt over het algemeen aan dat er sprake kan zijn van een vestigingsalternatief elders in Irak in het geval van een mogelijke schending van artikel 3 EVRM.

Beslissing

  • Het Hof vindt in het bijzonder dat, bij een verwijdering naar Irak, de verzoekers geen risico zouden lopen als gevolg van de algehele situatie in het land aangezien die langzaam aan het verbeteren is.
  • Ook al is er bewijs dat aantoont dat de persoonlijke omstandigheden van de verzoekers (D.N.M. en S.A.) en het feit dat ze tot een kwetsbare minderheid behoren (andere zes verzoekers) mogelijk een risico oplevert voor hun leven en/of op een onmenselijke of onterende behandeling bij een verwijdering, dan nog kunnen zij zich vestigen in een ander deel van Irak zoals Koerdistan in het noorden van Irak (zes die Irakese Christenen zijn) of in het zuiden van Irak.

Bron: EHRM arresten A.G.A.M.D.N.M.M.K.N.M.Y.H. and others, N.A.N.S., N.B.M., N.M.Y. and others, S.A. vs Sweden van 27 juni 2013

 

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

 

5. Synthesememorie in annulatieprocedure RvV niet verplicht

Je moet als advocaat binnen de acht dagen na kennisgeving van een annulatieberoep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) laten weten of je al of niet een synthesememorie indient. Je bent niet verplicht er een in te dienen. Dit is dus anders dan bij de Raad van State. Maar als je bij de RvV aangeeft dat je een synthesememorie zal indienen, moet ze voldoende 'samenvattend' zijn.

Hou er rekening mee dat als je een synthesememorie indient, de RvV alleen rekening houdt met de middelen die in de memorie staan. Een letterlijke kopie van de middelen uit het verzoekschrift is niet voldoende. De memorie moet de middelen samenvatten.

 

Voor de wetswijziging van januari 2013 stond niet letterlijk in de wet dat de synthesememorie een samenvatting van de middelen moet zijn. De RvV verwerpt beroepen als de synthesememorie een letterlijke kopie is van de middelen in het verzoekschrift en de middelen onvoldoende samenvat.

 

In zijn arrest nr. 107.150 van 24 juli 2013 grijpt de RvV naar de Van Dale groot woordenboek der Nederlandse taal om de betekenis van het woord "samenvatten" toe te lichten. De woorden "samenvatten" en "samenvatting" wijzen er in hun hedendaagse betekenis op dat de middelen in het kort moeten worden weergegeven of in het kort moeten worden herhaald.

 

Voor de wetswijziging vernietigde de Raad van State dergelijke RvV-arresten omdat er in het toenmalige artikel 39/81 Vw. geen sprake was van ‘samenvatting’. Nu lijkt een beroep bij de Raad van State minder kans op slagen te hebben. Er staat sinds januari 2013 immers wel letterlijk in artikel 39/81 Vw. dat de synthesememorie de middelen moet samenvatten.

Bronnen

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

6. Minderjarige kinderen in verzoekschrift als verzoekende partij

Als je als advocaat een beroep instelt tegen een beslissing die raakt aan een gezin met minderjarige kinderen, bijv. een medische verblijfsaanvraag op basis van artikel 9ter van de Verblijfswet, is het belangrijk om de kinderen te vermelden als verzoekende partij.

 

Je moet in het verzoekschrift als verzoekers opgeven: de ouders (naam van de ouders) 'handelend in eigen naam en als wettelijke vertegenwoordiger van hun minderjarige kinderen' (naam van de kinderen).

 

Als je dit niet doet en enkel de ouders als verzoekende partij opgeeft, houdt de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen geen rekening houden met de middelen over de kinderen. De kinderen zijn dan immers geen partij.

Voorbeeld

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

7. Beroep tegen weigering verblijf met BGV: middelen ontwikkelen tegen beide beslissingen

Als je een weigering van een verblijfsaanvraag aanvecht voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) is het belangrijk om middelen te ontwikkelen niet alleen tegen de weigeringsbeslissing, maar ook apart tegen het bevel om het grondgebied te verlaten.

Als de RvV een weigeringsbeslissing onwettig vindt, volgt daaruit ook de onwettigheid van het bevel om het grondgebied (BGV) te verlaten. Het kan echter voorkomen dat de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) een wettige weigeringsbeslissing nam maar dat hij een BGV aflevert dat wel onwettig is.

De volgende situatie kan zich voordoen. De DVZ weigert een gezinsherenigingsaanvraag van een derdelander met een Belg en levert een bijlage 13septies af. Dit laatste is een BGV met een inreisverbod van 3 jaar en een vasthouding met het oog op verwijdering. Het kan zijn dat de RvV de weigeringsbeslissing niet vernietigt omdat hij geen onwettigheden vaststelt. Als je dan vergeet om de schending van de motiveringsplicht in te roepen tegen het BGV omdat de DVZ bijvoorbeeld niet heeft gemotiveerd waarom een inreisverbod voor de maximumtermijn van 3 jaar nodig was, zal de RvV de bijlage 13septies niet kunnen vernietigen bij gebrek aan middel.

 

Bij de vernietigingsberoep tegen een weigeringsbeslissing kan je het bevel om het grondgebied te verlaten in het zelfde verzoekschrift aanvechten. Je mag ook twee verschillende verzoekschriften indienen.

 

Bij een beroep in volle rechtmacht moet je de weigeringsbeslissing en het bevel elk in een afzonderlijk verzoekschrift aanvechten. Dat benadrukt de Raad voor Vreemdelingenbetwistigen in een aantal recente arresten.

Lees ook

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

8. Nieuwe richtlijnen UNHCR over asielzoekers uit Afghanistan

UNHCR heeft op 6 augustus 2013 nieuwe richtlijnen opgesteld over hoe asielaanvragen van Afghaanse asielzoekers te beoordelen. Dit document vervangt de eerder opgestelde richtlijnen over Afghanistan van 17 december 2010. Deze richtlijnen interpreteren het Vluchtelingenverdrag en dit op basis van een evaluatie van onder meer de sociale, politieke, humanitaire situatie in Afghanistan.

 

>>Lees de UNHCR Guidelines 2013 over Afghanistan

 

Hierna volgt een samenvatting:

 

Algemene veiligheidssituatie

Sedert december 2010 wordt de NATO troepenmacht ISAF afgebouwd en overgenomen door het Afghaanse ANSF dat instaat voor de veiligheid. ANSF wordt bijgestaan door het IMF (International military forces). Tegen eind 2014 zouden alle internationale troepenmachten uit  Afghanistan teruggetrokken zijn.

 

Burgerslachtoffers

Het aantal burgerslachtoffers is tussen 2007-2011 ieder jaar gestegen. Het totaal aantal slachtoffers lag voor 2012 4% lager dan in 2011. Maar, in de laatste jaarhelft van 2012 steeg het aantal slachtoffers ten aanzien van dezelfde periode in 2011. Dezelfde stijgende trend  (+ 23%) stelt zich ook in de eerste jaarhelft van 2013.

 

Veiligheidsincidenten

UNHCR vermeldt in de huidige richtlijnen geen opsomming van gebieden die in aanmerking kunnen komen voor subsidiaire bescherming. Wel stelt het dat er zich een daling voordeed van veiligheidsincidenten in 2012. Maar, dat voor de eerste jaarhelft van 2013 het aantal incidenten met 47% steeg ten aanzien van dezelfde periode in 2012. Er wordt ook voorspeld dat 2013 het gewelddadigste jaar wordt na 2011.

De provincies met het hoogst aantal incidenten in 2012 waren Helmand, Kandaha en Uruzgan (in het zuiden), Ghazni, Paktika en Khost (in het zuidoosten), Nangarhar en Kunar (in het oosten), Herat en Farah (in het westen), Kabul en Wardak (centraal).

Ondanks de daling van het aantal incidenten in 2012 kennen de provincies Kandahar, Kunar, Nangarhar, Logar en Wardak meer veiligheidsincidenten dan in 2011.

Risicoprofielen

UNHCR heeft enkele risico profielen opgesteld. Asielaanvragen afkomstig van een van deze profielen dienen met de  nodige omzichtigheid onderzocht te worden.
Ten aanzien van de richtlijnen uit 2010 zijn 2 nieuwe categorieën opgenomen. Dit zijn jongens en mannen die de leeftijd hebben om te vechten en zakenmannen/ mensen met substantiële financiële middelen.
Ook werd aan de categorie van etnische groepen expliciet toegevoegd dat Kuchi’s Hazara’s, de Jat gemeenschap en grondtwisten met een etnische dimensie aandacht behoeven.

 

Intern vluchtalternatief

UNHCR duidt er onder meer op dat een intern vluchtalternatief niet bestaat in gebieden waar het conflict actief is. In tegenstelling tot de richtlijnen van 2010 wordt niet vermeldt in welke specifieke  gebieden een interen vluchtalternatief uitgesloten is.

 

Uitsluiting van de vluchtelingenstatus

Ook zijn de categorieën van uitsluiting van de vluchtelingenstatus uitgebreid. Nu ook kunnen de (voormalige) leden van het ANSF, paramilitaire groepen en milities en georganiseerde misdaad uitgesloten worden van de vluchtelingenstatus.

 

Bron: UNHCR Guidelines Afghanistan 

 

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

 

9. Wettelijke regeling statuut NBEV nodig volgens GwH

Het Grondwettelijk Hof oordeelde in haar arrest nr. 106/2013 van 18 juli 2013 dat het gebrek aan wetsbepalingen die het statuut van de niet-begeleide Europese minderjarigen afkomstig uit een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (NBEM) verduidelijken en vastleggen, een discriminatie uitmaakt.

De toestand van NBEM wordt geregeld door een omzendbrief, terwijl het statuut van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen van buiten de EER (NBMV) geregeld wordt in een wet.
Ook wordt voor NBMV voorzien in een voogdij terwijl dat voor NBEM niet geval is.

Het Hof stelde dat het niet vereist is dat op beide categorieën van niet-begeleide minderjarigen dezelfde regels van toepassing zijn. Maar een omzendbrief volstaat volgens het Hof niet om de bescherming van niet-begeleide Europese minderjarigen te verzekeren als zij zich in een kwetsbare situatie bevinden. De omzendbrief van 2 augustus 2007 betreffende de niet-begeleide Europese minderjarigen in kwetsbare toestand voorziet immers enkel in modaliteiten betreffende de interne organisatie van de administratie, nl. voor het signaleren van die minderjarigen bij de FOD Justitie en de Dienst Vreemdelingenzaken. Hij biedt bovendien niet dezelfde waarborgen van rechtszekerheid als een wet. Met een omzendbrief is niet voldaan aan de wettigheidsvereiste. 

De discriminatie die bestaat uit een gebrek aan effectieve rechtsbescherming voor NBEM, kan volgens het Hof enkel verholpen worden door een optreden van de wetgever. Bij het uitwerken van een beschermingsregeling moet de wetgever rekening houden met de specificiteiten die voortvloeien uit het Unierecht. 

Verder verduidelijkt het Hof dat de overheid steeds een aantal grondwettelijke en internationaalrechtelijke waarborgen in acht moet nemen, ook al vinden die niet uitdrukkelijk hun weerslag in nationale bepalingen.

 

Wanneer de overheid een niet-begeleide minderjarige verhoort, moet ze bij het verhoor rekening houden met de leeftijd en het onderscheidingsvermogen van het kind alsook met zijn wil om al dan niet gehoord te worden. De overheid moet het verhoor ook afnemen met het oog op het bepalen van een duurzame oplossing die is aangepast aan de situatie van de minderjarige.

Bij elke door de minister of zijn gemachtigde genomen beslissing moet rekening worden gehouden met het hoger belang van het kind.

 

Bronnen:

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

10. MediPrima modeldocumenten van POD MI

De POD Maatschappelijke Integratie levert pedagogisch materiaal en modeldocumenten zodat de OCMW’s op 1 oktober 2013 kunnen starten met Mediprima. Verpleeginstellingen starten later 1 januari 2014. 

Wat is Mediprima?
MediPrima is het IT-systeem dat het mogelijk maakt om de beslissingen tot tenlasteneming van de medische hulp door de  OCMW’s te beheren.
De invoering van dit computersysteem verloopt in fases. In de eerste fase komen enkel de facturen van de verzorgingsinstellingen voor de patiënten die OCMW-steun genieten die niet verzekerd, noch verzekerbaar zijn. Dit zijn hoofdzakelijk mensen zonder wettig verblijf, wie een ontvankelijke 9ter heeft en de asielzoekers in een LOI.

 

Timing

  • Op 1 oktober 2013 gaan alle OCMW's in productie.
  • Op 1 januari 2014 zijn alle ziekenhuizen klaar om de prestaties van de gebruikers van fase 1 te factureren in het nieuwe systeem.

Modeldocumenten
De POD MI beveelt aan om met dezelfde modeldocumenten te werken zodat het voor iedereen overzichtelijk wordt.

  • Verbindingsfiche (vertrouwelijk verwijsformulier)
    Met dit document geeft het ziekenhuis een aantal algemene gegevens aan het OCMW. Dit document wordt gebruikt wanneer de zorgen niet dringend zijn en de persoon zich eerst naar het OCMW kan begeven.
  • Fiche sociaal onderzoek (Sociaal onderzoek in geval van dringende zorgen/opname)
    Met dit document geeft het ziekenhuis een aantal gegevens van het eigen sociaal onderzoek aan het OCMW. Het OCMW kan op deze gegevens verder werken. Dit document wordt gebruikt wanneer de persoon zich niet eerst naar het OCMW kan begeven.
  • Formulier inzake tenlastneming medische kosten
    Dit document kan aan een behoeftige persoon meegegeven worden die over geen enkel officieel document beschikt waarop zijn INSZ wordt vermeld. Aangezien het INSZ onontbeerlijk is voor de zorgverstrekker (zonder INSZ kan hij immers de gegevensbank niet consulteren), werd dit modeldocument uitgewerkt. Op dit document wordt er  verder geen informatie rond de genomen OCMW-beslissing vermeld!
  • Attest dringende medische hulp voor de zorgverstrekker
    Dit attest dient de zorgverstrekkers te gebruiken wanneer het medische hulp betreft voor een illegaal in het Rijk verblijvende persoon

>> Bekijk extra info van de POD MI (de richtlijnen voor verpleeginstelling, gebruikershandleiding, … )
>> Lees meer over Mediprima 

 

Bericht van Kruispunt Migratie-Integratie vzw

 

11. Drie brieven over repatriëring gedurende asielberoep in Polen

In drie brieven van Poolse instanties wordt ingegaan op de problematiek dat asielzoekers soms gedurende het beroep in de Poolse asielprocedure worden gerepatrieerd, voordat de rechter een uitspraak heeft gedaan op hun verzoek om opschorting. De brieven zijn van belang voor procedures tegen een dreigende Dublin-overdracht naar Polen.

 

De brieven zijn beschikbaar op VluchtWeb van VluchtelingenWerk Nederland en zijn voorzien van een Engelse vertaling:

  • Brief van de president van de rechtbank van 23 april 2013
  • Brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken van 19 april 2012
  • Brief van de plaatsvervangend commandant Grensbewaking van 9 januari 2013

Bron: Update nr. 30, jaargang 19, 31 juli 2013, Vluchtelingenwerk Nederland 

 

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen

 

12. BCHV lijst van prioritaire dossiers vernieuwd

De dienst Asiel van het Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen heeft de lijst bijgewerkt van dossiers waarop ze de volgende maanden prioritair zullen werken. De lijst is ingegaan op 1 juli 2013 >>bekijk de BCHV prioriteiten.

 

Bericht van Vluchtelingenwerk Vlaanderen